ECLI:NL:GHDHA:2018:2765

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
2200190717
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verschaffen van inlichtingen en gelegenheid tot het plegen van terroristische misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor het verschaffen van inlichtingen en gelegenheid tot het plegen van terroristische misdrijven. De verdachte had zich aangemeld als strijder voor de terroristische organisatie Islamitische Staat (ISIL) door een aanmeldformulier in te vullen. Het hof oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016, samen met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie die tot doel had terroristische misdrijven te plegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof baseerde zijn oordeel op de feiten die naar voren kwamen tijdens de zittingen in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep, waarbij het hof de betrouwbaarheid van het aanmeldformulier en de gegevens van de verdachte in overweging nam. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlasteleggingen, maar het hof oordeelde dat zijn acties voldoende waren om hem schuldig te verklaren voor het primair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde. De uitspraak benadrukt de ernst van het deelnemen aan terroristische organisaties en de noodzaak om dergelijke activiteiten krachtig te bestrijden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001907-17
Parketnummer: 10-692109-16
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende in de extra beveiligde zittingszaal van de rechtbank Noord-Holland te Badhoevedorp.

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder parketnummer 10-692109-16 (dagvaarding I) ten laste gelegde. De verdachte is ter zake van het onder parketnummer 10-711013-16 (dagvaarding II) bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging beslist zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld. Op 5 oktober 2018 is het hoger beroep partieel ingetrokken, te weten met betrekking tot de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 10-711013-16. Derhalve is thans alleen het onder parketnummer 10-692109-16 ten laste gelegde aan het oordeel van het hof onderworpen. De vordering tot tenuitvoerlegging is in eerste aanleg gekoppeld aan de strafzaak onder parketnummer 10-711013-16 en is derhalve in hoger beroep niet meer aan de orde.
Omvang van het hoger beroep
Op grond van het voorgaande is thans alleen het onder parketnummer 10-692109-16 ten laste gelegde in hoger beroep aan de orde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voorzover thans in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016 te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië en/of in Irak, met een of meer anderen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische organisatie Islamitische Staat, althans een terroristische gewapende Jihadistische strijdgroep, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 en artikel 288a Wetboek van Strafrecht),
- de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord, telkens met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a jo 96 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016 te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië en/of in Irak, met een of meer anderen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
A. de reis gemaakt naar Syrië en/of Irak ten behoeve van het zich begeven naar het strijdgebied aldaar en/of zich te voegen bij de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of daartoe een (aanmeldings)formulier ingevuld en/of
B. deelgenomen aan ideologische en gevechtstrainingen van de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd in Syrië en/of Irak en/of
C. zich gevoegd bij de Jihadstrijd in Syrië en/of Irak gevoerd door de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of een of meerdere strijders van Islamitische Staat ondersteund bij het voeren van die Jihadstrijd;
in welke Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk;
subsidiair, indien het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen kan worden:
hij, verdachte,
in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016 te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië en/of in Irak,
tesamen en in vereniging met een (of meer) ander(en),
ter uitvoering van het voornemen om deel te nemen aan een organisatie, te weten de terroristische organisatie Islamitische Staat, althans een terroristische gewapende
Jihadistische strijdgroep, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 en artikel 288a Wetboek van Strafrecht),
- de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord, telkens met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176b en/of289ajo 96 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid I
en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
A. de reis heeft gemaakt naar Syrië en/of Irak ten behoeve van het zich begeven naar het strijdgebied aldaar en/of zich te voegen bij de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of daartoe een (aanmeldings)formulier in te vullen en/of
B. heeft deelgenomen aan ideologische trainingen en gevechtstrainingen van de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of ten behoeve van de gewapende
Jihadstrijd in Syrië en/of Irak en/of
C. zich heeft gevoegd bij de Jihadstrijd in Syrië en/of Irak gevoerd door de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of een of meerdere strijders van Islamitische Staat heeft ondersteund bij het voeren van die Jihadstrijd,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Voorts is de gevangenneming van de verdachte per datum van arrestwijzing gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen [1]
Blijkens een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (verder: MIVD) van 3 november 2017 heeft de MIVD informatie gekregen van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten over gegevens van een persoon met de Nederlandse nationaliteit die zich bij ISIS
(het hof begrijpt: ISIL nu op het aanmeldformulier staat vermeld Islamitische Staat in Irak en Levant)heeft aangemeld. Het betreft gegevens over [naam op aanmeldformulier] (geboren [geboortedag op aanmeldformulier] 1982) die zich op 10 juni 2014 bij ISIS heeft aangemeld als
suicide fighter(zelfmoordcommando).
Deze gegevens zijn gevonden – zo volgt uit de gegeven toelichting door het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten – door lokale Syrische strijdgroepen in juli 2015 in een ISIS hoofdkwartier in Tal Abyad (Syrië). In juni 2015 was dat door ISIS gecontroleerd gebied. De gegevens zijn eind november 2015 overgedragen aan de
anti-ISIS coalition forces. [2]
Bij dit ambtsbericht is een kopie gevoegd van het originele formulier in de Arabische taal en een vertaling daarvan in de Engelse taal. De vertaling van het formulier in de Engelse taal zoals dat bij het ambtsbericht is gevoegd, luidt als volgt: [3]
[weergave formulier]
Het formulier wordt in de Engelse vertaling omschreven als een ‘Islamic State in Iraq and the Levant General Border Administration Mujahid’s Information Form’.
Gelet op titel van het formulier, de persoonlijke aard van de gegevens die moeten worden ingevuld en de (centrale) vraag of de persoon zich aanmeldt als
‘fighter, suicide bomber of inghimasi’, is dit formulier naar het oordeel van het hof bedoeld als een aanmeldformulier voor ISIL. Hierna zal dit formulier worden aangeduid als ‘aanmeldformulier’. Op de vraag of dit formulier als bewijsmiddel kan worden gebruikt zal verderop in dit arrest worden ingegaan.
Persoon op het aanmeldformulier betreft de verdachte
Het hof stelt vast dat de volgende op het formulier weergegeven gegevens overeenkomen met de gegevens bij Basisregistratie Personen (verder: BRP) en de bij de politie bekende gegevens van de verdachte. De gevolgde nummering verwijst naar de nummering op het hierboven ingekopieerde formulier.
1(a). Naam
De spelling van de naam weergegeven op het aanmeldformulier, [naam op aanmeldformulier], komt bijna geheel overeen met de naam van de verdachte, [verdachte].
2(a). Bijnaam (kunya)
Op het aanmeldformulier staat als bijnaam van de verdachte Abu-[naam kind op aanmeldformulier] al-Hollandi.
Strijders voor IS/ISIL hebben vaak ook een bijnaam aangenomen. Dit wordt in het Arabisch
kunya genoemd. Het is een bijnaam die kan zijn afgeleid van de naam van een (eerste) kind van de strijder. De betekenis van
abuis ‘vader van’. Daarnaast wordt er vaak een landaanduiding aan toegevoegd om aan te geven waar de strijder vandaan komt. [4]
De vertaling van Abu-[naam kind op aanmeldformulier] al-Hollandi is derhalve ‘vader van [naam kind op aanmeldformulier] uit Holland’. [5] Gebleken is dat het oudste kind van de verdachte [kind van verdachte] heet. [6]

3. Naam moeder

De op het aanmeldformulier opgegeven (spelling van de) naam van de moeder, [naam moeder op aanmeldformulier], komt bijna geheel overeen met de naam van de moeder van de verdachte, [moeder van verdachte]. [7]
5(b). Geboortedatum
De op het aanmeldformulier ingevulde geboortedatum, [geboortedag op aanmeldformulier] 1982
(het hof begrijpt volgens de in Nederland gebruikelijke aanduiding: [geboortedag] 1982), komt overeen met de geboortedatum van de verdachte zoals bekend in het BRP.
6(a). Huwelijkse staat
De op het aanmeldformulier ingevulde huwelijkse staat, getrouwd, komt overeen met die van de verdachte, in de zin dat hij islamitisch getrouwd was met [(ex-)partner], met haar een meerjarige affectieve relatie had en met haar en hun 3 kinderen in ieder geval tot en met juni 2014 heeft samengewoond. [8]
6(b). Aantal kinderen
Het op het aanmeldformulier ingevulde aantal kinderen komt overeen met het aantal kinderen dat de verdachte heeft. Verdachte heeft immers 3 kinderen. [9]
21(a). (Eerste) telefoonnummer waarop hij bereikt kan worden
Het op het aanmeldformulier ingevulde telefoonnummer blijkt overeen te komen met het telefoonnummer van de moeder van de verdachte. [10]
21(b). (Tweede) telefoonnummer waarop hij bereikt kan worden
Het op het aanmeldformulier ingevulde telefoonnummer blijkt overeen te komen met het telefoonnummer van
[(ex-)partner]. De verdachte heeft een relatie gehad met [(ex-)partner] en samen hebben ze drie kinderen gekregen. [11]
De gegevens op het aanmeldformulier betreffende de naam van de persoon die zich aanmeldt, de naam van de moeder, de geboortedatum, de huwelijks staat, het aantal kinderen dat die persoon heeft en de telefoonnummers waarop die persoon bereikbaar is, komen overeen met de persoonlijke gegevens van de verdachte zoals die bekend zijn in het BPR en bij de politie. Op grond van deze overeenkomsten stelt het hof vast dat de gegevens vermeld op het aanmeldformulier overeenkomen met de gegevens van de verdachte.
Vertrek naar Syrië door de verdachte
Het hof stelt vast dat de verdachte eerst op of kort na 7 juni 2014 uit Nederland is vertrokken. Uit de gegevens van de BRP is immers gebleken dat de verdachte zich op 7 juni 2014 heeft uitgeschreven en zich heeft ingeschreven op een niet bestaand adres [12] in de Verenigde Staten van Amerika. [13] De verdachte heeft erkend het uitschrijven zelf te hebben gedaan, voordat hij Nederland (tijdelijk) verliet. [14]
Op 29 maart 2017 heeft verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij in juni 2014 naar Turkije vertrokken is en dat hij later die maand weer terug was in Nederland. [15]
De verdachte is blijkens een bezoek aan zijn woning door politieambtenaren op 26 juni 2014 weer terug in Nederland. [16]
Uit een overzicht van de transacties van de verdachte op zijn rekening bij de SNS Bank blijkt dat de verdachte op 15 mei 2014 een SNS Wereldpas heeft aangevraagd, waarmee hij wereldwijd kan betalen en geld kan opnemen. Op 15 juli 2014 is de optie voor pinnen buiten Europa weer uitgezet. [17] Het hof leidt hieruit af dat verdachte enige weken voor zijn daadwerkelijk vertrek uit Nederland voorbereidingen heeft getroffen voor verblijf buiten Europa.
Op 11 juni 2014 heeft de broer van verdachte een melding van vermissing van verdachte gedaan, omdat zijn moeder zich zorgen over hem maakte. Deze broer gaf aan dat verdachte uitingen zou hebben gedaan dat hij naar Syrië zou gaan. De broer van verdachte vertelde dat de verdachte twee weken spoorloos is geweest. [18]
[Verbalisant] is naar aanleiding van het bericht dat verdachte mogelijk was uit gereisd, op 19 juni 2014 naar de woning van de verdachte gegaan en heeft daar met
[(ex-)partner] gesproken, de (ex-)partner van de verdachte. Zij gaf aan dat verdachte plotseling en zonder enig overleg was vertrokken onder medeneming van slechts handbagage. Zij sloot niet uit dat de verdachte richting de geweldshaarden in het Midden-Oosten was vertrokken. [19]
De ouders van [(ex-)partner] verklaren dat zij van hun dochter hebben gehoord dat de verdachte twee keer heeft geprobeerd naar Syrië te reizen. De tweede keer was in juni 2014 en ging via Turkije. Hij is in Syrië geweest, maar hij vond het te erg. Hij is twee weken niet te bereiken geweest. [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij een telefoontje van familieleden kreeg dat de politie naar hem op zoek was, omdat zij dachten dat hij naar Syrië was gegaan. [21]
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, stelt het hof vast dat de verdachte omstreeks 7 juni 2014 naar Syrië is vertrokken.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat voornoemde verklaringen allemaal onjuist zijn geverbaliseerd. Nu de verdachte dit op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd, schuift het hof deze stelling reeds daarom als onaannemelijk terzijde.
Invulling aanmeldformulier voor ISIL door de verdachte
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die dit formulier heeft ingevuld bij aankomst in Syrië. Daarbij neemt het hof nog in het bijzonder het volgende in aanmerking:
  • Het aanmeldformulier vermeldt als datum en plaats van binnenkomst 10 juni 2014 te Jarablus in Syrië. Dit past bij een vertrek uit Nederland omstreeks 7 juni 2014 en een reis via Turkije naar Syrië.
  • De persoonlijke gegevens die op het formulier vermeld zijn, zijn zeer specifiek. Deze gegevens kloppen precies met de persoonlijke situatie van verdachte.
  • Het is moeilijk voorstelbaar dat een willekeurige derde zowel het telefoonnummer van de moeder van verdachte als het telefoonnummer van de moeder van zijn kinderen volledig correct opgeeft. Verdachte heeft hier geen verklaring voor anders dan dat hij het formulier niet heeft ingevuld.
Alternatief scenario van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij in de maand juni 2014 in Turkije vakantie aan het vieren was.
Gedurende het gehele onderzoek waaronder ook desgevraagd bij herhaling ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte hierover geen concrete(re) aanknopingspunten verschaft. Zo heeft hij (bijna) niets willen verklaren over onder andere zijn reisroute, verblijfplaats, vliegtickets en activiteiten met betrekking tot de door hem gestelde vakantie in Turkije.
Nu de verdachte op geen enkele wijze deze stelling handen en voeten heeft gegeven en ook het dossier geen aanknopingspunt biedt dat verdachte in die periode in Turkije is geweest voor vakantiedoeleinden, schuift het hof deze verklaring over de vakantie in Turkije als onaannemelijk terzijde.
Ambtsbericht MIVD
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (verder: AIVD) of MIVD in beginsel tot het bewijs mag worden gebezigd. De strafrechter zal echter van geval tot geval met de nodige behoedzaamheid moeten beoordelen of het materiaal, gelet op de soms beperkte toetsbaarheid, tot het bewijs kan meewerken. [22]
Thans ziet het hof – met inachtneming van de hierboven genoemde behoedzaamheid – zich voor de vraag gesteld of het voornoemde ambtsbericht van de MIVD met als bijlage het aanmeldformulier voor ISIL op naam van verdachte in het Arabisch en in de Engelse vertaling in dit geval voor het bewijs kunnen worden gebruikt. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het aanmeldformulier als zodanig betrouwbaar kan worden aangemerkt dat dit formulier voor het bewijs van het ten laste gelegde kan worden gebruikt, mede gezien het feit dat de MIVD de bron als betrouwbaar beoordeelt maar de betrouwbaarheid van de gegevens niet kan vaststellen.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Het Team Contraterrorisme en activisme van de politie heeft onderzoek gedaan naar aanleiding van een van Interpol Washington via Interpol Lyon op 25 april 2016 ontvangen (excel-)lijst met 5184 namen die afkomstig zouden zijn van de aanmeldformulieren voor IS. Deze lijst met namen zijn door de FBI in de Verenigde Staten vertaald vanuit het Arabisch vanaf de aanmeldformulieren en verstuurd naar alle lidstaten aangesloten bij Interpol.
Het hof gaat ervan uit dat de herkomst van deze namen dezelfde is als die van de naam van verdachte zoals aangeduid in het ambtsbericht van de MIVD d.d. 3 november 2017. Het hof vindt hiervoor steun in het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen waaruit het hof is gebleken dat de gegevens die via Interpol met betrekking tot de verdachte waren overgedragen samenvielen met de gegevens zoals die in het ambtsbericht van de MIVD waren gecommuniceerd en derhalve kennelijk terug te voeren waren op dezelfde bron.
Ten overvloede merkt het hof op dat het ambtsbericht van de AIVD dateert van 29 maart 2016 en minder (maar niet andersluidende) gegevens bevat dan het veel later in de tijd uitgebrachte ambtsbericht van de MIVD. Het ambtsbericht van de AIVD zal in het hiernavolgende niet verder besproken worden, aangezien dit bericht niet gebruikt wordt voor het bewijs en de waardering van de betrouwbaarheid van het bewijs.
Op voornoemde lijst verstrekt door Interpol zijn twaalf personen aangetroffen die als Nederlander stonden vermeld of met een adres of telefoonnummer aan Nederland waren te koppelen. Uit nader onderzoek blijkt dat, behalve de verdachte die ook op die lijst staat vermeld, van die twaalf personen tenminste zes personen worden verdacht te zijn uitgereisd naar Syrië (in totaal 7 personen). Verder is vastgesteld dat op de aanmeldformulieren van deze personen allerlei persoonsgegevens staan die overeenkomen met de bij de politie bekende gegevens, zoals de geboortedatum, de naam van de moeder en de bijnaam
(kunya). [23]
Conclusie ten aanzien van betrouwbaarheid van het aanmeldformulier voor ISIL
De bovenstaande bevindingen, in het bijzonder dat de aanmeldformulieren zijn te herleiden tot concrete personen die ervan worden verdacht te zijn uitgereisd naar Syrië en waarnaar onderzoek is of wordt verricht, versterken de vaststelling door het hof dat de gegevens in het aanmeldformulier bij het voornoemde ambtsbericht van de MIVD betrekking hebben op de verdachte en dat het de verdachte is geweest die dat aanmeldformulier heeft ingevuld nadat hij naar Syrië was gereisd. Alles afwegend, met de daarbij in dit geval passende behoedzaamheid, komt het hof tot de slotsom dat het als bijlage bij het ambtsbericht gevoegde aanmeldformulier voor ISIL zodanig betrouwbaar is dat dit bruikbaar is als bewijsmiddel. Het hof verwerpt het verweer dat het aanmeldformulier onbetrouwbaar bewijs vormt en dat de daarin vermelde gegevens “geplant” zijn.
Het hof zal het ambtsbericht van de MIVD met in het bijzonder de bijlagen inhoudende het aanmeldformulier voor ISIL in de Arabische taal en in de Engelse vertaling ervan dan ook voor het bewijs bezigen.
Verwerping verweren van de verdediging
Hetgeen in dit verband met betrekking tot de herkomst, authenticiteit en bedoeling van het formulier door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, wordt op grond van het voorgaande door het hof verworpen.
Terroristisch oogmerk
Het hof leidt uit de met betrekking tot de verdachte vastgestelde feiten af dat hij in de maand juni 2014 is afgereisd naar Syrië en daar een aanmeldformulier heeft ingevuld om zich aan te sluiten bij ISIL. De verdachte heeft zich hierbij opgegeven als Inghimasi [24] , hetgeen zelfmoordvechter betekent. Dit is een goed getrainde strijder die explosieven en lichte wapens met zich draagt en vecht totdat zijn munitie op is. [25]
Het oogmerk om een van de terroristische misdrijven voor te bereiden of te bevorderen, volgt uit deze vaststellingen.
Het is immers een feit van algemene bekendheid dat ten tijde van het ten laste gelegde maar ook al geruime tijd voor die periode jihadistische strijdgroepen systematisch en op grote schaal ernstige misdrijven pleegden. Dit kan verdachte gedurende zijn verblijf in Syrië niet zijn ontgaan. Verdachte heeft bovendien in zijn verhoor bij de politie verklaard dat ISIS staat voor geweld. [26]
Deze jihadistische strijdgroepen in Syrië zoals ISIL wilden/willen op gewelddadige wijze een zuiver islamitische samenleving en/of staat gebaseerd op de sharia opleggen aan de burgerbevolking. Hiermee beogen zij de fundamentele politieke structuur van Syrië te vernietigen zoals bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De misdrijven die deze strijdgroepen plegen, zoals moord, doodslag, brandstichting en het teweegbrengen van ontploffingen en dergelijke, worden dus begaan met een terroristisch oogmerk en zijn daarmee terroristische misdrijven.
Deelneming aan de gewapende strijd in Syrië aan de zijde van deze strijdgroepen houdt dus altijd in het plegen van terroristische misdrijven. [27]
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het met het oogmerk om het plegen van de in de artikelen 157 juncto 176a, 289 en 288a Sr genoemde misdrijven voor te bereiden of te bevorderen, aan anderen verschaffen van inlichtingen met betrekking tot zijn bereidheid als inghimasi op te treden en dus tot het plegen van deze misdrijven. Verder heeft verdachte met zijn inschrijving getracht zich gelegenheid te verschaffen tot het plegen van deze misdrijven.
Verdachte was met de door hem verschafte gegevens voor ISIL op afroep inzetbaar als inghimasi. Het hof tekent hierbij aan dat verdachte het telefoonnummer van zijn moeder en zijn [(ex-)partner] bij ISIL had opgegeven. Op 26 juni 2014 – na zijn terugkeer – troffen politieambtenaren de verdachte aan in de woning van
[(ex-)partner] te Spijkenisse. De verdachte verklaarde zich daar weer in te schrijven in de gemeentelijke administratie. [28]
Vrijspraak primair cumulatief/alternatief tenlastegelegde
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte wordt vrijgesproken van het primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde. Het hof overweegt daartoe dat het invullen van een aanmeldformulier van ISIL, zonder dat is gebleken van gedragingen die duiden op de verwezenlijking van het oogmerk van de criminele organisatie, onvoldoende is om te voldoen aan het gedragsvereiste van art. 140a Sr (HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413). Derhalve kan er in deze geen sprake zijn van deelneming aan – kort gezegd – een terroristische organisatie.
Verwerping van de verweren en de beslissingen op de verzoeken van de verdediging
Dezelfde bron
De raadsman wijst erop dat het AIVD-ambtsbericht, het MIVD-ambtsbericht en het document van de autoriteiten van de Verenigde Staten zoals dat via Interpol Washington met de lidstaten is gedeeld, vermoedelijk telkens dezelfde bron hebben, waardoor er een zeer aannemelijk risico is dat deze potentiële bewijsmiddelen telkens dezelfde bron hebben.
Het hof onderkent dat de mogelijkheid aanwezig is dat hetzelfde brondocument de basis vormt voor in ieder geval het ambtsbericht van de AIVD en de MIVD maar ook voor de informatie die van Interpol afkomstig is.
Vanuit de door de strafrechter te betrachten behoedzaamheid (HR 5 september 2006, NJ 2007/336 en HR 15 november 2011, NJ 2012/36) kiest het hof ervoor alleen het ambtsbericht van de MIVD d.d. 3 november 2017 met het daarbij gevoegde aanmeldformulier in het Arabisch en de vertaling van dat formulier in de Engelse taal voor het bewijs te bezigen.
Hoofd van de MIVD
Het hof heeft er daarbij goede nota van genomen dat de MIVD de bron betrouwbaar beoordeelt, maar de betrouwbaarheid van de gegevens niet kan vaststellen. Dit brengt mee dat de verdachte niet in zijn verdediging geschaad is door de afwijzende beslissing op het verzoek het hoofd van de MIVD als getuige te horen (p. 5, pleitnotitie).
Artikel 344a lid 3 Sv
Het hof oordeelt verder dat de blokkaderegeling van artikel 344a lid 3 Sv niet van toepassing is. Het gaat hier niet om een ambtsbericht waarin de verklaring van een anonieme zegsman is opgenomen. Het MIVD ambtsbericht bevat – kort gezegd – een samenvatting van de bijlage en duidt de herkomst ervan. Aan de bijlage bij het MIVD ambtsbericht – het aanmeldingsformulier – ontleend het hof bewijswaarde en het betracht daarbij de in HR 5 september 2006, NJ 2007, 336 voorgeschreven behoedzaamheid.
Hoofd van de AIVD
Aangezien het ambtsbericht van de AIVD niet voor het bewijs gebruikt zal worden, is verdachte niet in zijn verdediging geschaad door het niet horen als getuige van het hoofd van de AIVD (p. 5, pleitnotitie).
[Nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid]
De verdediging heeft aangevoerd dat als bijlage bij het proces-verbaal van de politie van 10 oktober 2017 is gevoegd een NOS artikel, waarin een video met een interview met
[nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid]is opgenomen, waarin
[nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid]zegt dat de betrouwbaarheid van de lijsten nog moet worden vastgesteld. De verdediging wenst hem vragen te stellen over de betrouwbaarheid en de authenticiteit van de lijsten.
Het hof wijst dit verzoek af. De NOS video behoort niet tot het strafdossier.
[Nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid]heeft volgens de schriftelijke bijlage verklaard dat de lijsten, als deze authentiek zijn, het beeld dat van IS bestond bevestigen. Gelet op deze algemene vaststelling van
[nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid], heeft de raadsman onvoldoende toegelicht in hoeverre
[nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid]eigen wetenschap heeft over de herkomst en authenticiteit van de lijst waarop verdachte’s naam voorkomt.
Inzage in c.q. toevoegen van dossiers
Verder heeft de verdediging verzocht om het toevoegen van c.q. inzage in de dossiers en informatie die aan het politie proces-verbaal van 10 oktober 2017 ten grondslag liggen.
Blijkens het proces-verbaal heeft de verbalisant bezien of de namen die voorkomen op de interpollijst hem ambtshalve bekend zijn en in verband staan met Nederland. Bij een aantal van de door de verbalisant geïdentificeerde namen van de Interpollijst, heeft hij de titel van het politieonderzoek waarin de naam voorkomt weergegeven.
Uit de toelichting van de raadsman is onvoldoende gebleken welk belang de verdediging in de onderhavige strafzaak heeft bij het inzien of voegen van strafdossiers uit andere onderzoeken. Het hof wijst dit verzoek af.
Landelijk officier van justitie terrorismebestrijding
Ten slotte heeft de verdediging ter terechtzitting nog verzocht om het horen van de landelijk officier terrorismebestrijding.
Naar het oordeel van het hof heeft de raadsman onvoldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is deze getuige te horen. Het hof wijst dit verzoek af.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016 te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië en/of in Irak, met een of meer anderen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische organisatie Islamitische Staat, althans een terroristische gewapende Jihadistische strijdgroep, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 en artikel 288a Wetboek van Strafrecht),
- de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord, telkens met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a jo 96 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
en/of
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2014 tot en met
1 juli 201412 februari 2016te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië
en/of in Irak, met een of meer anderen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de
/het (meermalen)te plegen misdrij
(f)(ven
):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en
/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en
/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid
, middelenen
/ofinlichtingen tot het plegen van
hetdemisdrij
fvenaan zich of aan anderen heeft verschaft
en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft
/hebbenhij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)
A. de reis gemaakt naar Syrië
en/of Irakten behoeve van het
zich begeven naar het strijdgebied aldaar en/ofzich te voegen bij de terroristische organisatie
Islamitische StaatIslamitische Staat in Irak en Levant (ISIL)en
/ofdaartoe een (aanmeldings)formulier ingevuld
en/of
B. deelgenomen aan ideologische en gevechtstrainingen van de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd in Syrië en/of Irak en/of
C. zich gevoegd bij de Jihadstrijd in Syrië en/of Irak gevoerd door de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of een of meerdere strijders van Islamitische Staat ondersteund bij het voeren van die Jihadstrijd;
in welke Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven - in de voetnoten aangeduide - bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
met het oogmerk om een in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen trachten te verschaffen;

en

met het oogmerk om een in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen trachten te verschaffen;

en

met het oogmerk om een misdrijf als omschreven in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen trachten te verschaffen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 1 juni 2014 tot en met 1 juli 2014 schuldig gemaakt aan het voorbereiden en/of bevorderen van terroristische misdrijven. De verdachte is uitgereisd naar Syrië om zich aldaar aan te sluiten bij ISIL (thans Islamitische Staat) en dus bij de gewapende jihadstrijd. De verdachte heeft daartoe inlichtingen aan anderen verschaft en zichzelf toen inzetbaar gemaakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan die gewapende jihadstrijd. Jihadistische groeperingen als ISIL/IS maken en hebben zich structureel schuldig gemaakt aan bloedig, angstaanjagend geweld en grove mensenrechtenschendingen. Het afreizen naar Syrië om daaraan deel te nemen dient op krachtige wijze te worden tegengegaan en daarom dienen de strafdoelen van vergelding en afschrikking bij de keuze van de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf naar het oordeel van het hof een bepalende rol te spelen.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Rapportages
Het hof heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 11 mei 2013
(het hof begrijp: 12 mei 2016), een Pro Justitia rapportage betreffende de verdachte opgemaakt door drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, d.d. 11 mei 2016 en een Pro Justitia rapportage betreffende de verdachte opgemaakt door J.L.M. Dinjens, psychiater, d.d. 13 mei 2016.
Tevens heeft het hof acht geslagen op Pro Justitia rapportage betreffende de verdachte van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC), opgemaakt door P.G. Smits, psycholoog en C.J. Kerssens, psychiater, d.d. 26 januari 2017. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
De verdachte heeft niet aan het onderzoek in het PBC willen meewerken en heeft niet over het ten laste gelegde willen spreken. Een aantal stoornissen zijn op grond van de observaties wel uit te sluiten. Zo lijkt er van zwakbegaafdheid of zwakzinnigheid geen sprake. Voorts waren er geen aanwijzingen voor een stemmingsstoornis als een manie of een depressieve stoornis. Ook van een ernstig psychotisch beeld met afwijkend, bizar of hallucinatoir gedrag was geen sprake. Doordat de verdachte heeft geweigerd mee te werken, kan verder alleen worden gekomen tot hypothesen en niet tot een diagnostisch oordeel. Er is geen zicht verkregen op zijn intenties, drijfveren en motieven ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De deskundigen kunnen geen advies geven over de doorwerking en over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 11 maart 2017 en een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 1 oktober 2018. Uit het laatste advies komt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende naar voren.
Omdat de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het advies, kan de reclassering geen uitspraken doen ten aanzien van het recidiverisico. De verdachte heeft na het vonnis in eerste aanleg aangegeven niet meer mee te willen werken aan een reclasseringstoezicht. Gezien het verloop van het geretourneerde toezicht en de onwil van de verdachte om mee te werken, schat de reclassering in dat de kans op het onttrekken aan mogelijke voorwaarden groot is. Zij zien geen andere mogelijkheid dan bij een bewezenverklaring te adviseren een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Toerekeningsvatbaarheid
De deskundigen van het PBC hebben geen uitspraak kunnen doen over de toerekenbaarheid van de verdachte, omdat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek. Gelet hierop en op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, dient het ervoor te worden gehouden dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde volledig toerekeningsvatbaar was.
De op te leggen straf
Gezien de aard en de ernst van het feit is het hof van oordeel dat op het bewezen verklaarde feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op voornoemde rapportages en adviezen en gelet op het gegeven dat de verdachte zich niet behandelbaar opstelt, ziet het hof geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om hieraan bijzondere voorwaarden te kunnen verbinden.
Derhalve is het hof - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot gevangenneming
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de gevangenneming van de verdachte zal worden bevolen per datum van arrestwijzing.
Het hof acht geen termen aanwezig om thans de gevangenneming van de verdachte te gelasten. Het hof wijst de vordering derhalve af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 96, 157, 176b, 288a en 289a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier mr. A.F. Verbunt.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2018.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
2.Ambtsbericht van de MIVD, ondertekend door [naam Generaal-majoor], Generaal-majoor, d.d. 3 november 2017.
3.Aanmeldformulier ISIL, gevoegd als bijlage bij een ambtsbericht van de MIVD d.d. 3 november 2017.
4.Een proces-verbaal van relaas van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, RTRAB16020 CHILI, d.d. 9 maart 2017, p. 5; Een proces-verbaal van bevindingen van Team Contraterrorisme en activisme van de Landelijke eenheid, d.d. 10 oktober 2017, met nummer LERCA16101-126 (Identificaties op Interpol Washington 5185 lijst), p. 4.
5.Een proces-verbaal van relaas van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, RTRAB16020 CHILI, d.d. 9 maart 2017, p. 5.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191044.AMB, p. 5.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191044.AMB, p. 5.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 21 april 2016, met documentcode 1604211030.G01, p. 89; Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191044.AMB, p. 5; Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191344.AMB, p. 10.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191044.AMB, p. 5.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191344.AMB, p. 10.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191344.AMB, p. 10.
12.Een proces-verbaal van relaas van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, RTRAB16020 CHILI, d.d. 9 maart 2017, p. 5.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 19 april 2016, met documentcode 1604191044.AMB, p. 5.
14.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2018.
15.Proces-verbaal van de openbare zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam op 29 maart 2017 in deze zaak, p. 4.
16.Sfeerrapportage van de politie Eenheid Rotterdam, d.d. 23 mei 2016, met nummer PL1700-2016164312-1, p. 24.
17.Een proces-verbaal ontvangst betalingsgegevens SNS Bank van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 9 maart 2017, met documentcode 1703091624.AMB, p. 220.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Contraterrorisme en activisme van de Landelijke eenheid, d.d. 10 oktober 2017, met nummer LERCA16101-126 (Identificaties op Interpol Washington 5185 lijst), p. 3; Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 4 mei 2016, met documentcode 1605031545.AMB, p. 101.
19.Sfeerrapportage van de politie Eenheid Rotterdam, d.d. 23 mei 2016, met nummer PL1700-2016164312-1, p. 24.
20.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 31 mei 2016, met documentcode 1605311231.AMB, p. 124.
21.Proces-verbaal van de openbare zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam op 29 maart 2017 in deze zaak, p. 4.
22.ECLI:NL:HR:2006:AV4122; HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP7544, NJ 2012/36 m.nt. T.M. Schalken.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Contraterrorisme en activisme van de Landelijke eenheid, d.d. 10 oktober 2017, met nummer LERCA16101-126 (Identificaties op Interpol Washington 5185 lijst).
24.Aanmeldformulier ISIL, gevoegd als bijlage bij een ambtsbericht van de MIVD d.d. 3 november 2017.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 22 april 2016, met documentcode 1604221042.AMB, p. 15-17.
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van Team Grootschalige Opsporing Eenheid Rotterdam, d.d. 24 oktober 2016, met documentcode 1610240900.V01, p. 209.
27.In deze zin ook reeds Hof Den Haag 10 maart 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:642 en Hof Den Haag 6 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2909.
28.Sfeerrapportage van de politie Eenheid Rotterdam, d.d. 23 mei 2016, met nummer PL1700-2016164312-1, p. 24.