ECLI:NL:RBDHA:2024:4989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
NL24.8354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en Dublinverordening in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die eerder als Dublinclaimant aan Spanje is overgedragen, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke ervaringen van eiser, met name het gebrek aan opvang en de mogelijkheid om een asielaanvraag te doen in Spanje. De rechtbank stelt vast dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest, omdat de staatssecretaris niet adequaat heeft gereageerd op de argumenten van eiser. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft echter aangetoond dat hij in Spanje geen adequate opvang heeft gekregen en dat zijn asielaanvraag niet correct is behandeld.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.750,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de persoonlijke omstandigheden van asielzoekers serieus te nemen en adequaat te reageren op hun aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8354

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [geboortedatum],
v-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.2.
Het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.8355. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard op 24 november 2023 (het claimakkoord).
Voornemen
5. Eiser stelt dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen. Er is gebruik gemaakt van een standaard voornemen waarbij niet is ingegaan op de verklaringen van eiser. Met deze werkwijze holt verweerder de voorbereidingsprocedure uit. Daarnaast is in het voornemen genoemd dat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag, terwijl verder Spanje genoemd wordt als verantwoordelijke lidstaat.
5.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het voornemen van de staatssecretaris onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen een voorbereidingshandeling is, een mededeling van feitelijke aard die niet is gericht op enig rechtsgevolg. Ook als de verklaringen van eiser niet kenbaar zijn betrokken in het voornemen, heeft eiser door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid om te reageren op het voornemen. De staatssecretaris beoordeelt vervolgens alle bezwaren uit het aanmeldgehoor en de zienswijze in het bestreden besluit. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze handelswijze onzorgvuldig is. Dat de verklaringen van eiser niet kenbaar zijn betrokken bij het voornemen kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. [2] De rechtbank overweegt verder dat het vermelden van Kroatië in plaats van Spanje in het voornemen aan te merken is als kennelijke verschrijving, nu verder in het voornemen uitsluitend Spanje wordt genoemd als verantwoordelijke lidstaat.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Europese Commissie is een inbreukprocedure gestart tegen Spanje vanwege de omstandigheden rondom de opvang. Eiser is van mening dat de opvangvoorzieningen in Spanje systeemfouten bevatten. Volgens het meest recente AIDA-rapport zijn er chronische tekortkomingen in het opvangsysteem. Dublinterugkeerders ondervinden dezelfde obstakels in de opvangvoorzieningen als iedere andere asielzoeker.
6.1.
Het algemene uitgangspunt is dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019. [3]
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een aantal recente uitspraken geoordeeld dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Daarbij is onder andere ingegaan op de (toegang tot) de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Uit de door eiser aangehaalde AIDA-rapporten van 2022 volgt weliswaar dat er sprake is van problemen ten aanzien van de asielopvang en dat Dublinclaimanten ‘obstakels’ ervaren met toegang krijgen tot de asielprocedure en de opvang, maar deze informatie schetst naar volgens de Afdeling geen wezenlijk ander beeld van de situatie voor Dublinclaimanten in Spanje dan uit de landeninformatie volgt die al bij de eerder genoemde uitspraken van de Afdeling zijn betrokken. Niet is gebleken dat deze problemen zodanig zijn dat sprake is van structurele tekortkomingen.
6.3.
Dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn, leidt evenmin tot een ander oordeel. Deze procedure bevindt zich nog in een pril stadium, omdat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Het starten van een inbreukprocedure is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Bovendien heeft eiser niet toegelicht welke Unierechtelijke opvangnormen door Spanje niet goed in het nationale recht zijn geïmplementeerd en welke uitwerking dit heeft voor de feitelijke situatie in de Spaanse opvangvoorzieningen. [5]
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser is eerder op 24 augustus 2023 als Dublinclaimant overgedragen aan Spanje. Telkens wanneer eiser zich bij de Spaanse autoriteiten meldde voor opvang, werd hij weggestuurd. Eiser moest op straat slapen omdat er geen opvang beschikbaar was. Aan hem is uiteindelijk verteld dat hij na 13 september 2023 geen asielaanvraag kon doen omdat de termijn van zes maanden na 13 maart 2023 daarvoor was verstreken en dat hij daarom terug moest naar Nederland. De staatssecretaris heeft niet gemotiveerd waarom eiser bij een nieuwe overdracht naar Spanje nu wel kan rekenen op een gedegen procedure en opvang.
7.1.
De staatssecretaris stelt onder verwijzing naar het bestreden besluit dat eiser zijn standpunt over wat hij heeft meegemaakt in Spanje, het indienen van het asielverzoek en dat hij geen opvang heeft gehad in Spanje, niet verder heeft uitgelegd. Daarbij is volgens de staatssecretaris van belang dat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend in Spanje, zodat hij persoonlijk geen ervaring heeft met de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen aldaar. De enkele verklaringen van eiser zijn onvoldoende om zijn standpunt aannemelijk te maken. Uit het AIDA-rapport (mei 2023/update 2022) blijkt dat van de kant van de Spaanse autoriteiten en ook de rechterlijke macht onverminderd aandacht bestaat voor de opvangsituatie van Dublinclaimanten. Omdat er van kan worden uitgegaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt, ligt het op de weg van eiser om te klagen bij de Spaanse autoriteiten.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris, gelet op de omstandigheden in dit specifieke geval en in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat eisers asielaanvraag aan zich te trekken met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De enkele stelling dat eiser had kunnen klagen bij de autoriteiten en dat niet heeft gedaan, is naar oordeel van de rechtbank daarvoor in het licht van de specifieke omstandigheden van dit geval, onvoldoende. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser eerder als Dublinclaimant aan Spanje is overgedragen. Eiser heeft tijdens het gehoor uitgebreid verklaard [6] over de inspanningen die hij heeft verricht om in Spanje opvang te krijgen. Niet betwist is dat eiser steeds de instructies, waaronder van de autoriteiten, die hij heeft gekregen over waar en wanneer hij zich moest melden voor het doen van een asielaanvraag, heeft opgevolgd en hij aangeeft dat hij zich ook steeds bij die instanties heeft gemeld om een asielaanvraag in te dienen, maar dat hij desondanks geen opvang heeft gekregen en op straat is beland, alwaar hij een maand heeft verbleven. Vervolgens is aan eiser verteld dat de mogelijkheid om asiel aan te vragen in Spanje na 13 september 2023, gelet op het verloop van de termijn van zes maanden na 13 maart 2023 – hetgeen overigens de datum is waarop het eerste claimakkoord door Spanje is geaccepteerd – niet meer mogelijk was en dat hij terug moest naar Nederland. De enkele stelling dat eiser geen asiel heeft aangevraagd en daarom niet uit persoonlijke wetenschap kan spreken over het niveau van de opvang, miskent dat dat eiser heeft verklaard dat hij steeds heeft geprobeerd asiel aan te vragen, maar dat hem daartoe, ondanks herhaalde de gelegenheid niet is geboden. De staatssecretaris heeft het geheel van deze persoonlijke ervaringen van eiser onvoldoende kenbaar betrokken in het bestreden besluit, temeer nu eiser eerder als Dublinterugkeerder is overgedragen zodat hij in die zin wél uit ervaring verklaart.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling neemt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 1 maart 2024;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1846.
3.ECLI:EU:C:2019:218.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231 en 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.
5.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 12 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:490.
6.Zie p. 4 en 5 van het aanmeldgehoor.