In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 januari 2020 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een aanslag rioolheffing opgelegd aan Woningvereniging Nederweert. De rechtbank oordeelde dat de aanslag, die betrekking had op 1.476 percelen, niet onbevoegd was opgelegd, ondanks de bezwaren van eiseres over de bevoegdheid van de heffingsambtenaar. De rechtbank stelde vast dat de verordening op de rioolheffing in overeenstemming met de Gemeentewet was bekendgemaakt en in werking was getreden. Eiseres had betoogd dat de verordening niet verbindend was ten tijde van de aanslag, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat er geen relevante overschrijding van de opbrengstlimiet was. De rechtbank concludeerde dat de aanslag niet in strijd was met artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water, aangezien de gemeentelijke wetgever de eigenaar als vervuiler mocht aanmerken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.