ECLI:NL:RBGEL:2021:3479

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3724 e.v.
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd aan een vennootschap onder firma die handelt in gouden sieraden en sloopgoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die zijn opgelegd aan een vennootschap onder firma (vof) die zich bezighoudt met de inkoop en verkoop van gouden sieraden en sloopgoud. De vof, gedreven door een man en vrouw, koopt voornamelijk gouden sieraden in bij een handelaar in Dubai en verkoopt deze aan zowel ondernemingen als particulieren in Nederland en Europa. Daarnaast koopt de vof sloopgoud in, dat wordt omgesmolten tot baren goud en geëxporteerd naar Dubai. De Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen opgelegd na een boekenonderzoek, waarbij werd vastgesteld dat de vereiste aangiften niet waren gedaan, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank oordeelt dat de beroepen van de eiseres gegrond zijn, omdat de redelijke schatting van de Belastingdienst te hoog was. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015 verminderd en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig aangepast. Tevens is er een schadevergoeding voor immateriële schade toegekend aan de eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 19/3724, 19/3726, 19/3727 en 19/3729 tot en met 19/3733

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [plaatsnaam] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:
  • Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2012, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.125.807. Tevens is bij beschikking € 120.552 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) 2012, berekend naar een bijdrage inkomen van € 50.064. Tevens is bij beschikking € 223 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag IB/PVV 2013, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 961.106. Tevens is bij beschikking € 87.896 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag ZVW 2013, berekend naar een bijdrage inkomen van € 50.853. Tevens is bij beschikking € 316 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag IB/PVV 2014, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 452.299. Tevens is bij beschikking € 31.297 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag ZVW 2014, berekend naar een bijdrage inkomen van € 51.414. Tevens is bij beschikking € 243 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag IB/PVV 2015, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 453.924. Tevens is bij beschikking € 22.366 aan belastingrente in rekening gebracht;
  • Navorderingsaanslag ZVW 2015, berekend naar een bijdrage inkomen van € 51.976. Tevens is bij beschikking € 132 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 mei 2019 de navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 28 juni 2019, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting (enkelvoudig) heeft plaatsgevonden op 4 december 2020. Namens eiseres is verschenen [persoon A] (zoon van eiseres), bijgestaan door de gemachtigde en haar kantoorgenoot [persoon B] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] .
De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verwezen naar de meervoudige kamer.
Verweerder heeft vervolgens vóór de tweede zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2021. Eiseres is tezamen met [naam echtgenoot] (echtgenoot) en [persoon A] (zoon van eiseres) verschenen, zij zijn bijgestaan door de gemachtigde en haar kantoorgenoot [persoon B] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] .
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
De beroepen met de zaaknummers 19/3734 tot en met 19/3736 en 19/3738 tot en met 19/3742 van [naam echtgenoot] en de beroepen met de zaaknummers 19/3787 en 19/3789 van [B.V.] zijn gelijktijdig en gezamenlijk met deze zaken op zitting behandeld.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenote). Eiseres en haar echtgenoot drijven onder de naam [naam VOF] (VOF) een onderneming in firmaverband. Eiseres en haar echtgenoot zijn ieder voor de helft gerechtigd tot de winst van de VOF.
2. De ondernemingsactiviteiten van de VOF bestaan uit de inkoop en verkoop van (voornamelijk) gouden sieraden. De VOF koopt nieuwe sieraden in bij de handelaar [naam handelaar] die in Dubai is gevestigd en verkoopt sieraden aan ondernemingen in Nederland en Europa en aan particulieren. Daarnaast koopt de VOF sieraden in, die zogenoemd sloopgoud opleveren. Het sloopgoud wordt voor een deel door de VOF omgesmolten tot baren goud die vervolgens weer worden geëxporteerd naar Dubai, naar [naam handelaar] . Het overige sloopgoud wordt verkocht aan de firma [firma] te [plaatsnaam] of door [firma] omgesmolten, gezuiverd en weer teruggeleverd aan de VOF.
3. De VOF heeft jaarlijks de goudvoorraad geïnventariseerd tegen de inkoopprijzen per gram:
Voorraad in gewicht (gram)
Inkoopprijs per gram
2012
32.206,0
€ 22,00
2013
41.150,0
€ 28,25
2014
46.906,5
€ 28,25
2015
48.432,0
€ 26,25
4. Verweerder heeft over de jaren 2005 en 2006 een boekenonderzoek ingesteld bij de VOF en de bevindingen daarvan neergelegd in het controlerapport van 18 september 2007. In dat controlerapport is onder meer het volgende vermeld:
“1 .1 .4 Gebreken in de administratie
Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:
- De kasadministratie vormt geen betrouwbare basis voor de winstberekening. Voor nadere onderbouwing zie het hoofdstuk Kasverantwoording.
Inkopen zijn gedeeltelijk niet geboekt.”
5. Eiseres heeft over de jaren 2012 tot met 2015 aangiften IB/PVV ingediend naar verzamelinkomens van respectievelijk € 28.438, € 15.634, € 18.340 en € 21.478.
6. De aanslagen IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2015 zijn conform de ingediende aangiften opgelegd.
7. Op 16 januari 2017 heeft verweerder een bedrijfsgesprek bij de VOF aangekondigd. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 7 februari 2017.
8. Op 6 april 2017 heeft verweerder een controle aangekondigd bij de VOF. De controle heeft geleid tot het controlerapport van 28 november 2018. Dit controlerapport maakt onderdeel uit van de gedingstukken.
9. In het controlerapport staan onder meer de volgende bevindingen:
“(…)
5.2
Voorraden
Op basis van goed koopmansgebruik worden voorraden in de Nederlandse jaarverslaggeving gewaardeerd tegen historische kostprijs, of (indien daar reden toe is) tegen een lagere marktwaarde van dat moment.

Inventarisatie

Jaarlijks inventariseert [echtgenoot] zijn voorraad. Daarbij worden gewichten geregistreerd op handgeschreven formulieren, waarvan een kopie van het jaar 2012 als voorbeeld in bijlage 3 is opgenomen. De inventarisaties van de overige jaren zijn van gelijke strekking. Per ultimo van de jaren 2012-2015 betreffen de voorraden gouden sieraden volgens opgave van [echtgenoot] respectievelijk 32.206, 41.150, 46.906,5 en 48.432 gram.
(…)
In het kader van dit onderzoek is de beoordeling van de juiste waardering van de voorraad beperkt tot de voorraad gouden sieraden, aangezien deze productgroep verreweg de omvangrijkste is. De door [echtgenoot] gehanteerde prijzen per gram bedragen in de jaren 2012 tot en met 2015 respectievelijk bedragen van:
€ 22,00, € 28,25, € 28,25 en € 26,50.
Uit de wijze waarop [echtgenoot] zijn voorraadinventarisatie heeft vastgelegd, valt niet af te leiden op welk moment en voor welk bedrag de sieraden zijn ingekocht. Een exacte inkoopprijs valt derhalve niet eenduidig uit de gevoerde administratie vast te stellen. Het is echter reëel te veronderstellen dat de voorraad voornamelijk bestaat uit collecties die in het daaraan voorafgaande jaar zijn ingekocht. Aanvullend zou het niet reëel zijn te veronderstellen dat oudere collecties (ingekocht tegen een gestelde lagere prijs in het verleden) niet worden verkocht als sloopgoud, als de marktwaarde daarvan (door een stijgende wereldkoers) meer bedraagt dan de destijds betaalde inkoopwaarde.
Bij de waardebepaling van de voorraad gouden sieraden is door ons dan ook (bij gebrek aan gedetailleerde vastleggingen) uitgegaan van de gemiddelde inkoopprijs van dat lopende jaar. De gemiddelde inkoopprijzen in de jaren 2012-2015 bedragen respectievelijk € 36,01, € 32,97, € 27,80 en € 32,43 per gram. De waarde van de voorraad per ultimo van de jaren 2012-2015 zijn door ons vastgesteld op bedragen van respectievelijk € 1.159.808, € 1.356.550, € 1.303.926 en € 1.570.546, zie onderstaande opstelling.”
Voorraad berekening
2012
2013
2014
2015
Inventarisatie in gr
32.206,0
41.150,0
46.906,5
48432,0
Waardering
22,00
28,25
28,25
26,50
Voorraad jaarstukken
708.532,00
1.162.487,50
1.325.108,63
1.283.448,00
Totale inkopen lopend jaar
1.473.330
3.267.390
1.205.055
941.238
Totaal gewicht
40.912,00
99.114,00
43.349,80
29.025,60
Gem ink prijs
36,01
32,97
27,80
32,43
Voorraad berekend
1.159.808
1.356.550
1.303.926
1.570.546
Verschil
451.276
194.063
-21.183
287.098
(…)
6.1.1 Verkopen sloopgoud
Het verdienmodel van de onderneming is enerzijds gericht op de verkoop van sieraden en anderzijds op de in- en verkoop van zogenaamd sloopgoud. Het ingekochte sloopgoud wordt door [echtgenoot] verkocht aan de firma [firma] te [plaatsnaam] , of door [echtgenoot] zelf omgesmolten tot baren onzuiver goud. Deze baren worden vervolgens via een expediteur naar Dubai gevlogen om daar aan de heer [naam handelaar] verkocht te worden, zie hiervoor ook het onderdeel 'Schuld Dubai' in hoofdstuk 5.3.

Verkopen sloopgoud aan Dubai

De administratieve afwikkeling van de export van baren sloopgoud richting Dubai vindt plaats via de firma [B.V.] , gevestigd te [vestigingsplaats] . Deze firma regelt voor de onderneming alle douanedocumenten en het bijbehorend transport. [echtgenoot] heeft verklaard het goud enkel en alleen via Schiphol te vervoeren. In de overgelegde administratie zijn alleen documenten opgenomen van export door KLM Cargo, via luchthaven Schiphol.
Naast de verschillende douanedocumenten is bij iedere levering een door [echtgenoot] opgemaakte factuur in de administratie opgenomen. Op de factuur staat
(naast de NAW gegevens van de heer [naam handelaar] ) vermeld: het gewicht van de zending, een omschrijving van de goederen en de daaraan verbonden waarde. Daarnaast staat op de factuur het brutogewicht van de zending (dus inclusief verpakkingsmateriaal) vermeld, wat overeenkomt met de diverse overige documenten.
De waarde van de zending is door [echtgenoot] zelf bepaald. Voordat de ingekochte oude sieraden worden omgesmolten tot baren onzuiver goud, bepaald hij het gewicht aan zuiver goud van die baar aan de hand van de karaten en gewichten van de oude sieraden. Deze berekening wordt door [echtgenoot] vastgelegd op een stuk papier dat vervolgens niet wordt bewaard (zie ook paragraaf 3.2
"bewaarplicht").
Tijdens het bedrijfsgesprek van 7 februari 2017 heeft [echtgenoot] een analyserapport getoond van een zending van 17 januari 2017, waaruit bleek dat de heer [naam handelaar] de baren achteraf nader analyseert en de exacte zuiverheid daarvan vastlegt. In de overgelegde fysieke administratie zijn dergelijke testrapporten niet aangetroffen (zie ook paragraaf 3.2 "bewaarplicht"). Het getoonde testrapport van 17 januari 2017 is als bijlage 5 opgenomen. In de administratie sluiten de calculatie van [echtgenoot] voorafgaand aan het smelten altijd aan met de eindafrekening na analyse van de heer [naam handelaar] . Eventuele verschillen (ontstaan bij bijvoorbeeld de zuiverheid bepaling, rekenfouten, weegfouten of smeltverliezen) zijn er dus blijkbaar niet.

Verkopen aan [firma]

De onderneming ( [VOF 2] ) koopt zogezegd sloopgoud in en heeft daarvoor o.a. contanten nodig. Om in deze cashflow te kunnen voorzien verkoopt [echtgenoot] regelmatig sloopgoud aan de firma [firma] te [plaatsnaam] .
[echtgenoot] heeft aangegeven dat hij (of zijn vrouw/zonen) naar [plaatsnaam] rijdt om daar een partij sloopgoud aan te leveren. Bij de firma [firma] wordt deze partij sloopgoud geraffineerd, waarbij het gehalte zuiver goud of zilver exact wordt bepaald. [echtgenoot] krijgt vervolgens (na aftrek van raffinagekosten) de waarde van het zuivere goud tegen dagkoers contant of via de bankrekening uitbetaald. De waarde van het zilver dat wordt aangeboden wordt daarbij gebruikt om de kosten van raffinage te kunnen voldoen. In de fysieke administratie zijn diverse werkbonnen en facturen van deze transacties opgenomen. Een voorbeeld van een werkbon is als bijlage 6 opgenomen.
Zoals hierboven is beschreven levert [echtgenoot] sloopgoud aan bij de firma [firma] om deze na raffinagetegen betaling te verkopen. In de administratie zijn echter ook facturen aangetroffen, waarbij is aangegeven dat na raffinage zuiver goud aan [echtgenoot] is terug geleverd. In bijlagen 7 en 8 zijn voorbeelden van een werkbon met bijbehorende factuur opgenomen, waaruit dit blijkt.
De hoeveelheid grammen zuiver goud dat door de firma [firma] aan [echtgenoot] is terug geleverd bedraagt over de jaren 2012-2015 in totaal 27.031 gram. De waarde van dit zuivere goud is vastgesteld op basis van vergelijkbare prijzen (de dagkoersen) per gram in de betreffende periode. De totale waarde van dit terug ontvangen zuivere goud bedraagt € 1.023.330. In bijlage 9 is een overzicht opgenomen van de -betreffende leveringen. Dit overzicht is door ons handmatig samengesteld op basis van de verkoopfacturen.
In de financiële administratie zijn dergelijke terug leveringen niet verwerkt. Wel is de verkoop van het zilver verwerkt en de daarmee samenhangende raffinagekosten. Het voorbeeld uit bijlage 8 is in de financiële administratie geboekt door middel van de journaalpost:
1100 Kas
€ 150,36
4530 Inkoop oud goud
€ 842,70
Aan 4035 Omzet binnen EU
€ 993,06
Het zuivere goud dat is ontvangen is administratief niet in de voorraad opgenomen, dan wel als omzet verantwoord. Aangezien dit zuivere goud niet in de financiële administratie te volgen is, wordt dit aangemerkt als privé-onttrekking. Deze verschillen worden gecorrigeerd door de volgende correctieboekingen:
Correctieboeking 5, 2012:
Kapitaal [echtgenoot]
€ 310.603
(Onttrekkingen)
Kapitaal mevrouw [naam]
€ 310.603
(Onttrekkingen)
Aan/ Inkoopkosten
€ 621.206
(Resultaat)
Correctieboeking 6, 2013:
Kapitaal [echtgenoot]
€ 82.246
(Onttrekkingen)
Kapitaal mevrouw [naam]
€ 82.246
(Onttrekkingen)
Aan/ Inkoopkosten
€ 164.492
(Resultaat)
Correctieboeking 7, 2014:
Kapitaal [echtgenoot]
€ 98.616
(Onttrekkingen)
Kapitaal mevrouw [naam]
€ 98.616
(Onttrekkingen)
Aan/ Inkoopkosten
€ 197.232
(Resultaat)
Correctieboeking 8, 2015:
Kapitaal [echtgenoot]
€ 20.200
(Onttrekkingen)
Kapitaal mevrouw [naam]
€ 20.200
(Onttrekkingen)
Aan/ Inkoopkosten
€ 40.400
(Resultaat)

Zuiver goud naar Dubai

In de financiële administratie zijn 11 boekingen in het dagboek 'Kas' opgenomen, die volgens de vastleggingen op de facturen betrekking hebben op de verkoop van zuiver goud aan de heer [naam handelaar] in Dubai. Het betreft hier in de jaren 2012-2015 totaalbedragen van respectievelijk:€ 10.620, € 40.000, € 29.920 en € 75.600.
In tegenstelling tot de gebruikelijke handelswijze (zie hoofdstuk 5.3) heeft [echtgenoot] hier blijkbaar zuiver goud aan de heer [naam handelaar] verkocht, tegen betaling van contant geld. Er is niet gebleken dat aangifte is gedaan bij de Douane van het transport van dit zuivere goud richting Dubai, dan wel de terugkeer van grote sommen contant geld.
In de financiële administratie zijn deze contante verkopen verwerkt door middel van de journaalposten: "1100 Kas/ aan 3310 Te betalen inkopen Dubai." Uitgaande van de verkoop van het zuivere goud, zou de journaalpost moeten luiden: "1100 Kas/ aan 4040 Omzet buiten EU". Bij de afronding van dit onderzoek wordt deze niet verantwoorde omzet dan ook gecorrigeerd door middel van de volgende correctieboekingen:
Correctieboeking 9, 2012:
3310 Te betalen inkopen Dubai
€ 10.620
(Balans)
Aan/ 4040 Omzet buiten EU
€ 10.620
(Resultaat)
Correctieboeking 10, 2013:
3310 Te betalen inkopen Dubai
€ 40.000
(Balans)
Aan/ 4040 Omzet buiten EU
€ 40.000
(Resultaat)
Correctieboeking 11, 2014:
3310 Te betalen inkopen Dubai
€ 29.920
(Balans)
Aan/ 4040 Omzet buiten EU
€ 29.920
(Resultaat)
Correctieboeking 12, 2015:
3310 Te betalen inkopen Dubai
€ 75.600
(Balans)
Aan/ 4040 Omzet buiten EU
€ 75.600
(Resultaat)
(…)
6.1.2 Verkopen sieraden
De onderneming richt zich (naast de handel in sloopgoud) ook op de exploitatie van een juweliersbedrijf, waarbij gouden sieraden met een zuiverheid van 21 karaat het hoofdassortiment vormen. Aanvullend worden er sieraden met een lagere zuiverheid, horloges en andere toebehoren verkocht. Deze producten, of diensten als reparaties en het schieten van oorbellen vormen echter geen substantieel aandeel in de totale omzet.
De handel in gouden sieraden betreft de verkoop aan particulieren in de winkel aan de [adres] . Verder worden sieraden verkocht aan andere juweliersbedrijven in Nederland en andere lidstaten van de EU (DE, DK, SE en UK).

Import uit Dubai

De 21-karaats gouden sieraden worden ingekocht bij de heer [naam handelaar] in Dubai, VAE, zie tevens hoofdstuk 5.2. [echtgenoot] heeft verklaard bij het exporteren van het sloopgoud 'achter de baren aan te vliegen'. Hij zoekt op die momenten nieuwe collecties uit bij de heer [naam handelaar] . Deze geselecteerde collecties worden opgeborgen in een verzegelde box en vervolgens door tussenkomst van dezelfde expediteur [firma] naar Nederland gevlogen.
Van de heer [naam handelaar] ontvangt [echtgenoot] facturen waarop de gewichten van de partijen sieraden die hij ontvangt staan vermeld, alsmede de prijs per gram. Als voorbeeld is een factuur als bijlage 10 opgenomen. De diverse douanedocumenten zijn in de fysieke administratie opgenomen.
Uit de diverse facturen en documenten blijkt dat in de jaren 2012-2015 in totaal 212.400 gram sieraden met een totale waarde van € 6.889.140 vanuit Dubai zijn geïmporteerd. In bijlage 11 is een overzicht opgenomen van alle mutaties op grootboekrekening '4540 Inkoop buiten EU', die betrekking hebben op deze transacties. Het totale bruto gewicht aan import bedraagt:
2012
2013
2014
2015
Totaal
Totaal gewicht import
40.912
99.114
43.349
29.025
212.4

Berekening verkopen handel NL

De onderneming heeft sieraden verkocht aan in Nederland gevestigde juweliersbedrijven. [echtgenoot] maakt van deze transacties facturen op, waarbij de gewichten van de partijen en de totaalprijs staan vernoemd. Deze verkopen zijn in de financiële administratie als omzet verantwoord op grootboekrekening '4030 Omzet BTW verlegd'. In bijlage 12 is een overzicht opgenomen van alle mutaties op grootboekrekening '4030 Omzet BTW verlegd', die betrekking hebben op deze transacties. Het totale gewicht (in grammen) aan verkopen in Nederland bedraagt:
2012
2013
2014
2015
Totaal
Totaal gewicht Nederland
8.844
10.31
2.292
4.04
25.486

Berekening verkopen handel EU

De onderneming heeft sieraden verkocht aan in andere lidstaten gevestigde juweliersbedrijven. [echtgenoot] maakt van deze transacties facturen op, waarbij de gewichten van de partijen en de totaalprijs staan vernoemd. Deze verkopen zijn in de financiële administratie als omzet verantwoord op grootboekrekening '4035 Omzet binnen EU'. In bijlage 13 is een overzicht opgenomen van alle mutaties op grootboekrekening '4035 Omzet binnen EU', die betrekking hebben op deze transacties. Het totale gewicht (in grammen) aan verkopen in andere lidstaten bedraagt:
2012
2013
2014
2015
Totaal
Totaal gewicht EU
4.635
14.432
4.634
1.032
24.733

Berekening verkopen winkel

Het laatste bij ons bekende afzetkanaal van de onderneming zijn de verkopen in de winkel in het centrum van [plaatsnaam] . Bij de registratie van deze winkelverkopen worden (in tegenstelling tot de leveringen aan ondernemers) geen gewichten op de facturen/bonnen vermeld.
Om vast te kunnen stellen welke hoeveelheden in het controletijdvak in de winkel zijn verkocht is aansluiting gezocht bij de in Nederland gehanteerde gemiddelde groothandelsprijs. Als rekenfactor is de groothandelsprijs naar boven afgerond op € 5. Het is namelijk gebruikelijk dat de groothandelsprijs lager is dan de consumentenprijs in de winkel. Daarnaast bedraagt de gehanteerde omzet tevens producten en diensten als horloges, batterijen, gaatjes schieten en reparaties.
Uitgangspunt zijn de geboekte verkopen op grootboekrekening '4010 Omzet sieraden'. In verband met de enorme omvang van het aantal mutaties wordt dit overzicht (omwille van de leesbaarheid) niet als bijlage bij dit rapport opgenomen. Op basis van deze verkopen en de gehanteerde prijzen worden de verkopen sieraden in de winkel vastgesteld op een totaal van 6.122 gram:
2012
2013
2014
2015
Totale omzet
€ 68.447,63
€ 56.259,91
€ 47.423,70
€ 50.689,00
Gem groothandelsprijs
€ 38,07
€ 33,16
€ 32,17
€ 33,36
Rekenfactor
€ 40,00
€ 35,00
€ 35,00
€ 35,00
Berekend gewicht
1.711
1.607
1.355
1.448

Voorraden

De voorraden gouden sieraden per ultimo van de jaren 2012-2015 worden vastgesteld op basis van de inventarisaties van [echtgenoot] . Zie voor een verdere behandeling van dit onderdeel hoofdstuk 5.2. De voorraden gouden sieraden bedragen op basis van de inventarisatielijsten:
2012
2013
2014
2015
Beginvoorraad
43.542
32.206
41.15
46.907
Eindvoorraad
32.206
41.15
46.907
48.432

Goederenbeweging

Op basis van de hierboven vastgestelde variabelen, kan een zogenaamde goederenbeweging opgesteld worden. De daarin gehanteerde formule betreft:
(beginvoorraad +/+ inkopen -/- eindvoorraad) = verkopen in stuks. De uitkomst van deze goederenbeweging is vervolgens vertaald naar verkopen in geld, door gebruik te maken van een gemiddelde verkoopprijs. Hierbij is de gemiddelde Nederlandse groothandelsprijs per gram sieraad genomen. Uiteindelijk zijn de uitkomsten van deze goederen- geldbeweging vergeleken met de verantwoorde omzet van de verkoop van sieraden. Hieruit blijken de navolgende verschillen:
2012
2013
2014
2015
Totaal
Beginvoorraad
43.542
32.206
41.15
46.907
163.805
Inkopen
40.912
99.114
43.349
29.025
212.4
+/+
Eindvoorraad
32.206
41.15
46.907
48.432
168.695
-/-
Beschikbaar
52.248
90.17
37.593
27.5
207.51
=
Verkocht ond NL
8.844
10.31
2.292
4.04
25.486
-/-
Verkocht ond EU
4.635
14.432
4.634
1.032
24.733
-/-
Verkocht winkel
1.711
1.607
1.355
1.448
6.121
-/-
Verschil
37.058
63.821
29.311
20.98
151.17
=
Gem verkoopwaarde
38,07
33,16
32,17
33,36
*
Ontvangst-correctie
1.410.919,57
2.116.537,92
942.943,99
699.901,75
5.170.303,23
=
Omzet
1.166.049,23
1.749.204,89
779.292,55
587.431,20
4.272.977,88
BTW
244.870,34
367.333,03
163.651,44
121.470,55
897.325,35
(…)
8.1
Vennootschappelijke winst
De belastbare winsten van de heer en mevrouw [naam] worden voor de jaren 2012-2015 vastgesteld op:
2012
2013
2014
2015
[echtgenoot]
1.126.376
965.125
453.057
457.11
Mevrouw [naam]
1.126.376
965.125
453.057
457.109
(…)
Bijlage 17: Winstbelasting door kapitaalvergelijking mevrouw [naam]
Mevrouw [naam eiseres]
2015
2014
2013
2012
Eindvermogen vlgs aangifte
-54.547
-55.899
-43.647
-32.55
Correctie voorraad
Hst 5.1
143.549
-10.592
97.032
225.638
Correctie verkopen Dubai
Hst 6.1.1
37.8
14.96
20
5.31
Correctie verkopen sieraden
Hst 6.1.2
-60.736
-81.826
-183.667
-
Eindvermogen vastgesteld
66.067
-133.356
-110.282
198.398
Onttrekkingen vlgs aangifte
35.536
42.769
42.318
44.228
Correctie verkopen [firma]
Hst 6.1.1
20.2
98.616
82.246
310.603
Correctie verkopen sieraden
Hst 6.1.2
349.951
471.472
1.058.269
705.46
Onttrekkingen vastgesteld
405.687
612.857
1.182.833
1.060.291
Beginvermogen vlgs aangifte
-55.899
-43.647
-32.55
-29.296
Stortingen
930
1.03
1.088
-
Beginvermogen vastgesteld
-54.969
-42.617
-31.462
-29.296
Vermogensverschil
526.723
522.118
1.104.013
1.287.985
Investeringsaftrek
-
-
-
732
WuO
526.723
522.118
1.104.013
1.287.253
Zelfstandigenaftrek
7.28
7.28
7.28
7.28
MKB winstvrijstelling
62.333
61.781
131.608
153.597
Belastbare winst
457.109
453.057
965.125
1.126.376
10. Met dagtekening 28 november 2018 heeft verweerder de diverse navorderingsaanslagen opgelegd. Hiertegen heeft eiseres op 6 december 2018 bezwaar gemaakt.
11. Eiseres heeft op 14 mei 2019 een ingebrekestelling aan verweerder verzonden. Tevens heeft zij aangegeven af te zien van een hoorgesprek.
Geschil
12. In geschil is of verweerder terecht en tot de juiste hoogte de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW over de jaren 2012 tot en met 2015 heeft opgelegd.
13. Eiseres stelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 vernietigd moet worden, omdat deze buiten de wettelijke termijn is opgelegd. Volgens haar heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat uitstel is verleend. Volgens eiseres zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2015 ten onrechte opgelegd. Eiseres betwist met name de bevindingen die in het controlerapport van 28 november 2018 vermeld staan en de omkering van de bewijslast. Daarnaast doet eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel. Ook verzoekt zij om een vergoeding van immateriële schade en om een integrale vergoeding van de proceskosten.
14. Verweerder stelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 tijdig is opgelegd, omdat voor eiseres becon-uitstel is aangevraagd door [VOF 3] . Verweerder heeft gesteld dat de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2012 en 2015 terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd. In zijn nadere stuk van 6 april 2021 heeft verweerder gesteld dat de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 te hoog zijn vastgesteld en verminderd moeten worden tot bedragen berekend naar een inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 762.544 en € 366.912. Verweerder heeft aangevoerd dat eiseres niet de vereiste aangiften heeft gedaan, waardoor sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Volgens verweerder zijn de bevindingen in het controlerapport juist en biedt de administratie van eiseres geen aanknopingspunten voor de door eiseres aangevoerde alternatieve theorie dat nieuwe 21 karaats sieraden zijn omgesmolten en verzonden naar Dubai. Verder heeft verweerder aangevoerd dat eiseres geen beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel, omdat uit het controlerapport uit 2007 ook al bleek dat de administratie niet op orde was.
Beoordeling van het geschil
Navorderingsaanslag IB/PVV 2012
15. Op grond van artikel 16, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag door verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Als voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt de navorderingstermijn met de duur van dit uitstel verlengd.
16. De bewijslast dat uitstel is verleend rust op verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder geslaagd in zijn bewijslast. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat uitstel is verleend tot 1 mei 2014. [1] Verweerder heeft onweersproken verklaard dat het becon-nummer waarop het uitstel is aangevraagd toebehoort aan [VOF 3] . Niet in geschil is dat [VOF 3] de adviseur was van eiseres. Eiseres heeft ook niet betwist dat becon-uitstel is aangevraagd. Aangezien uitstel is verleend met twaalf maanden, eindigde de navorderingstermijn op 31 december 2018. De navorderingsaanslag IB/PVV 2012, met dagtekening 28 november 2018, is dan ook tijdig opgelegd.
Stukken met betrekking tot artikel 8:42 van de Awb en artikel 55 van de AWR
17. Eiseres heeft gesteld dat verweerder ten onrechte het FIOD-dossier, onderzoek [naam] , als processtuk heeft ingebracht. Volgens haar heeft de boete-fraudecoördinator op 26 mei 2019 aan de Officier van Justitie om dit dossier verzocht om dit dossier om te kunnen beoordelen wat de eventuele implicaties zijn voor de belastingheffing en het opleggen van belastingaanslagen. Eiseres is van mening dat het FIOD-dossier geen op de zaak betrekking hebbend stuk is en ook niet in de beoordeling meegenomen moet worden.
18. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dit FIOD-dossier te hebben ingebracht, omdat eiseres er in haar pleitnota voor de eerste zitting van 4 december 2020 naar heeft verwezen. Ter volledigheid heeft verweerder daarom besloten het dossier ook in te brengen in deze zaak.
19. De rechtbank overweegt dat er geen wettelijke basis is voor de stelling van eiseres dat het FIOD-dossier in deze zaak buiten beschouwing moet worden gelaten, slechts omdat het is opgevraagd voor een beoordeling in de aanslagfase. Bovendien heeft eiseres in haar pleitnota van 4 december 2020 zelf verwezen naar dit onderzoek. De rechtbank zal het FIOD-dossier om die reden niet buiten beschouwing laten.
Omkering en verzwaring van de bewijslast
20. De rechtbank moet eerst beoordelen of de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. Eiseres heeft in de periode 2012 tot en met 2015 jaarlijks tijdig zijn aangiften ingediend. Ook als de aangiften tijdig zijn ingediend, kan het nog zo zijn dat niet de vereiste aangiften zijn gedaan. Bij inhoudelijke gebreken in een aangifte kan echter slechts dan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van een of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ook is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van deze gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale bewijsregels van stelplicht en bewijslast. [2]
21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiseres voor alle aan de orde zijnde jaren niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
22. In paragraaf 6.1.1. van het rapport boekenonderzoek staat dat eiseres in de jaren 2012 tot en met 2015 voor ruim een miljoen euro aan zuiver goud teruggeleverd heeft gekregen van de firma [firma] uit [plaatsnaam] . Het betrof sloopgoud afkomstig van de VOF dat naar de firma [firma] werd gebracht om daar geraffineerd te worden tot baren zuiver goud. Deze baren zuiver goud zijn niet verwerkt op de balans van de VOF en de facturen van de firma [firma] zijn evenmin opgenomen in de administratie. De baren zuiver goud zijn op deze manier onttrokken uit de VOF. Dit wordt ook ondersteund door de bevindingen uit het FIOD-rapport, [3] waaruit volgt dat bij een huiszoeking van de FIOD in de woning van eiseres baren zuiver goud zijn aangetroffen. Eiseres heeft hierover verklaard dat deze baren goud in de administratie van de VOF verwerkt hadden moeten worden. Eiseres is zich er dan ook van bewust geweest dat zij de teruglevering van de baren goud ten onrechte niet heeft opgenomen in de administratie.
23. Uit het rapport boekenonderzoek blijkt dat het gaat om onttrekkingen van respectievelijk € 310.603 (2012), € 82.246 (2013), € 98.616 (2014) en € 20.200 (2015) die eiseres niet als resultaat in haar aangiften IB/PVV heeft verantwoord. De verschuldigde belasting op basis van de ingediende aangiften is dan ook zowel absoluut als relatief aanzienlijk lager dan de belasting die verschuldigd is als gevolg van deze onttrekking. Omdat, zoals hiervoor al opgemerkt, eiseres zich ervan bewust is geweest dat deze baren goud tot het ondernemingsvermogen behoorden en in de administratie hadden moeten worden verantwoord, is aannemelijk dat eiseres zich ook ervan bewust is geweest dat het niet-verantwoorden ervan tot gevolg zou hebben dat de aangiften onjuist waren en tot te lage belastingaanslagen zouden leiden. Voor zover eiseres een beroep op een pleitbaar standpunt heeft gedaan door erop te wijzen dat zij mocht vertrouwen op haar belastingadviseur, kan dat niet slagen. Immers, eiseres heeft bewust ondernemingsvermogen buiten de administratie gehouden, en dan kan eiseres er niet op hebben vertrouwd dat de belastingadviseur met dat verborgen ondernemingsvermogen toch rekening heeft gehouden bij het indienen van de aangiften die op de onvolledige administratie zijn gebaseerd.
24. De beroepen moeten dan ook met toepassing van de omkering van de bewijslast, zoals geregeld in artikel 27e, eerste lid, van de AWR, ongegrond worden verklaard, tenzij eiseres heeft doen blijken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
Redelijke schatting
25. De omkering en verzwaring van de bewijslast laat onverlet dat verweerder gehouden is bij het vaststellen van de belastingaanslagen uit te gaan van redelijke schattingen. Dit vereiste strekt, in de context van de omkering en verzwaring van de bewijslast, ertoe te voorkomen dat een belastingaanslag naar willekeur wordt vastgesteld. [4]
26. Verweerder heeft de schatting waarop de navorderingsaanslagen berusten, gebaseerd op verschillende correcties die volgen uit het boekenonderzoek, te weten de voorraadcorrectie, de onttrekking van baren goud afkomstig van firma [firma] en de verkoop van de sieraden. Daarbij heeft verweerder in zijn stuk van 6 april 2021 erkend dat hij geen rekening heeft gehouden met een cumulatie in de berekening, waarna hij een nieuwe berekening heeft gemaakt. [5] Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de cumulatie met deze nieuwe berekening is geneutraliseerd.
27. Naar het oordeel van de rechtbank is de schatting van verweerder voor de correctie op de voorraad, nadat de cumulatie voor de jaren 2013 tot en met 2015 eruit gehaald is, redelijk. Verweerder is in paragraaf 5.2 van het rapport, bij gebrek aan een volledige en controleerbare administratie over de inkopen, alleen uitgegaan van de goudinkopen uit Dubai. Verweerder heeft daarbij ter zitting onweersproken gesteld dat inkoopprijs voor goud afkomstig uit Dubai goedkoper is dan elders ingekocht goud terwijl uit het FIOD-onderzoek volgt dat de VOF ook elders goud heeft ingekocht. Gelet hierop is aannemelijk dat de voorraadcorrectie een minimumpositie is.
28. De schatting van verweerder in verband met de onttrekking van het goud dat geraffineerd is door de firma [firma] acht de rechtbank redelijk. De onttrekking is, zo volgt uit paragraaf 6.1.1, derde kopje, van het rapport, gebaseerd op facturen van de firma [firma] , waarop vermeld staat hoeveel gram goud is teruggeleverd. Deze facturen zijn in de fysieke administratie aangetroffen, maar niet in de financiële administratie van de VOF verwerkt. Ook is het goud niet verwerkt op de balans van de VOF. Deze correctie wordt bovendien ondersteund door de gevonden baren zuiver goud in de woning van eiseres.
29. De rechtbank acht de schatting van de verkoop van elf baren zuiver goud aan de heer [naam handelaar] in Dubai redelijk. Volgens paragraaf 6.1.1, vierde kopje, van het rapport zijn deze baren goud verkocht tegen betaling van contant geld. In de administratie van de VOF is deze verkoop niet als omzet verantwoord, maar als “te betalen inkopen Dubai”. Eiseres heeft ook niet betwist dat deze verkopen hebben plaatsgevonden. Verweerder is er bij zijn schatting dan ook terecht van uitgegaan dat sprake is van behaalde omzet.
30. De rechtbank acht de schatting echter niet in haar geheel redelijk wat betreft de omzetcorrecties voor de verkoop van de sieraden. In paragraaf 6.1.2. van het rapport van het boekenonderzoek staat beschreven hoe verweerder op basis van de eigen administratie van de VOF de goederenbeweging in kaart heeft gebracht. Daaruit heeft verweerder geconcludeerd dat sprake is van door de VOF niet verantwoorde goudvoorraad. Die heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in beginsel in redelijkheid als verzwegen omzet kunnen aanmerken. Het is echter onredelijk om de gehele niet-verantwoorde goudvoorraad als omzetcorrectie aan de navorderingsaanslagen ten grondslag te leggen. Met betrekking tot de verkoop van de sieraden acht de rechtbank het namelijk aannemelijk dat een deel van de sieradencollectie is omgesmolten. De rechtbank verwijst hiervoor naar het FIOD-dossier. In het proces-verbaal van bevindingen staat op pagina 24 vermeld dat maximaal 17,5 kilo goud aan nieuwe 21 karaat sieraden terug naar Dubai is gezonden. Niet gebleken is dat verweerder hier op enige manier rekening mee heeft gehouden. Om deze reden vermindert de rechtbank de schatting van de omzetcorrectie die betrekking heeft op de verkoop sieraden in alle jaren met 20%.
31. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de schatting van verweerder te hoog. Dit resulteert ten opzichte van het onder punt 9 opgenomen overzicht in de volgende cijfermatige uitwerking.
Mevrouw [naam eiseres]
2015
2014
2013
2012
Eindvermogen vlgs aangifte
-54.547
-55.899
-43.647
-32.55
Correctie voorraad
Hst 5.1
154.141
-107.623
-128.607
225.638
Correctie verkopen Dubai
Hst 6.1.1
37.8
14.96
20
5.31
Correctie verkopen sieraden
Hst 6.1.2
-60.736
-81.826
-183.667
-
Eindvermogen vastgesteld
76.658
-230.388
-335.921
198.398
Onttrekkingen vlgs aangifte
35.536
42.769
42.318
44.228
Correctie verkopen [firma]
Hst 6.1.1
20.2
98.616
82.246
310.603
Correctie verkopen sieraden
Hst 6.1.2
279.96
377.177
846.615
564.368
Onttrekkingen vastgesteld
335.696
518.562
971.179
919.199
Beginvermogen vlgs aangifte
-55.899
-43.647
-32.55
-29.296
Stortingen
930
1.03
1.088
-
Beginvermogen vastgesteld
-54.969
-42.617
-31.462
-29.296
Vermogensverschil
467.323
330.791
666.72
1.146.893
Investeringsaftrek
-
-
-
732
WuO
467.323
330.791
666.72
1.146.161
32. Het overzicht opgenomen in punt 31 verschilt van het overzicht opgenomen in punt 9 op de posten ‘Correctie voorraad’ [6] , ‘Correctie verkopen sieraden’ [7] en ‘WuO’. Gelet op bovenstaande berekening acht de rechtbank een schatting van de winst uit onderneming van € 1.146.161 (2012), € 666.720 (2013), € 330.791 (2014) en € 467.323 (2015) redelijk.
33. Eiseres heeft met haar stellingen een verdere verlaging van de navorderingsaanslagen niet doen blijken en voldoet dus niet aan de verzwaarde bewijslast voor het (tegen)bewijs. De beroepen van eiseres zijn wel gegrond vanwege de verlaging door de rechtbank van de redelijke schatting.
Vertrouwensbeginsel
34. Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Zij heeft gesteld dat zij altijd heeft gewerkt met een rekening-courantverhouding met haar leverancier, waarbij de rekening-courantverhouding in grammen goud werd uitgedrukt in plaats van in valuta. Het voordeel hiervan is volgens haar dat de handel minder gevoelig is voor koerswijzigingen. Volgens eiseres was verweerder al tijdens het boekenonderzoek uit 2007 op de hoogte van deze manier van werken, en heeft hij destijds geen opmerking gemaakt over de retourfacturen, ondanks het feit dat ook toen de aanvaardbaarheid van de aangiften onderwerp was van het onderzoek. Tijdens het onderzoek uit 2007 is volgens eiseres ook gekeken naar de goederenbeweging en volgens haar is het dan ook onbestaanbaar dat haar nu verweten wordt dat geen volledige goederenbeweging kan worden gemaakt.
35. Volgens verweerder kan geen sprake zijn van opgewekt vertrouwen, omdat ook tijdens het onderzoek uit 2007 is aangegeven dat de administratie niet op orde was en er correcties zijn gevolgd. Bovendien zegt een onderzoek uit 2007 niets over de administratie die is aangetroffen tijdens het onderzoek in 2018, aldus verweerder.
36. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe verweerder in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen. [8]
37. Naar het oordeel van de rechtbank is het vertrouwensbeginsel niet geschonden. Verweerder heeft in het rapport boekenonderzoek dat ziet op het jaar 2007 geen expliciet standpunt ingenomen waaraan eiseres voor latere jaren een gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat haar manier van administreren, ook voor latere jaren, niet zou leiden tot correcties. Sterker nog, verweerder heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek uit 2007 al een opmerking gemaakt over de gebreken in de administratie van eiseres (zie punt 4). Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel faalt.
Belastingrente
38. Omdat de navorderingsaanslagen worden verminderd, dienen ook de beroepen inzake de beschikkingen belastingrente gegrond te worden verklaard.
Immateriële schadevergoeding
39. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016. [9]
40. Op grond van een beleidsregel van de Minister van Justitie en Veiligheid [10] is het niet nodig de Staat om een reactie te vragen op het verzoek om schadevergoeding.
41. In dit geval is sprake van meerdere zaken van eiseres die tegelijk zijn behandeld. Omdat de zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, kent de rechtbank voor alle zaken gezamenlijk maar één keer het tarief van € 500 per half jaar toe. Daarbij is de overschrijding van de redelijke termijn berekend vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift dat het eerste is ingediend. [11]
42. Ook voeren meerdere belanghebbenden, te weten eiseres, haar echtgenoot en de VOF samen een procedure Dat kan reden zijn om de schadevergoeding te matigen, omdat hierdoor minder spanning en frustratie kan zijn ontstaan. Toch blijft het uitgangspunt dat iedere belanghebbende zelf een recht op schadevergoeding heeft. [12] De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om de schadevergoeding op deze grond te matigen. Omdat eiseres en haar echtgenoot de enige vennoten zijn van de VOF en de beroepen inhoudelijk over hetzelfde geschil gaan, kent de rechtbank alleen aan eiseres en haar echtgenoot een vergoeding van immateriële schade toe. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de VOF in dit geval zelfstandig spanning en frustratie heeft ervaren.
43. Verweerder heeft het eerste bezwaarschrift van de VOF ontvangen op 30 november 2017. De periode tussen deze datum en de uitspraak van de rechtbank is (afgerond) 20 maanden langer dan twee jaar. De rechtbank ziet geen redenen om de redelijke termijn in dit geval langer of korter vast te stellen dan twee jaar. De redelijke termijn is dus met (afgerond) 20 maanden overschreden. Naar boven afgerond is dat vier keer een half jaar. Dit betekent een schadevergoeding van € 2.000 (vier keer een half jaar ad € 500). De uitspraak op bezwaar van verweerder dateert van 23 mei 2019. Dit is 12 maanden langer dan zes maanden. Verweerder moet daarom van de totale schadevergoeding een bedrag betalen van 12 maanden gedeeld door 20 maanden keer € 2.000 is (afgerond) € 1.200. De Staat moet de rest betalen, dus € 800. De rechtbank zal verweerder en de Staat veroordelen om deze bedragen aan eiseres te betalen.
Conclusie en proceskostenveroordeling
44. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van eiseres gegrond. De rechtbank zal de uitspraken op bezwaar vernietigen en de navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente verminderen. De beroepen tegen de navorderingsaanslagen ZVW en de daarop betrekking hebbende beschikkingen belastingrente zijn ongegrond, omdat de verminderingen van het belastbaar inkomen er niet toe leiden dat het bijdrage-inkomen onder het wettelijke maximum komt en geen zelfstandige beroepsgronden tegen de belastingrente zijn aangevoerd. Daarnaast zal de rechtbank verweerder en de Staat veroordelen tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres.
45. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht die tot vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar moeten leiden. De rechtbank acht dergelijke omstandigheden echter niet aanwezig. Dit behoeft gelet op de arresten van de Hoge Raad van 4 februari 2011 en van 30 augustus 1996 geen nadere motivering. [13]
46. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De zaken van eiseres en die van haar echtgenoot worden aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.641,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1,5 voor vier of meer samenhangende zaken). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. Aan eiseres zal de helft van deze kosten worden toegekend, te weten € 1.320,75.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen ZVW en bijbehorende beschikkingen belastingrente ongegrond;
- verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV en bijbehorende beschikkingen belastingrente gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de IB/PVV;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 tot een bedrag berekend naar een winst uit onderneming van € 1.146.161;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 tot een bedrag berekend naar een winst uit onderneming van € 666.720;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 tot een bedrag berekend naar een winst uit onderneming van € 330.791;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 tot een bedrag berekend naar een winst uit onderneming van € 467.323;
- vermindert de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot betaling van een vergoeding voor immateriële schade aan eiseres voor een bedrag van € 1.200;
- veroordeelt de Staat (Ministerie van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een vergoeding voor immateriële schade aan eiseres voor een bedrag van € 800;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.320,75;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 vergoedt
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.W. Monteiro, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. J.M.W. van de Sande, rechters, in aanwezigheid van mr. R. Roosma, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem .
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Bijlage 1 bij het verweerschrift.
2.Zie onder meer Hoge Raad 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1083, en Hoge Raad 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1083.
3.FIOD dossier, onderzoek [naam] .
4.Vgl. Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184.
5.10-dagen stuk van verweerder van 6 april 2021, punt 3.13, pagina 7.
6.Zie punt 27.
7.Zie punt 30.
8.Vgl. Hoge Raad 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069. Vgl. ook ABRvS 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1128, r.o. 4.3; CRvB 7 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:877, r.o. 4.1. en Hoge Raad 26 september 1979, ECLI:NL:HR:1979:AM4918.
10.Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, nr. 436935, Staatscourant 2014, 20210, samen met de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 27 oktober 2017, Staatscourant 2017, 62751.
11.Zie punt 3.10.2 van het genoemde overzichtsarrest van de Hoge Raad en ook HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:154, punt 2.4.3.
12.Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 r.o. 3.10.3.
13.Hoge Raad 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP:2995 en Hoge Raad 30 augustus 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA2060.