ECLI:NL:CRVB:2020:877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag algemene bijstand zelfstandige op basis van inkomen en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, een zelfstandige met een speelgoedwebwinkel en een boekenuitgeverij, had een aanvraag om algemene bijstand ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg had deze aanvraag afgewezen, omdat het inkomen van de appellante hoger was dan de geldende bijstandsnorm. De appellante stelde dat het college het vertrouwensbeginsel had geschonden, omdat zij op basis van een eerdere mededeling van een consulent had aangenomen dat haar aanvraag om bijstand als zelfstandige zou worden behandeld, met aftrek van bedrijfskosten.
De Raad overwoog dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist is dat de betrokkene aannemelijk maakt dat er toezeggingen zijn gedaan waaruit zij redelijkerwijs kon afleiden hoe het bestuursorgaan zou handelen. De Raad concludeerde dat de mededeling van de consulent niet voldoende basis bood voor de appellante om aan te nemen dat haar bedrijfskosten in aanmerking zouden worden genomen bij de vaststelling van haar inkomen. De Raad bevestigde dat de appellante in de beoordelingsperiode over voldoende middelen beschikte en dat het college de aanvraag terecht had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.