In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar. De heffingsambtenaar had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Het bezwaar van de belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank behandelt de vraag of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat de bezwaartermijn van zes weken was verstreken en dat de heffingsambtenaar niet had gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. De rechtbank overweegt dat een niet-ontvankelijkverklaring achterwege kan blijven als er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, maar oordeelt dat de belanghebbende geen feiten heeft aangevoerd die deze verschoonbaarheid onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht moet vergoeden en dat de Staat een vergoeding voor immateriële schade van € 500 aan de belanghebbende moet betalen. Tevens worden de proceskosten van de belanghebbende vastgesteld op € 218,75.