ECLI:NL:RBDHA:2023:15489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.22999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag op basis van bijzondere individuele omstandigheden in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, had op 16 april 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet in behandeling genomen op basis van de stelling dat Kroatië verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 14 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling wordt genomen. Eiser heeft bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die volgens de rechtbank niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling door verweerder. De rechtbank wijst op de mishandeling die eiser in Kroatië heeft ervaren en de onmenselijke omstandigheden waaronder hij werd vastgehouden. De rechtbank concludeert dat verweerder de asielaanvraag van eiser alsnog in behandeling moet nemen en vernietigt het bestreden besluit. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegewezen.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden in asielzaken, vooral in het licht van de Dublinverordening en de bescherming van mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22999

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Beyik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser is van Sierra Leoonse nationaliteit en geboren op [datum] 2004. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en R. Shaw als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Oordeel van de rechtbank
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom verweerder op grond van de door eiser aangevoerde bijzondere, individuele omstandigheden zijn asielaanvraag niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening [1] in behandeling neemt. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe ze tot dit oordeel is gekomen.
Achtergrond
3. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 11 mei 2022 illegaal via Griekenland het grondgebied van de lidstaten is ingereisd en op dezelfde dag een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Tevens blijkt dat eiser op 22 februari 2023 het grondgebied van de lidstaten illegaal is ingereisd via Kroatië en op dezelfde dag een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Daarbij heeft eiser verklaard dat hij op 18 februari 2023 in Kroatië is aangekomen. Nederland heeft daarom op 13 juni 2023 de autoriteiten van Kroatië verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening. Op 27 juni 2023 zijn de autoriteiten van Kroatië hiermee akkoord gegaan op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Op 22 mei 2023 heeft eiser een aanmeldgehoor Dublin gehad.
3.1
Eiser heeft op 16 april 2023 een asielaanvraag ingediend. In het aanmeldgehoor van 22 mei 2023 heeft eiser verklaard over zijn bezwaren tegen overdracht aan Kroatië.
In het aanmeldgehoor staat het volgende:
Hebt u opvang gehad in Kroatië?
Ik ben naar een plek gebracht, een soort garage en het was leeg. We moesten
onze kleren gebruiken om te slapen op de grond. Dit was de plaats van de
detentie waarover ik u vertelde.
Kunt u uw eventuele bezwaren toelichten?
De eerste dag van aankomst werd ik heel slecht behandeld. En ze hebben me
naar deze gevangenis gebracht. Het eten bestond elke dag uit twee stukken
brood. En de taal begrijp ik niet en de mensen in Kroatië zijn geen goede
mensen. Ik verwachtte niet dat ik daar zo slecht behandeld zou worden. Het
land is niet goed en veilig voor mij.
Waarom voelt u zich niet veilig in Kroatië?
Omdat ze me slecht behandeld hebben.
Heeft u een klacht ingediend tegen deze slechte behandeling of heeft u dat
geprobeerd?
Ja, ik heb geklaagd bij een politieman en ik heb tegen hem gezegd dat ik maar
twee stukken brood kreeg per dag. Zijn antwoord was dat ik de volgende keer
niet meer naar Kroatië mocht komen.
In de zienswijze staat het volgende:
Gelet op deze uitspraken kan u thans niet volstaan met de enkele overweging, zonder nadere motivering, dat er geen concrete aanwijzingen zijn tot verdragsschending door Kroatië. Dit temeer nu cliënt zelf ook heeft verklaard dat hij slecht is behandeld in Kroatië, hij gedurende meerdere dagen werd vastgehouden in een ruimte zonder bed, waar hij amper te eten kreeg en hem werd gezegd dat hij niet meer terug moest komen naar Kroatië.
Wat voert eiser aan?
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat zij het teleurstellend vindt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 september 2023 heeft geoordeeld dat voor Kroatië weer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, maar dat ze ervan uitgaat dat de rechtbank is gebonden aan deze uitspraak en heeft haar gronden gericht op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
Eiser stelt dat Nederland zijn asielaanvraag in het kader van dat artikel 17 aan zich moet trekken en de aanvraag inhoudelijk in behandeling moet nemen vanwege de manier waarop hij werd behandeld in Kroatië en de op grote schaal uitgevoerde pushbacks daar. Volgens eiser werd hij meteen na aankomst in Kroatië in detentie genomen samen met een grote groep vreemdelingen. Na vier dagen detentie werd hij gedwongen om zijn vingerafdrukken af te geven, waarna hem te kennen werd gegeven dat hij Kroatië diende te verlaten en niet meer terug moest keren.
Wat vindt verweerder daarvan?
5. Verweerder ziet hierin geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening omdat niet is gebleken dat in eisers geval sprake is van een bijzondere individuele omstandigheid. Verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de drempel van het arrest Jawo [2] wordt niet gehaald.
Overwegingen rechtbank
6. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet over de toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat eisers asielaanvraag aan zich te trekken. De rechtbank vindt daarbij allereerst van belang dat eiser in aanvulling op de gronden ter zitting heeft verklaard dat hij in het detentiecentrum in Kroatië is mishandeld, dus terwijl hij onder de bescherming van de autoriteiten stond. Ook heeft hij onweersproken verklaard dat zijn telefoon en rugzak zijn afgepakt, hij die niet heeft teruggekregen en hij werd geplaatst in een lege ruimte zonder voorzieningen met ongeveer 60 anderen. Er was geen schoon drinkwater, ieder moest zijn behoeften in die ruimte doen op de grond want er was geen toilet, er was geen douche en de voedselvoorziening bestond alleen uit wat brood. Bovendien is eiser na afname van vingerafdrukken niet toegelaten tot de asielprocedure, maar in een geblindeerde auto naar een bos gebracht en daar uit de auto gezet met de mededeling dat hij Kroatië moest verlaten.
6.1
Verweerder heeft al deze omstandigheden onvoldoende kenbaar betrokken bij de beoordeling en daarmee onvoldoende gemotiveerd waarom in deze omstandigheden geen aanleiding wordt gezien de aanvraag van eiser in behandeling te nemen. De enkele stelling in het besluit, zonder nadere toelichting ter zitting, dat deze omstandigheden niet dusdanig bijzonder zijn, omdat kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de drempel van het arrest Jawo niet wordt gehaald, vindt de rechtbank een ontoereikende en onvoldoende op deze zaak toegespitste motivering.

Conclusie en gevolgen

7. De conclusie is dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom verweerder de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling neemt. Het beroep is om die reden gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
8. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 augustus 2023;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218