In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers, een gezin van Russische nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank behandelt ook de verzoeken om een voorlopige voorziening. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvragen op 29 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen en verzoeken op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
Eisers hebben asiel aangevraagd in Nederland op 22 juli 2023, maar zijn eerder in Kroatië, Slovenië en Duitsland geweest. Verweerder heeft op 12 september 2023 Kroatië verzocht om eisers terug te nemen, wat door Kroatië op 26 september 2023 is geaccepteerd voor de eiser. Eisers betogen dat verweerder niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië, verwijzend naar eerdere uitspraken van de rechtbank en de situatie van asielzoekers in Kroatië. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder op basis van de uitkomsten van zijn onderzoek naar de situatie van Dublinclaimanten in Kroatië mag uitgaan van dit beginsel.
De rechtbank concludeert dat de persoonlijke ervaringen van eisers niet voldoende zijn om aan te tonen dat de asielprocedure in Kroatië niet aan de eisen voldoet. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de minderjarige kinderen voldoende zijn meegewogen in de beoordeling. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard en de verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, nu de beroepen zijn afgewezen.