ECLI:NL:RBDHA:2023:11921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en overdracht aan Kroatië in het licht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak hebben eisers, een gezin met de Turkse nationaliteit, asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hun aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de situatie in Kroatië onveilig is en dat zij daar risico lopen op pushbacks, wat in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de zaak op 27 juli 2023 behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door een waarnemer van hun gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was afwezig.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat er serieuze aanknopingspunten zijn voor de aanwezigheid van pushbacks in Kroatië. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.674,-.

De rechtbank heeft benadrukt dat de informatie waar de staatssecretaris zich op baseert grotendeels afkomstig is van de Kroatische autoriteiten zelf, die pushbacks ontkennen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat deze praktijken wel degelijk plaatsvinden, en dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij van de door de Kroatische autoriteiten geschetste situatie mag uitgaan. De rechtbank heeft de zorgen over de situatie in Kroatië niet kunnen wegnemen en heeft geoordeeld dat de overdracht van eisers aan Kroatië mogelijk in strijd is met de Europese mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16992 en NL23.16994

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres,

V-nummer: [nummer 1], en
[naam 2], eiser
V-nummer: [nummer 2],
mede namens hun minderjarige kinderen,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: eisers
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Inleiding

1. Bij twee afzonderlijke besluiten van 9 juni 2023 (de bestreden besluiten) heeft de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
2. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
3. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 27 juli 2023 ter zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. R.J.M. van den Toorn als waarnemer van hun gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Altintas. De staatssecretaris is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers aan de hand van hun beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
7. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2]. Zij hebben de Turkse nationaliteit. Eisers hebben op 30 januari 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
8. De staatssecretaris heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens de staatssecretaris zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, omdat uit Eurodac blijkt dat zij daar eerder, op 21 januari 2023, een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. De staatssecretaris heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [2] Kroatië verzocht eisers terug te nemen. Op 5 april 2023 zijn de autoriteiten van Kroatië hiermee akkoord gegaan.
Het standpunt van eisers
9. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. In beroep voeren zij aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag worden gegaan. Kroatië maakt zich namelijk stelselmatig schuldig aan pushbacks die niet alleen plaatsvinden aan de grens, maar ook bij migranten die zich in het grensgebied of elders op het grondgebied van Kroatië bevinden. Overdracht aan Kroatië is volgens eisers daarom in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest. [4] De staatssecretaris moet daarom, met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, de asielaanvragen van eisers in behandeling nemen. Eisers doen in dat verband een beroep op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023 [5] en een drietal uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 juni 2023. [6] Overigens is de overdracht van eisers aan Kroatië ook praktisch niet mogelijk, omdat eiseres op 12 mei 2012 prematuur is bevallen van eisers’ dochter. Om deze reden ontvangt deze dochter nog verzorging op de couveuseafdeling van het ziekenhuis.
Het standpunt van de staatssecretaris
10. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat met de overdracht van eisers aan Kroatië geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling [7] van 13 april 2022 [8] onderzoek gedaan naar de situatie in Kroatië. In de bestreden besluiten verwijst hij hiervoor naar de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2023 [9] en de Beslisnota van 21 december 2022. [10] De Kroatische autoriteiten hebben op 15 november 2022 vragen beantwoord van de staatssecretaris, waarbij is verzekerd dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen houdt ten aanzien van overgedragen Dublinclaimanten. De Kroatische autoriteiten hebben benadrukt dat zij nooit een asielzoeker hebben uitgezet zonder een onderzoek te hebben verricht naar de gegrondheid van het asielverzoek of voordat de asielprocedure was afgerond. Verzoekers om internationale bescherming hebben dezelfde rechten en plichten in Kroatië, ongeacht of ze Kroatië voor het eerst vanuit een derde land zijn binnengekomen of als Dublinclaimant zijn teruggekeerd. Uit deze informatie volgt volgens de staatssecretaris voldoende dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen houdt. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris daaraan toegevoegd dat hij hoger beroep heeft aangetekend tegen de door eisers aangehaalde rechtbankuitspraken. Daarnaast verwijst hij naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Groningen en Utrecht, waarbij anders is geoordeeld. Ook wijst de staatssecretaris erop dat de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat Kroatië voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis en dat Kroatië de situatie aan de buitengrenzen sinds 2021 blijvend monitort door middel van een onafhankelijk monitoringsmechanisme. Tot slot wijst de staatssecretaris erop dat eisers in een recent vertrekgesprek met DT&V [11] hebben verklaard dat hun pasgeboren dochter inmiddels uit het ziekenhuis is ontslagen.
Het oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris nog steeds niet voldoende heeft gemotiveerd dat hij ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.
12. De rechtbank verwijst in dat verband allereerst naar de uitspraken van 13 april 2022, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van de betrokken lidstaat in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Verder volgt uit deze uitspraken dat, als in de betrokken lidstaat dergelijke pushbacks plaatsvinden, beoordeeld moet worden of deze fundamentele systeemfout in die lidstaat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het arrest Jawo van het Hof [12] , en zo ja, of deze fundamentele systeemfout ook relevant is voor de specifieke overdracht van Dublinclaimanten aan die lidstaat.
13. Volgens diezelfde Afdelingsuitspraken moet de staatssecretaris eerst nader onderzoek verrichten naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Kroatië, voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van de vreemdeling aan Kroatië geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De reden voor dit onderzoek was dat er serieuze aanknopingspunten zijn dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden.
14. De staatssecretaris heeft het door de Afdeling opgedragen onderzoek uitgevoerd en in de bestreden besluiten verwezen naar de verkregen informatie van de Kroatische autoriteiten en de mededeling van de Europese Commissie inzake het Schengenaquis. De rechtbank is echter van oordeel dat de staatssecretaris onder verwijzing naar die informatie nog altijd onvoldoende heeft gemotiveerd dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023 en in de uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023. De rechtbank ziet in wat de staatsecretaris heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen. De rechtbank legt hierna uit waarom.
15. De rechtbank constateert dat de informatie waar de staatssecretaris zich op baseert in de bestreden besluiten, grotendeels afkomstig is van de Kroatische autoriteiten zelf. Daarin is onder meer benadrukt dat pushbacks aan de grens niet plaatsvinden en ook nooit hebben plaatsgevonden. De rechtbank is het met eisers eens dat die mededeling in tegenspraak is met wat de Afdeling op grond van openbare bronnen eerder heeft vastgesteld over de feitelijke situatie in Kroatië. De pushbacks die volgens de Afdeling al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden, worden in het geheel ontkend door de Kroatische autoriteiten. De rechtbank kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat in de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 de situatie anders wordt voorgesteld dan deze in werkelijkheid is. De staatssecretaris heeft daarom niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij zich op het standpunt stelt dat desondanks onverkort van de door de Kroatische autoriteiten geschetste situatie uit mag worden gegaan.
16 De rechtbank volgt de staatssecretaris verder niet in zijn standpunt dat in Kroatië inmiddels sprake is van een andere situatie. In de eerste plaats heeft Kroatië zelf in zijn berichtgeving aan de staatssecretaris benadrukt dat het zich houdt aan zijn internationale verplichtingen en dat dit nooit anders is geweest. Daar komt bij dat diverse openbare bronnen, die de rechtbank ambtshalve heeft geraadpleegd, een heel ander en beduidend zorgwekkender beeld schetsen van de actuele situatie in Kroatië. Zo wordt in het landenrapport van AIDA [13] over Kroatië (Update 2022) gesproken over 3.461 pushbacks vanuit Kroatië naar Bosnië-Herzegovina en 289 pushbacks vanuit Kroatië naar Servië. Deze informatie heeft betrekking op de situatie tot en met 31 december 2022. In een rapport van Human Rights Watch van 3 mei 2023 [14] wordt verder melding gemaakt van stelselmatige en vaak gewelddadige pushbacks van migranten aan de Kroatische grens tot in april 2023, onder wie alleenstaande minderjarigen, ondanks officiële en herhaaldelijke ontkenning van de Kroatische autoriteiten. Tot slot blijkt ook uit talrijke getuigenverklaringen (‘testimonies’), zoals opgetekend door het Borderviolence Monitoring Network (BVMN) [15] , dat pushbacks van asielzoekers in het grensgebied van Kroatië nog altijd plaatsvinden. De meest recente getuigenverklaringen van BVMN dateren van eind april 2023. De rechtbank concludeert dan ook dat er, in tegenstelling tot de officiële mededelingen van Kroatische zijde, nog altijd serieuze en goed gedocumenteerde aanknopingspunten zijn dat asielzoekers die de grens met Kroatië hebben gepasseerd op grote schaal en niet zelden op gewelddadige wijze over de grens worden gezet. Dit gebeurt ook zonder dat hun asielverzoek, als zij dat al konden indienen, inhoudelijk is beoordeeld. Dat de situatie aan de grens in Kroatië, zoals de staatssecretaris stelt, bij voortduring wordt gemonitord, leidt niet tot een ander oordeel. Deze monitoring heeft immers niet verhinderd dat de Kroatische autoriteiten de al bestaande praktijk van stelselmatige pushbacks onverkort konden continueren.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat het onderscheid dat de staatssecretaris in de bestreden besluiten (opnieuw) aanbrengt tussen Dublinclaimanten en andere asielzoekers niet kan worden gebaseerd op de brief van de Kroatische autoriteiten aan de staatssecretaris, nu zij zelf juist benadrukken dat Dublinclaimanten op dezelfde wijze worden behandeld als andere asielzoekers. Hierbij is van belang dat, zoals de Afdeling ook heeft geconstateerd, overgedragen Dublinclaimanten zich (net als andere asielzoekers) in beginsel vrij kunnen bewegen op het grondgebied van Kroatië. De rechtbank vindt hierbij de daadwerkelijke situatie in Kroatië voor Dublinclaimanten bepalend. De hiervoor onder 16 weergegeven informatie weerspreekt de door de staatssecretaris gestelde gunstige situatie en biedt in ieder geval geen grond voor de conclusie dat uitgesloten kan worden dat ook Dublinclaimanten slachtoffer kunnen worden van pushbacks. De rechtbank gaat in dat verband voorbij aan de stelling van de staatssecretaris dat de Afdeling in de uitspraken van 13 april 2022 ‘slechts’ heeft geoordeeld dat er serieuze aanknopingspunten zijn dat pushbacks ook plaatsvinden bij overgedragen Dublinclaimanten en niet heeft vastgesteld dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Deze serieuze aanknopingspunten en de daaruit voortkomende zorgen over de situatie van terugkerende Dublinclaimanten naar Kroatië, vormden immers reden om de staatssecretaris op te dragen nader onderzoek te verrichten. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat het door de staatssecretaris verrichte onderzoek de bestaande zorgen niet kan wegnemen. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook de volgende passage uit het hiervoor aangehaalde landenrapport van AIDA over Kroatië (Update 2022): "persons whose application was explicitly withdrawn or rejected before leaving Croatia are considered subsequent applicants upon return, contrary to the requirements of the Regulation". Deze passage, die ook al was opgenomen in het landenrapport over Kroatië (Update 2020), lag mede ten grondslag aan het oordeel van de Afdeling over het bestaan van serieuze aanknopingspunten dat ook Dublinclaimanten in dat land te maken krijgen met pushbacks. De rechtbank stelt dan ook vast dat de situatie in Kroatië op dit punt ongewijzigd is. Verder wijst de rechtbank in dit verband op een rapport van BVMN van 31 maart 2023, waarin melding wordt gemaakt van migranten die overal in Kroatië (‘across the entire territory of the Republic of Croatia’) worden opgepakt, vastgezet en uiteindelijk tegen hun wil worden uitgezet naar Bosnië-Herzegovina en aan de plaatselijke autoriteiten aldaar worden overgedragen. [16]
18. Het voorgaande betekent dat de zorgen, gebaseerd op serieuze aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden, niet zijn weggenomen door het door de staatssecretaris verrichtte onderzoek. Dat maakt dat niet valt uit te sluiten dat door de overdracht van eisers aan Kroatië een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Het standpunt van de staatssecretaris dat hij erop mag vertrouwen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt, is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.
Conclusie en gevolgen
19. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Wat eisers verder hebben aangevoerd zal daarom niet worden besproken. De rechtbank zal de staatssecretaris opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers.
20. De rechtbank ziet aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt de staatssecretaris op nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers met inachtneming van deze uitspraak.
- veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eisers tot een bedrage van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
5.NL23.6781.
6.NL23.6102, NL23.7025 en NL23.7026.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Dublinoverdrachten aan Kroatië, Kamerstuk 19 637, nr. 3061.
10.Beslisnota van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij Kamerbrief inzake Dublinoverdrachten aan Kroatië, 21 december 2022.
11.De Dienst terugkeer en Vertrek.
12.ECLI:EU:C:2019:218.
13.Asylum Information Database, European Council of Refugees and Exiles (ECRE).
14.Zie het rapport “Like We Were Just Animals”: Pushbacks of People Seeking Protection from Croatia to Bosnia and Herzegovina, Human Rights Watch. 3 mei 2023.
15.Te raadplegen via
16.Croatia carries out mass deportations of people on the move to Bosnia and Herzegovina, te raadplegen via