ECLI:NL:RBDHA:2024:7877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
NL 24.14901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een minderjarige in het kader van de Dublinverordening en de rol van leeftijdsschouw

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Zwitserland, dat dit verzoek heeft aanvaard.

Eiser heeft betoogd dat de leeftijdsschouw, uitgevoerd door de AVIM en de IND, niet zorgvuldig is geweest en dat de conclusies niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de leeftijdsschouw een beredeneerde beoordeling is van getrainde medewerkers en dat de conclusie van de IND toereikend is gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de juistheid van de informatie van de Zwitserse autoriteiten. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan de meerderjarige leeftijdsregistratie te twijfelen, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag niet in behandeling te nemen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 10 mei 2024. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.14901
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E. Berger),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.K. Ruizendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E. Koné als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
Leeftijdsschouw
5. Eiser voert ten eerste aan dat de leeftijdsschouw door zowel de AVIM als de IND- medewerker niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De leeftijdsschouw van de AVIM is niet toereikend gemotiveerd. Het enige aspect dat op meerderjarigheid wijst, is dat eiser een duidelijk zichtbare adamsappel heeft. Echter is niet onderbouwd waarom dit de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van twijfel over de opgegeven minderjarige leeftijd. Ten aanzien van de leeftijdsschouw van de IND voert eiser aan dat niet duidelijk is wat wordt verstaan onder een ‘volwassen kaaklijn’. Dit is een subjectief criterium en kan daarom niet gebruikt worden bij de beoordeling van de gestelde minderjarigheid. Ook in dit schouwrapport is de conclusie niet inzichtelijk. De IND-medewerker twijfelt over de minderjarigheid vanwege een ‘vrij volwassen uiterlijk’, maar laat na om uit te leggen waarom het uiterlijk volwassen is. Het overgrote deel van de gesignaleerde uiterlijke kenmerken lijkt namelijk te wijzen op minderjarigheid. Onduidelijk is hoe het gedrag van betrokkene meegewogen is. Bovendien is niet goed in te zien waarom de IND wel opmerkt dat eiser rimpels heeft, maar de AVIM deze rimpels niet heeft gezien. Het is verder niet duidelijk of de medewerkers die schouw uitvoeren deskundig zijn, of ze culturele kennis hebben van vreemdelingen uit verschillende landen en of ze een wetenschappelijke onderbouwing hebben. Er is voorts geen rekening gehouden met de vraag of eiser trauma’s heeft of een behandeling heeft ondergaan met invloed op zijn uiterlijk. Daarnaast voert eiser aan dat de leeftijdsschouw geen correct instrument is voor het onderzoeken van de leeftijd van een gesteld minderjarige. De staatssecretaris heeft niet aangetoond dat het schouwproces een wetenschappelijke basis heeft en de conclusies uit de schouw gebaseerd zijn op een deskundig oordeel. Eiser verwijst hiertoe naar meerdere uitspraken die kritiek hebben op de leeftijdsschouw.2 Eiser wijst erop dat hierover zitting is gehouden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) maar dat er nog geen uitspraak is gedaan.
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022 volgt dat de Afdeling het beleid van de staatssecretaris niet onredelijk acht: “Uit het beleid en de nadere toelichting daarop volgt dat de staatssecretaris in het geval de AVIM of de IND concluderen dat twijfel bestaat over de leeftijd of de conclusies van de schouwen niet gelijkluidend zijn en uit navraag bij de andere lidstaten blijkt dat een vreemdeling zowel met meerder- als minderjarige leeftijden staat geregistreerd, navraag doet bij die lidstaten welke registratie zij als leidend beschouwen. (…) Een vreemdeling kan concrete aanknopingspunten aanvoeren om de juistheid van de leidende registratie in de andere lidstaten te weerleggen. De staatssecretaris betrekt bij zijn keuze voor de leidende registratie de verklaringen van een vreemdeling en de overgelegde documenten en volstaat dus niet zonder meer met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris heeft hiermee op juiste wijze invulling gegeven aan zijn samenwerkingsplicht.”3 Voornoemde uitspraak ziet op het beleid zoals is neergelegd in Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling. De rechtbank is het
2 Uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, 21 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2023:1951; zittingsplaats Amsterdam, 10 maart 2023,
ECLI:NL:RBDHA:2023:3351; zittingsplaats Zwolle, 3 oktober 2023,
ECLI:NL:RBDHA:2023:15158; zittingsplaats Zwolle, 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15145.
met het oordeel van de Afdeling eens en ziet geen aanleiding voor een ander oordeel op basis van de nieuwe Werkinstructie 2023/6 Leeftijdsbepaling.
7. Dat de leeftijdsschouw geen geschikt instrument is voor het onderzoeken van de leeftijd van een gesteld minderjarige, volgt de rechtbank niet. Een leeftijdsschouw is een beredeneerde beoordeling van getrainde medewerkers over gestelde leeftijd, aan de hand van de criteria in het beleid. Het doel van de leeftijdsschouw is niet om tot een exacte leeftijdsvaststelling te komen, maar om te toetsen of een gestelde leeftijd, die niet objectief onderbouwd kan worden, kan worden geverifieerd. In zoverre behoeft de leeftijdsschouw niet wetenschappelijk onderbouwd te worden. Het gaat hier om een specifieke vorm van een geloofwaardigheidsbeoordeling. Het is van belang dat de conclusie van de schouw toereikend gemotiveerd wordt, op basis van de verklaringen, de lichamelijke kenmerken en het gedrag van de vreemdeling, of een samenstel hiervan. Het is aan de rechtbank om te toetsen of de conclusie van de leeftijdsschouw toereikend en inzichtelijk is gemotiveerd.
8. Ten aanzien van wat eiser tegen de inhoud van de leeftijdsschouw heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank als volgt. De conclusie van de leeftijdsschouw van de AVIM dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd, is niet toereikend gemotiveerd. Voor zover de conclusie op basis van de verklaringen van eiser is gebaseerd, is niet toegelicht welke verklaringen het betreft en waarom deze aanleiding geven voor het oordeel dat er wordt getwijfeld aan de opgegeven minderjarige leeftijd. Evenmin is toegelicht waarom het als enige genoemde gedragskenmerk ‘in elkaar gedoken zitten op een stoel’ reden voor twijfel is. Enkel een duidelijk zichtbare adamsappel is een onvoldoende motivering voor twijfel aan de opgegeven minderjarige leeftijd. Naar het oordeel van de rechtbank is de conclusie van de leeftijdsschouw van de IND toereikend en inzichtelijk gemotiveerd, op basis van lichamelijke kenmerken (duidelijk zichtbare adamsappel, stoppels, rimpels op zijn voorhoofd en een volwassen kaaklijn), eisers gedrag (zit tijdens het gesprek in elkaar gedoken, lijkt oogcontact te vermijden en lijkt wat ongeïnteresseerd) en zijn verklaringen, waarbij met name zijn verklaring over een leeftijdsonderzoek dat in Zwitserland is uitgevoerd, waarna zijn leeftijd is aangepast en hij het land moest verlaten. De IND- medewerkers motiveren hun twijfel aan de opgegeven leeftijd toereikend op basis van vanwege de verklaringen van eiser over het onderzoek in Zwitserland en eisers vrij volwassen uiterlijk en de beschreven gedragskenmerken.
9. Hoewel de conclusie van de AVIM niet toereikend is onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de schouw als geheel als onzorgvuldig te beoordelen, waarbij in dit geval de gemotiveerde conclusie van de medewerkers van de IND de doorslag geeft.
10. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schending van de vergewisplicht. Er is geen sprake van een deskundige in de zin van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht die verslag uitbrengt aan de staatssecretaris. Het betreft medewerkers van de AVIM en de IND die namens de staatssecretaris in het kader van de samenwerkingsverplichting de identiteit van eiser proberen vast te stellen.
10. de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan van de deskundigheid van de medewerkers die de leeftijdsschouw uitvoeren. Op de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat medewerkers die de schouw uitvoeren, de training leeftijdsbepaling hebben gevolgd, zoals is neergelegd in de Werkinstructie 2023/6. De rechtbank ziet geen reden om aan die verklaring te twijfelen.
Leeftijdsonderzoek in Zwitserland
12. Verder voert eiser aan dat de staatssecretaris niet uit kan gaan van het in Zwitserland uitgevoerde leeftijdsonderzoek. Uit het meest recente AIDA-rapport (p. 63-64) volgt dat leeftijdsonderzoek in Zwitserland wordt gedaan op basis van forensisch onderzoek. Het baseren van de leeftijd op uitsluitend medische methodes gebaseerd op de analyse van botten en tanden, schendt volgens het Kinderrechtencomité het recht op identiteit (artikel 8 van het IVRK) en het belang van het kind (artikel 3 van het IVRK), eiser verwijst hierbij naar 5 uitspraken van Comité.4 Het is daarom aan de staatssecretaris om eerst na te gaan of het onderzoek in Zwitserland wel voldaan heeft aan de internationale standaarden en na te gaan of onderzoeksrapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. In Zwitserland een leeftijdsonderzoek uitgevoerd waaruit een minimale leeftijd van 17.6 jaar werd geconcludeerd. De Zwitserse autoriteiten hebben niet toegelicht wanneer het leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden en wat het onderzoek precies inhoudt. Ook is niet duidelijk welke foutmarge gehanteerd wordt. Ook is niet uitgesloten dat eiser zich (ook volgens het Zwitserse onderzoeksresultaat) in Nederland meldde op een minderjarige leeftijd. De staatssecretaris heeft niet aan zijn vergewisplicht voldaan, omdat hij alleen informatie heeft gevraagd bij de Zwitserse Dublin unit. Er is niet doorgevraagd over de wijze van vaststelling van de leeftijd en het onderzoeksrapport is niet bijgevoegd.
12. De rechtbank overweegt als volgt. In het ‘rapport schouw aanmeldgehoor AMV’ heeft eiser het volgende verklaard:

Wat is de uitkomst van jouw asielaanvraag in Zwitserland?
Er was een probleem met mijn geboortedatum. Ze hebben mij een geboortedatum toegekend.
Waarom hebben ze dat gedaan?
Vanwege mijn leeftijd moest ik het land verlaten. Ze geloofden mijn leeftijd niet en hebben mij een andere leeftijd toegekend.”
In deze verklaringen heeft de staatssecretaris aanleiding kunnen zien om een onderzoek bij de Zwitserse autoriteiten in te stellen. Volgens de Zwitserse autoriteiten heeft er een leeftijdsonderzoek plaatsgevonden, met als resultaat dat eiser minimaal 17,6 jaar oud is. Bij de bepaling van eisers leeftijd was ook een geboorteakte van eiser betrokken. Deze geboorteakte gaf als geboortedatum 1 juni 2007. Op basis van het onderzoek naar eisers leeftijd hebben de Zwitserse autoriteiten de geboortedatum aangepast naar 1 januari 2005.
14. De staatssecretaris heeft voldaan aan zijn samenwerkingsplicht door navraag te doen bij de Zwitserse autoriteiten. De staatssecretaris hoeft niet te controleren of de conclusie van de Zwitserse autoriteiten van de geboortedatum van 1 januari 2005 juist tot stand is gekomen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris uitgaan van de juistheid van de informatie van de Zwitserse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.

Ondersteunend bewijs ten onrechte niet betrokken bij de besluitvorming.

15. Eiser meent dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek gedaan heeft naar indicatief bewijs en dat eiser onvoldoende in de gelegenheid gesteld is om verklaringen
4 16/2017 A.L. v. Spain, 17/2017 M.T. v. Spain, 22/2017 J.A.B. v. Spain, 24/2017 M.A.B. v. Spain en 27/2017 R.K. v. Spain.
omtrent zijn leeftijd te geven. De overgelegde kopie van een geboorteakte is immers door de staatssecretaris niet beoordeeld en nadat eiser aangaf dat hij het gehoor wilde voortzetten in aanwezigheid van zijn voogd, heeft de staatssecretaris hem geen nieuw gehoor aangeboden, maar is hij doorgegaan met de besluitvorming. Eiser wijst op de uitspraken van de Afdeling van 26 november 20215, 2 november 20226 en 26 april 20237, waarin is geoordeeld dat een vreemdeling ook met indicatieve documenten aannemelijk kan maken dat de in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. Hoewel de originele geboorteakte van eiser nog in Guinee is, had de staatssecretaris Bureau Documenten moeten inschakelen. Zij kijken in sommige gevallen ook naar een kopie van een document.
16. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan de meerderjarige leeftijdsregistratie te twijfelen. Eiser heeft kopieën van twee geboorteaktes overgelegd, waarover de verklaringen van eiser niet eenduidig zijn. De kopieën van de geboorteaktes betreffen Jugements suppletif tenant lieu d’acte de naissance; het zijn kopieën van gerechtelijk documenten waarbij op basis van getuigenverklaringen de geboortedatum door een rechter wordt vastgesteld. De geboorteakte die eiser in Zwitserland heeft overgelegd en die als geboortedatum 1 juni 2007 geeft, zou zijn aangevraagd in 2022 door eisers vader, terwijl eiser heeft verklaard, en op zitting bevestigd, dat deze is in 2021 overleden. De tweede geboorteakte, van 23 februari 2023, geeft een geboortedatum van 2 juli 2007. Deze aktes bieden geen concreet aanknopingspunt om aan de meerderjarige leeftijd van eiser te twijfelen. De inhoud van de twee geboorteaktes is immers onderling tegenstrijdig. Daarbij komt dat de akte uit 2022 op basis van eisers eigen verklaring niet juist kan zijn, terwijl deze akte door eiser in Zwitserland is overgelegd om als bewijs van zijn leeftijd te dienen. De staatssecretaris heeft, gelet op het voorgaande en op basis van de Zwitserse bevindingen, in redelijkheid kunnen beslissen om deze kopieën niet aan Bureau Documenten voor te leggen voor onderzoek. Eiser heeft op zitting nog gesteld dat als op basis van een beoordeling van de kopieën zou blijken dat een van de aktes wellicht vals is en de andere mogelijk niet, er een concreet aanknopingspunt zou zijn om aan de meerderjarige leeftijd te twijfelen. De rechtbank deelt deze optimistische inschatting niet, gelet de beperkte bewijswaarde van een kopie van een geboorteakte (zeker als ook zou blijken dat de andere vals is) in het licht van het resultaat van de leeftijdsschouw en de Zwitserse bevindingen. In die situatie ligt het niet voor de hand om eiser het voordeel van de twijfel te geven. De beroepsgrond slaagt niet.

Voogd Nidos niet aanwezig bij gehoor

17. Eiser voert aan dat zijn voogd van Nidos ten onrechte niet bij het aanmeldgehoor aanwezig was. De medewerker van Nidos geeft aan niet op de hoogte te zijn gesteld van het aanmeldgehoor. Dit is in strijd met Werkinstructie 2023/6 Leeftijdsbepaling.
18. De rechtbank oordeelt als volgt. Op zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat Nidos dagelijks een lijst krijgt toegestuurd met minderjarigen die worden gehoord, zoals ook staat vermeld in de Werkinstructie 2023/6 Leeftijdsbepaling. Eisers voogd van Nidos was in dit geval niet aanwezig, de reden hiervan is onbekend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris daarom niet onzorgvuldig gehandeld door eiser buiten de
aanwezigheid van zijn voogd te horen. De staatssecretaris heeft Nidos de gelegenheid gegeven om bij het gehoor aanwezig te zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De staatssecretaris mag eiser als meerderjarig beschouwen en heeft eisers asielaanvraag daarom terecht niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor zijn aanvraag. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.