In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister had de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Spanje. De rechtbank baseert haar oordeel op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser had aangevoerd dat de minister zijn bezwaren tegen de overdracht onvoldoende had meegewogen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister in het voornemen voldoende duidelijk heeft uiteengezet waarom Spanje verantwoordelijk is. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de behandeling van asielzoekers in Spanje, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor nader onderzoek. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser niet onverplicht aan zich hoeft te trekken en verklaart het beroep ongegrond.