Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde] ,
DE (GEZAMELIJKE) ERFGENAMEN IN DE NALATENSCHAP VAN WIJLEN [partner gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaarding met (nagezonden) producties 1 tot en met 24
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3
- de oproepbrief van deze rechtbank van 25 november 2020 voor de mondelinge
- de mondelinge behandeling, gehouden op 1 maart 2021 waarbij zijn verschenen:
- de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling voorgedragen spreekaantekeningen van mr. Berkhout en pleitnotitie van mr. Bergmans.
2.De feiten
- drie varkensstallen met ondergrond, erf, omliggende landbouwgrond, stalinrichting, voer- en klimaatinstallaties, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] ,
- de inventaris van genoemde opstallen,
- de op het moment van levering in de varkenshokken aanwezige levende have,
- twee kalkoenenstallen met ondergrond, erf, omliggende landbouwgrond, stalinrichting, voer- en klimaatinstallaties, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] ,
- de inventaris van genoemde opstallen.
De juridische levering van voornoemde zaken vond plaats op 26 april 2007. In de akte van levering wordt [gedaagde] , samen met [partner gedaagde] en de vennootschap [naam vennootschap] , aangeduid als verkoper.
24 september 2013, gericht aan [gedaagde] en [partner gedaagde] , klaagt [gedaagde] over het gebruik van asbesthoudende platen in de vloer van de vleesvarkensstal en stelt zich daarbij op het standpunt dat sprake is van non-conformiteit, omdat de vleesvarkensstal niet de eigenschappen bezit die hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Wegens gebrek aan bewijs dat sprake zou zijn van asbest hebben [gedaagde] en [partner gedaagde] aansprakelijkheid afgewezen bij brief van 3 oktober 2013.
17 februari 2014heeft [gedaagde] de conclusies met [partner gedaagde] gedeeld, waarop [partner gedaagde] bij brief van 25 februari 2014 opnieuw aangaf aansprakelijkheid voor de aanwezige asbest af te wijzen.
7 januari 2015heeft [gedaagde] herhaald dat hij [partner gedaagde] aansprakelijk hield voor de aanwezigheid van asbest. Daarop reageerde [partner gedaagde] bij brief van 14 januari 2015 met de mededeling bij zijn afwijzend standpunt te blijven.
21 september 2015werd [partner gedaagde] nogmaals aangeschreven door [gedaagde] , waarbij werd opgemerkt dat [partner gedaagde] en [gedaagde] die brief als een uitdrukkelijke stuiting van de toepasselijke verjaringstermijnen diende te beschouwen. Bij brief van 2 oktober 2015 verwees [partner gedaagde] naar zijn afwijzende brief van 14 januari 2015.
18 september 2017werd [gedaagde] opnieuw aangeschreven, waarbij de schadeonderbouwing van Dekra werd gevoegd, [gedaagde] en [partner gedaagde] andermaal aansprakelijk werd gesteld voor de schade als gevolg van de aanwezigheid van asbest en een voorstel voor een minnelijke regeling werd gedaan.
5 maart 2019wordt door [gedaagde] nog een concreet laatste schikkingsvoorstel gedaan, bij welke gelegenheid niet alleen melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van asbest, maar ook van gebreken aan de kelderwanden (namelijk kalkstenen kelderwanden die geen bescherming bieden tegen inwerking van zouten en zuren uit varkensmest) die een normaal gebruik daarvan in de weg staan. Op dit voorstel zijn [partner gedaagde] en [gedaagde] niet ingegaan.
28 februari 2020nogmaals aangeschreven, waarop wederom negatief werd gereageerd. Daarna heeft [gedaagde] onderhavige procedure opgestart.
3.Het geschil
primair:
een verklaring voor recht dat [partner gedaagde] c.s. aansprakelijk zijn voor de door [gedaagde] geleden schade als gevolg van de door [gedaagden] c.s. gepleegde wanprestatie en [gedaagden] c.s. hoofdelijk te veroordelen een bedrag van € 158.107,80 inclusief btw, vermeerderd met rente, aan [gedaagde] te voldoen,
gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst van 9 januari 2007, in die zin dat de koopprijs wordt verminderd met € 158.107,80 inclusief btw vermeerderd met rente, zodat in feite [partner gedaagde] c.s. dit bedrag (althans een in goede justitie te betalen bedrag) nog aan [gedaagde] dienen te betalen,
meer subsidiair:
a. een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst van 9 januari 2007 onder invloed van dwaling tot stand is gekomen,
b. de gevolgen van de koopovereenkomst te wijzigen in dier voege dat de koopprijs wordt verminderd met € 158.107,80 inclusief btw vermeerderd met rente, zodat in feite [gedaagden] c.s. dit bedrag (althans een in goede justitie te betalen bedrag) nog aan [gedaagde] dienen te betalen,
uiterst subsidiair:
a. een verklaring voor recht dat [gedaagden] c.s. is gehouden tot vergoeding van de door [gedaagde] geleden schade op grond van onrechtmatige daad,
4.De beoordeling
II.a Gebrek 1: de kelderwanden
- het beroep op de klachtplicht
- het beroep op verjaring
- de gestelde tekortkoming
Verder geldt dat in artikel 4.1. van de koopovereenkomst is bepaald dat de onroerende zaken in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bevinden bij het totstandkomen van de overeenkomst met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken. Daaronder valt dus ook niet direct zichtbare asbest. In artikel 4.4. is vervolgens bepaald dat koper verklaart dat hij volledig in de gelegenheid is gesteld de staat van het verkochte voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst te inspecteren en dat partijen vaststellen dat verkoper niet meer garanties verstrekt, dan in de overeenkomst is bepaald omtrent de staat van het verkochte en dat het ontbreken hiervan in de koopsom is verdisconteerd. In artikel 4.5. staat dat de koper het recht heeft voor het passeren van de akte van levering het gekochte van binnen en van buiten te inspecteren.
In de koopovereenkomst is dus specifiek opgenomen dat er geen garanties worden verstrekt en dat het ontbreken daarvan in de koopsom zit verdisconteerd en dat de koper alle gelegenheid heeft om de onroerende zaken nader te (laten) onderzoeken. De “onderzoeksplicht” bij non-conformiteit ligt besloten in de zinsneden "die de koper … mocht verwachten" en "waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen" in artikel 7:17 lid 2 BW. Indien de koper twijfelt of had behoren te twijfelen omtrent de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap (te weten de afwezigheid van asbest) mag van hem verwacht worden dat hij daarnaar nader onderzoek doet. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak sprake omdat vast staat dat [partner gedaagde] heeft verteld dat er in de varkensstallen asbest is verwerkt, dat het een oude stal gebouwd voor 1994 betrof, geen garanties op dit punt werden verstrekt en dat de afwezigheid van garanties in de koopprijs was verdisconteerd. Bovendien staat in het rapport van A&M dat de asbesthoudende golfplaten op een paar plaatsen in de stal wel zichtbaar waren. Het verweer zijdens [gedaagde] dat [gedaagde] onder de gegeven omstandigheden en gelet op voornoemde bepalingen in de koopovereenkomst dus niet erop had mogen vertrouwen dat de stallen ten tijde van de koop (behoudens asbest in het dak) asbestvrij zouden zijn, slaagt derhalve.
opzettelijkeen feit heeft verzwegen dat hij verplicht was mede te delen. [gedaagde] heeft dat betwist. Nu [gedaagde] deze grondslag verder in het geheel niet heeft onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen.
- griffierecht € 1.639,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 5.179,00
NJ1976, 62 is uitgesproken, en bij ambtshalve door de rechter te hanteren weren. Zie HR 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2911(
Spektrum/Van der Valk) en de noot van J.B.M. Vrancken onder dit arrest. Ook indien moet worden uitgegaan van hoofdelijke verbondenheid, brengt zulks niet mee dat ten aanzien van alle schuldenaren in dezelfde zin moet worden beslist. Hoofdelijke verbintenissen zijn namelijk zelfstandige vorderingsrechten, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00))