In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.E.L.Th. Balkema, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiser ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en had deze bijstand over de periode van 11 maart 2014 tot en met 30 september 2014 herzien. Het college vorderde een bedrag van € 4.804,03 terug wegens ten onrechte verstrekte bijstand en legde een boete op van € 1.810 wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser gedurende de genoemde periode meerdere kasstortingen op zijn bankrekening heeft ontvangen, zonder deze te melden aan het college. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, wat leidde tot de herziening van de bijstand en de terugvordering van het teveel betaalde bedrag. De rechtbank heeft de boete van € 1.810 echter verlaagd tot € 500, omdat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de actuele draagkracht van eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde boete niet in verhouding stond tot de financiële situatie van eiser, die geen aflossingscapaciteit had.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft, en herstelde de boete tot een bedrag dat eiser binnen zijn draagkracht kan voldoen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.984 en diende het griffierecht van € 45 te worden vergoed.