ECLI:NL:CRVB:2017:2465
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de ongeschiktheid van werkneemster voor haar arbeid en de verplichtingen van een eigenrisicodrager in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een uitzendorganisatie (appellante) tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van een werkneemster. De werkneemster is op 17 oktober 2011 in dienst getreden bij de appellante en heeft zich op 8 februari 2012 ziek gemeld. De appellante stelt dat de werkneemster al voor haar indiensttreding arbeidsongeschikt was en dat de Uwv ten onrechte 8 februari 2012 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag heeft vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidt tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de appellante tijdig hoger beroep heeft ingesteld en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad stelt vast dat er geen bewijs is dat de werkneemster recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De Raad benadrukt dat de verplichtingen van een eigenrisicodrager, zoals de appellante, zijn vastgelegd in de ZW en dat deze verplichtingen ook gelden bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeert dat de werkneemster geen belang heeft bij de beoordeling van de gronden in het incidenteel hoger beroep, aangezien de appellante haar ongeschiktheid op en na 28 oktober 2013 niet langer ter discussie heeft gesteld.