ECLI:NL:CRVB:2018:2029
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsongeschiktheid en uitkeringsrecht van werknemer bij uitzendorganisatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van een werknemer die in dienst was bij een uitzendorganisatie. De werknemer had zich op 6 mei 2013 ziek gemeld, maar de uitzendorganisatie betwistte de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en stelde dat de werknemer al eerder arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag terecht op 6 mei 2013 was vastgesteld, omdat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd dat de werknemer al voor zijn indiensttreding arbeidsongeschikt was. De Raad bevestigde dat het Uwv zich terecht op het standpunt had gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet duurzaam was, omdat er nog behandelmogelijkheden waren en er een redelijke verwachting was op verbetering van de belastbaarheid. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de proceskostenveroordeling en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor werkgevers om voldoende bewijs te leveren bij het betwisten van arbeidsongeschiktheid en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag.