In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die eerder als Dublinclaimant aan Spanje is overgedragen, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke ervaringen van eiser, met name het gebrek aan opvang en de mogelijkheid om een asielaanvraag te doen in Spanje. De rechtbank stelt vast dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest, omdat de staatssecretaris niet adequaat heeft gereageerd op de argumenten van eiser. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft echter aangetoond dat hij in Spanje geen adequate opvang heeft gekregen en dat zijn asielaanvraag niet correct is behandeld.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.750,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de persoonlijke omstandigheden van asielzoekers serieus te nemen en adequaat te reageren op hun aanvragen.