In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 januari 2020 uitspraak gedaan over de aan Stichting Wonen Limburg opgelegde aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2014. De rechtbank oordeelde dat de aanslag rechtmatig was opgelegd, ondanks het beroep van eiseres op een bevoegdheidsgebrek en het gelijkheidsbeginsel. Eiseres, een woningbouwvereniging, stelde dat de aanslag onbevoegd was opgelegd door de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg (BsGW) en dat de verordening niet correct was gepubliceerd. De rechtbank concludeerde dat de verordening in overeenstemming met de Gemeentewet was bekendgemaakt en dat het bevoegdheidsgebrek was hersteld door een later besluit van het college van burgemeester en wethouders. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de rechtbank voldoende aannemelijk achtte dat de niet-betrokken objecten geen directe aansluiting op de gemeentelijke riolering hadden. Ook het beroep op de overschrijding van de opbrengstlimiet werd afgewezen, omdat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten uitkwamen. Tot slot werd het beroep van eiseres op strijdigheid met de Kaderrichtlijn Water verworpen, omdat de rechtbank eerder had geoordeeld dat het heffen van rioolheffing van de eigenaar niet in strijd is met deze richtlijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.