1.5.Op 16 oktober 2018 is namens eiseres een verzoek gedaan “om beslissing over de Ziektewet-uitkering (voor eigenrisicodragers)”. Als advies is, met verwijzing naar de spreekuurrapportage van de bedrijfsarts, in dat verzoek vermeld:
“Verzoek tot beschikking weigering ziekengeld vanaf 27-08-2018. Di is de eerste dag dat [derde-partij] in het vangnet van de ZW viel. De bedrijfsarts heeft in zijn spreekuurrapportage beschreven dat verzekerde ziek was voor aanvang dienstverband.”
In een brief van 8 februari 2019, waarin de huidige gemachtigde van eiseres de behandeling overneemt, heeft deze toegelicht dat er per 27 augustus 2018 misschien wel recht op ZW-uitkering bestaat, maar niet ten laste van eiseres als eigenrisicodrager omdat als de eerste dag van ongeschiktheid geldt de eerste dag van ziekmelding vanuit de Werkloosheidswet (WW) én er sprake is van mislukte werkhervatting.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres meegedeeld, dat het UWV aan de hand van de door eiseres verstrekte informatie heeft beoordeeld, dat recht op ZW-uitkering bestaat per 5 juli 2018 (eerste arbeidsongeschiktheidsdag) op grond van artikel 29, tweede lid aanhef en onder c van de ZW ten laste van eiseres. Daarmee is kennelijk beslist dat deze uitkering gaat ten laste van eiseres als eigenrisicodrager.
In een brief van 17 mei 2019 heeft verweerder vervolgens ter correctie aangegeven dat hij van plan is de datum 5 juli 2018 als aanvangsdatum van het recht op ZW-uitkering te herzien in 27 augustus 2018.
3. In het bezwaarschrift en latere aanvulling daarop, tegen deze beschikking voert de gemachtigde van eiseres aan, dat verweerder ten onrechte uitgaat van een zelfstandig recht per 27 augustus 2018, omdat (samengevat) er sprake is van doorlopende ongeschiktheid (aangevangen op 9 maart 2018 vanuit de WW), van mislukte werkhervatting en samengesteld verzuim. Gewezen wordt ook op het advies van de bedrijfsarts, dat de werknemer had beschermd moeten worden tegen werkhervatting. Op verzoek van eiseres heeft verweerder de “spreekuurrapportage (incl. medische informatie)” van 27 september 2018 van de bedrijfsarts [naam bedrijfarts] opgevraagd.
4. In het nu bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en beslist dat de werknemer eerst vanaf 27 augustus 2018 recht heeft op een ZW-uitkering. Hij heeft het standpunt gehandhaafd, dat de uitkering op grond van artikel 29, tweede lid aanhef en onder c van de ZW ten laste komt van eiseres als eigenrisicodrager. Verweerder beschouwt het werk als [functie 1] als maatstaf van “zijn arbeid” in de zin van de Ziektewet, ook al heeft de werknemer maar kort in die functie gewerkt. Zowel verzekeringsarts als re-integratiebegeleider waren in mei 2018 bekend met werkhervatting (voor 24 uren per week) en uit niets blijkt dat dit is ontraden of er anderszins een beletsel was.
5. In beroep stelt eiseres, hier summier samengevat, zich op het standpunt, dat er sprake is van een eerdere datum van ongeschiktheid van de werknemer dan waarvan verweerder is uitgegaan, namelijk 9 maart 2018, de datum ziekmelding vanuit de WW. Daarom is de maatstaf “zijn arbeid” niet het werk als [functie 1] maar dat van [functie 2] , is er sprake van doorlopende arbeidsongeschiktheid, van mislukte werkhervatting en samengesteld verzuim. Eiseres gaat in op betekenis en uitleg van een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die betrekking hebben op procedures als hier aan de orde.
6. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld, dat de ZW-uitkering van voormalige werknemer van eiseres vanaf 27 augustus 2018 op grond van artikel 29, tweede lid aanhef en onder c van de ZW ten laste komt van eiseres als eigenrisicodrager.
7. De rechtbank overweegt ter beantwoording van die vraag het volgende.