ECLI:NL:RVS:2014:792

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
201307593/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kleine kernen 2 en de mogelijkheid voor woningbouw in Halle

Op 5 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante en de raad van de gemeente Bronckhorst. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Kleine kernen 2', dat op 30 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het plan geen mogelijkheden biedt voor woningbouw op haar percelen achter locatie A en B in Halle. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er beleidsvrijheid is bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de Afdeling deze beslissingen terughoudend toetst. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 27 januari 2014, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door ir. L.E. Brouwer en de raad door mr. A.J. IJsseldijk.

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening heeft gehouden met de verwachte bevolkingskrimp en de Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2020, die het aantal te bouwen woningen in de gemeente heeft beperkt. Appellante stelt dat er al sinds 2001 plannen voor woningbouw bestaan en dat er een intentieovereenkomst met de gemeente is gesloten. De raad heeft echter gesteld dat deze intentieovereenkomst niet van doorslaggevend gewicht is en dat er nog steeds bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden op het perceel B.

De Afdeling concludeert dat het bestreden besluit voor het plandeel met de bestemming 'Wonen' dat ziet op de gronden achter locatie A en B, is genomen in strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van appellante is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de raad is opgedragen om binnen vier weken een nieuw plan vast te stellen. De raad is ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de raad om zorgvuldig om te gaan met de belangen van appellanten bij de vaststelling van bestemmingsplannen.

Uitspraak

201307593/1/R2.
Datum uitspraak: 5 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Bronckhorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kleine kernen 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door ir. L.E. Brouwer, en bijgestaan door D. Visser, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting gehoord [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel ruimtelijk-juridisch kader voor een aantal kleine kernen, waaronder de kern Halle. Hierbij staat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige structuur voorop.
3. [ appellante] stelt dat het plan voor haar percelen achter [locatie A] en [locatie B] te Halle ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid voor woningbouw. Zij voert hiertoe aan dat voor de woningbouw al sinds 2001 bij het gemeentebestuur bekende plannen bestaan. Bovendien heeft [appellante] op 5 april 2004 een intentieovereenkomst met de gemeente gesloten ten behoeve van de realisatie van 8 woningen ter plaatse. Voorts voert [appellante] aan dat de raad ten onrechte verwijst naar de in 2010 vastgestelde woningbouwlijst, terwijl voor het perceel Schoolstraat 2 te Hengelo wel van die lijst is afgeweken. Tevens is er nog wel ruimte op die lijst voor nieuwe woningen, zo heeft zij ter zitting betoogd. Daarnaast stelt [appellante] in verband met de bouwplannen dat het plan voor het achterste gedeelte van het aangrenzende perceel [locatie B] ten onrechte in een algemene bedrijfsbestemming voorziet. Zij brengt hierover naar voren dat ter plaatse reeds geruime tijd geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden en dat op zijn minst in een passende maatbestemming had moeten worden voorzien.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat al in 2010 is besloten alle nieuwe bouwaanvragen aan te houden in verband met een aanpassing van de woningbouwplanning wegens de verwachte bevolkingskrimp. Op grond van de daarna vastgestelde Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2020 kunnen in de gemeente in de planperiode nog maar 385 woningen worden gebouwd in plaats van 1200. Daarom is een heel aantal plannen geannuleerd en is in dat verband ook schadevergoeding betaald. Met projectontwikkelaars en eigenaren van percelen met kleinere bouwplannen heeft hierover geen overleg plaatsgevonden. Ter zitting heeft de raad hieraan nog toegevoegd dat er nog meer dan 385 woningen op de vastgestelde woningbouwlijst staan en dat er dus in de komende tien jaar nog meer bouwmogelijkheden moeten worden geschrapt. Over de overeenkomst stelt de raad dat een intentieovereenkomst die is gesloten met de gemeente in het kader van een bestemmingsplanprocedure niet van doorslaggevend gewicht kan zijn. Voorts is de situatie niet vergelijkbaar met het perceel Schoolstraat 2 te Hengelo. Daarnaast vinden op het perceel [locatie B] nog steeds bedrijfsmatige activiteiten plaats, daarom is ter plaatse een bedrijfsbestemming voorzien. Daarbij zijn alleen bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, aldus de raad.
5. Het plan voorziet voor de gronden van [appellante] achter [locatie A] en [locatie B] in de bestemming "Wonen" zonder bouwvlak. Voor het achterste deel van het perceel [locatie B] voorziet het plan in de bestemming "Bedrijf" met een bouwvlak.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder 4.1.1, aanhef en sub a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
Ingevolge lid 4.1, onder 4.1.2, sub a, zijn bedrijven uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage.
Ingevolge artikel 16, lid 16.1, onder 16.1.1, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor woondoeleinden, bed & breakfast, nutsvoorzieningen en dierenverblijf, één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 16.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
Ingevolge lid 16.2, onder 16.2.2, sub a, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
5.1. In november 2011 heeft de raad op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) kennis gegeven van de voorgenomen herziening van de bestemmingsplannen in verband met het naar beneden bijstellen van de in die plannen mogelijk gemaakte hoeveelheid nieuwe woningen.
Bij deze kennisgeving is een lijst van woningen gevoegd die in principe tot de toe te voegen woningbouwcapaciteit kunnen worden gerekend.
6. Ter zitting is komen vast te staan dat op het achterste deel van het perceel [locatie B] activiteiten voor een houtbewerkingsbedrijf plaatsvinden. Het ter plaatse aanwezige gebouw is ook als zodanig ingericht. Gelet hierop faalt het betoog dat ter plaatse geen bedrijf meer aanwezig is.
Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het opnieuw als zodanig bestemmen van het bestaande bedrijf niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. Hiertoe overweegt de Afdeling dat het een reeds geruime tijd legaal aanwezig bedrijf betreft dat tevens door andere wettelijke regelingen wordt gereguleerd en dat de planregels in verband met het bedrijf alleen bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toelaten.
Het beroep is in zoverre ongegrond.
7. Wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" zonder bouwvlak heeft [appellante] erop gewezen dat recent nog bouwmogelijkheden van de woningbouwlijst zijn geschrapt. Hiertoe overweegt de Afdeling het volgende. Deze door [appellante] gestelde wijzigingen van de lijst dateren van na de vaststelling van het plan en kunnen daarom, gelet op het feit dat de toetsing van het bestreden besluit door de Afdeling wordt verricht aan de hand van de feiten zoals die zich voordeden en het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, niet worden betrokken bij het thans voorliggende geschil.
7.1. Over de eerdere wijzigingen van de lijst heeft de raad ter zitting toegelicht dat voor de gemeente Bronckhorst een woningbouwcontingent van 385 woningen tot januari 2020 is vastgesteld en dat op de woningbouwlijst nog te veel woningbouwplannen stonden. De omstandigheid dat ten tijde van het bestreden besluit al woningbouwplannen van de lijst waren geschrapt, maakt volgens de raad dan ook niet dat er ruimte is binnen het contingent om andere bouwplannen mogelijk te maken. De Afdeling stelt echter vast dat op de woningbouwlijst van november 2011 in totaal 380 woningen zijn vermeld. De woningbouwlijst laat derhalve nog wel ruimte voor andere bouwplannen dan de bouwplannen die op de lijst zijn vermeld. Nu de raad ter zitting heeft verklaard dat de beslissing om op de percelen van [appellante] in het geheel geen woningbouw mogelijk te maken in essentie is gebaseerd op de vastgestelde woningbouwlijst, is de Afdeling van oordeel dat de raad het bestreden besluit niet met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid heeft voorbereid. Overigens merkt de Afdeling nog op dat tevens niet is komen vast te staan of en in hoeverre de door [appellante] gewenste woningbouw wordt belemmerd door de aanwezigheid van het houtbewerkingsbedrijf op het perceel [locatie B].
7.2. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" dat ziet op de gronden achter [locatie A] en [locatie B] te Halle, kadastraal bekend als gemeente Zelhem, sectie […], nummers […] en […], is genomen in strijd met 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient op dit punt te worden vernietigd.
8. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.
9. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
10. Ten aanzien van [appellante] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [partij] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bronckhorst van 30 mei 2013, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" dat ziet op de gronden achter [locatie A] en [locatie B] te Halle, kadastraal bekend als gemeente Zelhem, sectie […], nummers […] en […];
III. draagt de raad van de gemeente Bronckhorst op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde plandeel onder II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. draagt de raad van de gemeente Bronckhorst op om binnen 9 maanden na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
V. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Bronckhorst tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.019,36 (zegge: duizendnegentien euro en zesendertig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Bronckhorst aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014
545.