In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod van 20 jaar, opgelegd aan eiser, een man met de Marokkaanse nationaliteit. Eiser was eerder veroordeeld voor terroristische misdrijven en had zijn Nederlandse nationaliteit verloren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, gebaseerd op zijn strafrechtelijke verleden en zijn gedrag. Eiser heeft betoogd dat het besluit onterecht was, omdat hij geen actuele bedreiging zou vormen en dat de intrekking van zijn Nederlanderschap nog niet definitief was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser een gevaar vormt en dat het terugkeerbesluit en inreisverbod noodzakelijk en evenredig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij ook de belangen van zijn gezin en de mogelijkheid van uitzetting naar Marokko zijn meegewogen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar Marokko een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.