ECLI:NL:RBDHA:2023:15093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.21656
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: beoordeling van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Nederland en Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen op grond van de Dublinverordening. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft aangevoerd dat Kroatië niet kan worden vertrouwd om zijn internationale verplichtingen na te komen, gezien de meldingen van mensenrechtenschendingen en pushbacks. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser overwogen en geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat Kroatië voldoet aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. Tevens zijn de proceskosten van de eiser toegewezen, maar het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de uitspraak op het beroep al is gedaan. De rechtbank heeft benadrukt dat de feitelijke situatie in Kroatië bepalend is voor de beoordeling van de asielaanvraag en dat er onvoldoende bewijs is dat de garanties van Kroatië over de asielprocedure betrouwbaar zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.21656 (beroep) en NL23.21657 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam 1] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Met besluit van 26 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft ook de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat op zijn beroep is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep en de voorlopige voorziening op 25 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 2] als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-, te betalen aan de gemachtigde van eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-, te betalen aan de gemachtigde van eiser.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hierin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om overname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder er niet op mag vertrouwen dat Kroatië haar internationale verplichtingen nakomt ten aanzien van de opvang van asielzoekers en Dublinclaimanten. Uit diverse rapporten en artikelen blijkt dat in Kroatië sprake is van mensenrechtenschendingen, pushbacks en politiegeweld. Verweerder moet daarom de asielaanvraag van eiser zelf in behandeling nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar de informatie die is verstrekt door de Kroatische autoriteiten naar aanleiding van de opdracht van de Afdeling [2] om de situatie aldaar te onderzoeken en de in het besluit genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 3 juli 2023 [3] , onvoldoende heeft gemotiveerd dat er ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank verwijst voor een uitgebreidere motivering van haar standpunt naar de uitspraken van 1 juni 2023 [4] , 6 juni 2023 [5] en 22 juni 2023 [6] .
Daarin is onder meer geoordeeld dat de daadwerkelijke situatie in Kroatië voor Dublinclaimanten bepalend is en dat op basis van informatie niet kan worden uitgesloten dat ook Dublinclaimanten slachtoffer kunnen worden van pushbacks. De informatie waar verweerder zich op baseert is in tegenspraak met wat de hoogste bestuursrechter op grond van openbare bronnen heeft geconcludeerd over de feitelijke situatie in Kroatië. Daarnaast is ook niet gebleken dat de informatie uit de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 op enige wijze is geverifieerd. De enkele verwijzing naar de brief geeft geen blijk van een verificatie van de feitelijke situatie in Kroatië op grond waarmee is onderbouwd dat er geen sprake is van systematische en fundamentele fouten in de asielprocedure aldaar. De in het claimakkoord door Kroatië gegeven garanties, waarop de uitspraak van zittingsplaats Groningen van 3 juli 2023 is gebaseerd, maken dit niet anders omdat de garanties niets zeggen over de daadwerkelijke situatie in Kroatië. Verweerder heeft zijn standpunt, dat er ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, daarom onvoldoende gemotiveerd.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
Omdat met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en bij de voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend moet dit worden uitbetaald aan de gemachtigde van eiser.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023 door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld, voor zover het de hoofdzaak betreft, bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening 204/2013 EU
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2023:7776)
5.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam (ECLI:NL:RBDHA:2023:8122)
6.Uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats (ECLI:NL:RBDHA:9454)