ECLI:NL:RBDHA:2023:18085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Eritrese eiser en de beoordeling van de verantwoordelijkheid van Kroatië onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Eritrese eiser behandeld die in beroep is gegaan tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling zou moeten worden genomen, ondanks het feit dat Kroatië als verantwoordelijk land wordt beschouwd. De eiser heeft verklaard dat hij in Kroatië onmenselijk is behandeld en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Kroatië niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling door verweerder. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.