ECLI:NL:RBDHA:2024:16854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat is aanvaard. Eiseres voert aan dat Frankrijk niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat zij en haar minderjarige kinderen risico lopen op een gebrek aan opvang. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de situatie in Frankrijk dermate ernstig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast.
Daarnaast betoogt eiseres dat de minister haar aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling moet nemen vanwege bijzondere individuele omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid zouden maken. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen van eiseres en dat de belangen van de kinderen niet als bijzondere omstandigheid kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de uitspraak is openbaar gemaakt op 11 oktober 2024.