Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers aan de hand van hun beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2]. Zij hebben de Turkse nationaliteit. Eisers hebben op 30 januari 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
8. De staatssecretaris heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw.Volgens de staatssecretaris zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, omdat uit Eurodac blijkt dat zij daar eerder, op 21 januari 2023, een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. De staatssecretaris heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de DublinverordeningKroatië verzocht eisers terug te nemen. Op 5 april 2023 zijn de autoriteiten van Kroatië hiermee akkoord gegaan.
9. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. In beroep voeren zij aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag worden gegaan. Kroatië maakt zich namelijk stelselmatig schuldig aan pushbacks die niet alleen plaatsvinden aan de grens, maar ook bij migranten die zich in het grensgebied of elders op het grondgebied van Kroatië bevinden. Overdracht aan Kroatië is volgens eisers daarom in strijd met artikel 3 van het EVRMen artikel 4 van het Handvest.De staatssecretaris moet daarom, met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, de asielaanvragen van eisers in behandeling nemen. Eisers doen in dat verband een beroep op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023en een drietal uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 juni 2023.Overigens is de overdracht van eisers aan Kroatië ook praktisch niet mogelijk, omdat eiseres op 12 mei 2012 prematuur is bevallen van eisers’ dochter. Om deze reden ontvangt deze dochter nog verzorging op de couveuseafdeling van het ziekenhuis.
Het standpunt van de staatssecretaris
10. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat met de overdracht van eisers aan Kroatië geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van de uitspraken van de Afdelingvan 13 april 2022onderzoek gedaan naar de situatie in Kroatië. In de bestreden besluiten verwijst hij hiervoor naar de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2023en de Beslisnota van 21 december 2022.De Kroatische autoriteiten hebben op 15 november 2022 vragen beantwoord van de staatssecretaris, waarbij is verzekerd dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen houdt ten aanzien van overgedragen Dublinclaimanten. De Kroatische autoriteiten hebben benadrukt dat zij nooit een asielzoeker hebben uitgezet zonder een onderzoek te hebben verricht naar de gegrondheid van het asielverzoek of voordat de asielprocedure was afgerond. Verzoekers om internationale bescherming hebben dezelfde rechten en plichten in Kroatië, ongeacht of ze Kroatië voor het eerst vanuit een derde land zijn binnengekomen of als Dublinclaimant zijn teruggekeerd. Uit deze informatie volgt volgens de staatssecretaris voldoende dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen houdt. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris daaraan toegevoegd dat hij hoger beroep heeft aangetekend tegen de door eisers aangehaalde rechtbankuitspraken. Daarnaast verwijst hij naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Groningen en Utrecht, waarbij anders is geoordeeld. Ook wijst de staatssecretaris erop dat de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat Kroatië voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis en dat Kroatië de situatie aan de buitengrenzen sinds 2021 blijvend monitort door middel van een onafhankelijk monitoringsmechanisme. Tot slot wijst de staatssecretaris erop dat eisers in een recent vertrekgesprek met DT&Vhebben verklaard dat hun pasgeboren dochter inmiddels uit het ziekenhuis is ontslagen.
Het oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris nog steeds niet voldoende heeft gemotiveerd dat hij ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.
12. De rechtbank verwijst in dat verband allereerst naar de uitspraken van 13 april 2022, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van de betrokken lidstaat in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Verder volgt uit deze uitspraken dat, als in de betrokken lidstaat dergelijke pushbacks plaatsvinden, beoordeeld moet worden of deze fundamentele systeemfout in die lidstaat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het arrest Jawo van het Hof, en zo ja, of deze fundamentele systeemfout ook relevant is voor de specifieke overdracht van Dublinclaimanten aan die lidstaat.
13. Volgens diezelfde Afdelingsuitspraken moet de staatssecretaris eerst nader onderzoek verrichten naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Kroatië, voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van de vreemdeling aan Kroatië geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De reden voor dit onderzoek was dat er serieuze aanknopingspunten zijn dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden.
14. De staatssecretaris heeft het door de Afdeling opgedragen onderzoek uitgevoerd en in de bestreden besluiten verwezen naar de verkregen informatie van de Kroatische autoriteiten en de mededeling van de Europese Commissie inzake het Schengenaquis. De rechtbank is echter van oordeel dat de staatssecretaris onder verwijzing naar die informatie nog altijd onvoldoende heeft gemotiveerd dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023 en in de uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023. De rechtbank ziet in wat de staatsecretaris heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen. De rechtbank legt hierna uit waarom.
15. De rechtbank constateert dat de informatie waar de staatssecretaris zich op baseert in de bestreden besluiten, grotendeels afkomstig is van de Kroatische autoriteiten zelf. Daarin is onder meer benadrukt dat pushbacks aan de grens niet plaatsvinden en ook nooit hebben plaatsgevonden. De rechtbank is het met eisers eens dat die mededeling in tegenspraak is met wat de Afdeling op grond van openbare bronnen eerder heeft vastgesteld over de feitelijke situatie in Kroatië. De pushbacks die volgens de Afdeling al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden, worden in het geheel ontkend door de Kroatische autoriteiten. De rechtbank kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat in de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 de situatie anders wordt voorgesteld dan deze in werkelijkheid is. De staatssecretaris heeft daarom niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij zich op het standpunt stelt dat desondanks onverkort van de door de Kroatische autoriteiten geschetste situatie uit mag worden gegaan.
16 De rechtbank volgt de staatssecretaris verder niet in zijn standpunt dat in Kroatië inmiddels sprake is van een andere situatie. In de eerste plaats heeft Kroatië zelf in zijn berichtgeving aan de staatssecretaris benadrukt dat het zich houdt aan zijn internationale verplichtingen en dat dit nooit anders is geweest. Daar komt bij dat diverse openbare bronnen, die de rechtbank ambtshalve heeft geraadpleegd, een heel ander en beduidend zorgwekkender beeld schetsen van de actuele situatie in Kroatië. Zo wordt in het landenrapport van AIDAover Kroatië (Update 2022) gesproken over 3.461 pushbacks vanuit Kroatië naar Bosnië-Herzegovina en 289 pushbacks vanuit Kroatië naar Servië. Deze informatie heeft betrekking op de situatie tot en met 31 december 2022. In een rapport van Human Rights Watch van 3 mei 2023wordt verder melding gemaakt van stelselmatige en vaak gewelddadige pushbacks van migranten aan de Kroatische grens tot in april 2023, onder wie alleenstaande minderjarigen, ondanks officiële en herhaaldelijke ontkenning van de Kroatische autoriteiten. Tot slot blijkt ook uit talrijke getuigenverklaringen (‘testimonies’), zoals opgetekend door het Borderviolence Monitoring Network (BVMN), dat pushbacks van asielzoekers in het grensgebied van Kroatië nog altijd plaatsvinden. De meest recente getuigenverklaringen van BVMN dateren van eind april 2023. De rechtbank concludeert dan ook dat er, in tegenstelling tot de officiële mededelingen van Kroatische zijde, nog altijd serieuze en goed gedocumenteerde aanknopingspunten zijn dat asielzoekers die de grens met Kroatië hebben gepasseerd op grote schaal en niet zelden op gewelddadige wijze over de grens worden gezet. Dit gebeurt ook zonder dat hun asielverzoek, als zij dat al konden indienen, inhoudelijk is beoordeeld. Dat de situatie aan de grens in Kroatië, zoals de staatssecretaris stelt, bij voortduring wordt gemonitord, leidt niet tot een ander oordeel. Deze monitoring heeft immers niet verhinderd dat de Kroatische autoriteiten de al bestaande praktijk van stelselmatige pushbacks onverkort konden continueren.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat het onderscheid dat de staatssecretaris in de bestreden besluiten (opnieuw) aanbrengt tussen Dublinclaimanten en andere asielzoekers niet kan worden gebaseerd op de brief van de Kroatische autoriteiten aan de staatssecretaris, nu zij zelf juist benadrukken dat Dublinclaimanten op dezelfde wijze worden behandeld als andere asielzoekers. Hierbij is van belang dat, zoals de Afdeling ook heeft geconstateerd, overgedragen Dublinclaimanten zich (net als andere asielzoekers) in beginsel vrij kunnen bewegen op het grondgebied van Kroatië. De rechtbank vindt hierbij de daadwerkelijke situatie in Kroatië voor Dublinclaimanten bepalend. De hiervoor onder 16 weergegeven informatie weerspreekt de door de staatssecretaris gestelde gunstige situatie en biedt in ieder geval geen grond voor de conclusie dat uitgesloten kan worden dat ook Dublinclaimanten slachtoffer kunnen worden van pushbacks. De rechtbank gaat in dat verband voorbij aan de stelling van de staatssecretaris dat de Afdeling in de uitspraken van 13 april 2022 ‘slechts’ heeft geoordeeld dat er serieuze aanknopingspunten zijn dat pushbacks ook plaatsvinden bij overgedragen Dublinclaimanten en niet heeft vastgesteld dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Deze serieuze aanknopingspunten en de daaruit voortkomende zorgen over de situatie van terugkerende Dublinclaimanten naar Kroatië, vormden immers reden om de staatssecretaris op te dragen nader onderzoek te verrichten. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat het door de staatssecretaris verrichte onderzoek de bestaande zorgen niet kan wegnemen. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook de volgende passage uit het hiervoor aangehaalde landenrapport van AIDA over Kroatië (Update 2022): "persons whose application was explicitly withdrawn or rejected before leaving Croatia are considered subsequent applicants upon return, contrary to the requirements of the Regulation". Deze passage, die ook al was opgenomen in het landenrapport over Kroatië (Update 2020), lag mede ten grondslag aan het oordeel van de Afdeling over het bestaan van serieuze aanknopingspunten dat ook Dublinclaimanten in dat land te maken krijgen met pushbacks. De rechtbank stelt dan ook vast dat de situatie in Kroatië op dit punt ongewijzigd is. Verder wijst de rechtbank in dit verband op een rapport van BVMN van 31 maart 2023, waarin melding wordt gemaakt van migranten die overal in Kroatië (‘across the entire territory of the Republic of Croatia’) worden opgepakt, vastgezet en uiteindelijk tegen hun wil worden uitgezet naar Bosnië-Herzegovina en aan de plaatselijke autoriteiten aldaar worden overgedragen.
18. Het voorgaande betekent dat de zorgen, gebaseerd op serieuze aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden, niet zijn weggenomen door het door de staatssecretaris verrichtte onderzoek. Dat maakt dat niet valt uit te sluiten dat door de overdracht van eisers aan Kroatië een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Het standpunt van de staatssecretaris dat hij erop mag vertrouwen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt, is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.
19. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Wat eisers verder hebben aangevoerd zal daarom niet worden besproken. De rechtbank zal de staatssecretaris opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers.
20. De rechtbank ziet aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).