ECLI:NL:RBDHA:2024:8597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16616 en NL24.16617 en NL24.16619 en NL24.16620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van een kwetsbaar gezin en de beoordeling van interstatelijk vertrouwen in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaken van een kwetsbaar gezin van Sierra Leoonse nationaliteit dat asiel heeft aangevraagd in Nederland. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigd, waarin de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, en dat er een reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling van eisers in Frankrijk, in strijd met artikel 4 van het EU Handvest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en heeft de beroepen gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak nieuwe besluiten te nemen, waarbij de specifieke omstandigheden van eisers in acht moeten worden genomen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 2.625,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.16616 (beroep)
NL24.16617 (voorlopige voorziening)
NL24.16619 (beroep)
NL24.16620 (voorlopige voorziening)
V-nummers: [V-nummer 1]
[V-nummer 2]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum 1] 2003, eiseres

[eiser 1], geboren [geboortedatum 2] 2001, eiser
mede namens
[eiser 2], geboren op [geboortedatum 3] 2022,
allen van Sierra Leoonse nationaliteit,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. A.M. van Eik).
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H. Belevska).

Inleiding

1. Bij afzonderlijke besluiten van 15 april 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld en hebben tevens verzocht voorlopige voorzieningen te treffen die ertoe strekken hun uitzetting te verbieden totdat op de beroepen is beslist.
1.2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2024. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig [tolk] als tolk in de taal Krio. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van de beroepen
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers en de verzoeken om een voorlopige voorziening. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
3. Op 19 november 2023 hebben eisers onderhavige asielaanvragen ingediend. Uit het Eurodac systeem is gebleken dat eisers op 15 juli 2023 illegaal via Italië het grondgebied van de EU-lidstaten zijn ingereisd. Tevens is uit het Eurodac systeem gebleken dat eisers op
21 augustus 2023 in Frankrijk asielaanvragen hebben ingediend. Eisers hebben verklaard dat zij nog geen beslissing hebben ontvangen. Gelet hierop heeft Nederland op
12 januari 2024 de autoriteiten van Frankrijk verzocht om eisers terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. [1] De autoriteiten van Frankijk zijn hiermee op 25 januari 2024 akkoord gegaan.
Zorgvuldigheid van de voornemens
4. Eisers stellen zich op het standpunt dat de bestreden besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid en onvoldoende zijn gemotiveerd, omdat de voornemens algemeen zijn geformuleerd. In het standaard voornemen gaat verweerder niet in op de bezwaren die in het aanmeldgehoor zijn geuit tegen de overdracht aan Frankrijk. Eisers doen een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 7 december 2023. [2] Verweerders standpunt in de bestreden besluiten dat geen sprake is van een vergelijkbare situatie volgen eisers niet. Verweerder werpt eisers in de bestreden besluiten ten aanzien van bepaalde onderwerpen voor het eerst tegen dat er geen documenten zijn overgelegd. Dit had verweerder in de voornemens moeten doen, zodat eisers voldoende tijd hadden gehad om de documenten te verzamelen.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gebruik van een standaard voornemen is toegestaan en verwijst daarvoor naar een uitspraak van de Afdeling [3] van 23 november 2023. [4]
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Eisers hebben in hun aanmeldgehoor onder andere verklaard dat zij in Frankrijk onmenselijk zijn behandeld. Zij hebben daar geen toegang gehad tot opvang en sliepen met hun minderjarige kind buiten op straat. Verweerder is in de voornemens niet concreet ingegaan op deze door eisers naar voren gebrachte omstandigheden. Verweerder heeft in de voornemens enkel standaard tekstblokken gebruikt. In de bestreden besluiten is verweerder pas concreet ingegaan op de door eisers gestelde omstandigheden. De rechtbank acht dit onzorgvuldig en legt hierna uit waarom.
4.3.
Uit de memorie van toelichting bij de algehele herziening van de Vreemdelingenwet 2000 volgt dat als gevolg van het schrappen van de bezwaarfase in asielzaken de kwaliteit van de besluiten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) moet worden verbeterd. [5] Het afschaffen van de bezwaarfase in asielzaken mag er niet toe leiden dat de rechter, die zich mogelijkerwijs moet uitspreken over de door de IND genomen beslissing, zich moet buigen over een dossier dat door het ontbreken van de bezwaarfase minder duidelijk zou zijn omtrent het standpunt van beide partijen met betrekking tot de feiten. [6] Daarom is wettelijk verankerd dat indien de minister voornemens is om de aanvraag af te wijzen de vreemdeling hiervan schriftelijk, onder opgave van redenen, mededeling wordt gedaan. [7] Volgens de wetgever moet de voornemenprocedure waarborgen dat de rechter in beroep een voldoende gegevens omvattend dossier moet krijgen op basis waarvan hij kan oordelen of de genomen beslissing in stand kan blijven of niet. Feiten die voorheen in de bezwaarfase naar boven konden komen, kunnen op deze manier ook al in de eerste aanleg fase aan de orde komen. [8]
4.4.
In de nota van toelichting bij de artikelen 3.115 tot en met 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 staat dat het doel van de voornemenprocedure is om de vreemdeling in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze over de voorgenomen afwijzing te geven. Dit dient de verbetering van de kwaliteit van de beschikking en tevens het waarborgen van een gestructureerd dossier, waarin de standpunten van beide partijen zijn opgenomen. Dit laatste is ook voor de rechter van belang. Uit deze toelichting volgt verder dat in het voornemen wordt ingegaan op alle relevante gronden waarop de voorgenomen afwijzing is gebaseerd, zodat het de vreemdeling duidelijk is waarop hij in de zienswijze moet ingaan. Anders gezegd, het schriftelijke voornemen dient als geheel voldoende toegespitst te zijn op de individuele vreemdeling, zodat de vreemdeling in staat is inhoudelijk te reageren op de voorgenomen afwijzing. [9]
4.5.
Alhoewel in de wetsgeschiedenis enkel wordt gesproken over een afwijzing of intrekking van een asielaanvraag, ziet dit evengoed op de voornemenprocedure bij het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening. Verweerder heeft in dit geval de voornemens onvoldoende toegespitst op de door eisers afgelegde verklaringen in het aanmeldgehoor. Daarmee ontneemt verweerder ten onrechte de mogelijkheid om standpunten te wisselen tussen beide partijen met betrekking tot de feiten in de Dublinprocedure. De rechtbank is om die reden van oordeel dat het niet inhoudelijk ingaan op de specifieke omstandigheden van eisers in de voornemens onzorgvuldig is. De beroepsgrond van eisers slaagt.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het toetsingskader
5. Eisers stellen zich in tegenstelling tot verweerder op het standpunt dat zij een reëel risico lopen in Frankrijk op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het EU Handvest. [10] Verweerder kan dan ook niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers verwijzen naar de verklaringen van eiseres tijdens het aanmeldgehoor over het gebrek aan opvang in Frankrijk. Het gezin had hiertoe geen toegang, ook al hadden zij daar een asielaanvraag ingediend. Zij sliepen meer dan twee maanden in Parijs in een tent op straat. Eiseres en eiser hebben herhaaldelijk het Franse telefoonnummer voor hulp gebeld, maar kregen die niet. Zij hebben hiervan bij de zienswijze ook bewijs in de vorm van een screenshot overgelegd. De politie heeft eisers doorverwezen naar een hotel, maar dit hotel zat vol. Een hulpverlenende instantie ging bellen voor hulp, maar daar is niets uitgekomen. Deze verklaringen hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn om nader onderzoek te doen naar de opvangvoorzieningen in Frankrijk. In dit kader verwijzen eisers naar een uitspraak van het HvJ EU [11] van 29 februari 2024. [12] Eisers verwijzen verder naar het AIDA [13] -rapport over Frankrijk uit 2022. In dit rapport staat dat in 2022 38% van de personen die officieel toegang hadden tot de opvang, dat in de praktijk niet hadden. Het feit dat er in 2021 en daarvoor ook al een groot tekort was aan opvang, duidt erop dat de problemen structureel zijn. Eisers hebben in hun zienswijze ook observaties van het VN-comité over uitbanning van rassendiscriminatie van december 2022 aangehaald, waarin zorgen worden geuit over de inadequate opvang van asielzoekers in Frankrijk. Bovendien volgt uit recente berichtgeving dat de problemen toenemen. Een artikel van CNN [14] beschrijft dat vanwege de aankomende Olympische spelen, hotels hun contracten met de overheid voor noodopvang opzeggen, waardoor minder opvangplekken beschikbaar zijn. Ook recentere berichten bevestigen dit, zoals bijvoorbeeld het artikel van Human Rights Watch van 30 januari 2024 en het artikel van AP World News van
23 april 2024. Nu verweerder er niet in is geslaagd om deugdelijk te motiveren dat hij desondanks van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan uitgaan en slechts verwijst naar uitspraken waarin de aangedragen informatie niet kenbaar is beoordeeld, had hij nader onderzoek moeten doen. Door dit na te laten, loopt eiseres die momenteel zwanger is met haar man en jonge kind, een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling.
5.1.
Bij de beoordeling welke lidstaat op grond van de toepasselijke criteria verantwoordelijk is voor behandeling van een door een vreemdeling bij een van de lidstaten ingediend asielverzoek, gaat verweerder uit van het vermoeden dat de behandeling van een vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag [15] en het EVRM [16] . [17] Dat vermoeden is weerlegbaar (zie datzelfde arrest, punt 83-85). Het is aan de vreemdeling om dat te doen. Daarvoor kan hij objectieve informatie over de werking van het asielstelsel van de aangezochte lidstaat overleggen en kan hij feiten stellen of verklaringen afleggen over zijn ervaringen in de aangezochte lidstaat die aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in die lidstaat systeemfouten bevatten. Deze in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening gestelde maatstaf is een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, op grond waarvan de verzoekende lidstaat ervan uit kan gaan dat de behandeling van de vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM.
5.2.
Als de vreemdeling onder verwijzing naar objectieve informatie betoogt dat verweerder niet meer van het vermoeden kan uitgaan dat de aangezochte lidstaat aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen, is het aan verweerder om te motiveren dat hij nog altijd van dat vermoeden mag uitgaan. [18]
5.3.
Dat kan verweerder doen door de door de vreemdeling aan de objectieve informatie ontleende feiten gemotiveerd te betwisten.
De opvangsituatie in Frankrijk
5.4.
Uit de in deze procedure aangehaalde objectieve informatie komt het volgende beeld naar voren over de opvang van vreemdelingen in Frankrijk.
5.5.
Uit het AIDA-rapport (update 2022) blijkt dat eind 2022 38% van de asielzoekers in Frankrijk geen opvang had. Ten aanzien van Dublinclaimanten valt op pagina 104 te lezen: “
In practice, however, many persons subject to Dublin procedures (applicants or returnees) live on the streets or in squats because of the overall lack of places.”Op pagina 61 staat over Dublinterugkeerders dat zij worden geconfronteerd met belangrijke obstakels bij de toegang tot opvangvoorzieningen zoals alle asielzoekers in Frankrijk. De opvangproblemen in Frankrijk lijken daarnaast structureel gelet op de rapporten van AIDA van de voorgaande jaren.
5.6.
In het overgelegde artikel van CNN staat onder andere het volgende:
“(…) Ahead of next year’s Olympic Games, hotels in Paris have started canceling their emergency housing contracts with the government to make space for the expected influx of tourists, according to Paul Alauzy from Medecins Du Monde, an NGO that works with homeless migrants. (…)”. Hieruit volgt dat vanwege de Olympische Spelen contracten van opvangcentra worden opgezegd en dat vreemdelingen worden verplaatst naar andere departementen in Frankrijk. Uit dit artikel leidt de rechtbank ook af dat bij overplaatsingen niet zorgvuldig wordt geverifieerd of voldoende capaciteit beschikbaar is in de betreffende departementen.
5.7.
Eisers hebben ook verwezen naar informatie van Human Rights Watch. Volgens eisers wordt hierin vermeld dat zelfs niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, waaronder minderjarige asielzoekers die als volwassene worden aangemerkt, in Marseille op straat moeten slapen wegens gebrek aan ruimte in de noodopvang. De rechtbank leidt hieruit af dat de noodopvang in Marseille vol zit.
5.8.
Op de zitting hebben eisers ook verwezen naar een artikel van AP World News van 23 april 2024. Uit dit artikel volgt dat migranten worden opgeroepen om zich te begeven naar andere departementen in Frankrijk.
6. De vraag is of, gelet op deze feiten over de opvang, verweerder mag uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van eisers in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de objectieve informatie over de opvangvoorzieningen in Frankrijk geen aanleiding geeft om te concluderen dat niet langer van het vermoeden van interstatelijk vertrouwen kan worden uitgegaan. Verweerder verwijst daarbij naar verschillende uitspraken van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 2 mei 2024 waarin is bevestigd dat verweerder van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [19]
6.2.
De rechtbank kan dit standpunt van verweerder in het algemeen volgen. In het geval van eisers heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd dat ten aanzien van Frankrijk van dit vermoeden kan worden uitgegaan. Verweerder heeft weliswaar de aan de objectieve informatie ontleende feiten betwist, maar onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank legt dit oordeel hierna uit.
6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat eisers kwetsbaar zijn, omdat sprake is van een gezin met een minderjarig kind en omdat eiseres zwanger is. Uit de objectieve informatie waar eisers zich op beroepen blijkt dat sprake is van tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Frankrijk. Er zijn namelijk onvoldoende reguliere opvangplaatsen om alle verzoekers om internationale bescherming opvang te bieden en dit speelt al langer dan vandaag. Daarnaast volgt uit de door eisers aangehaalde berichtgeving van CNN, Human Rights Watch en AP World News dat de beschikbare opvangplaatsen nog meer onder druk staan met het oog op de Olympische Spelen. Dit beeld over de opvangvoorzieningen in Frankrijk wordt ook ondersteund door de verklaringen van eisers dat zij ruim twee maanden in een tent hebben geslapen in Parijs, terwijl zij een minderjarig kind hadden. Eisers hebben in de huidige procedure van meet af aan aangegeven dat zij zich meerdere keren tevergeefs hebben gewend tot de Franse politie en het Franse hulpnummer voor hulp en opvang. [20]
6.4.
Eisers hebben daarnaast aangevoerd dat uit het AIDA-rapport over Frankrijk volgt dat asielzoekers in de praktijk gelimiteerde toegang hebben tot medische zorg, omdat zij de eerste drie maanden van hun verblijf niet verzekerd zijn voor niet-urgente zorg. Dit is volgens eisers een probleem, omdat eiseres zwanger is en zij regelmatig prenatale controles nodig heeft. Het is volgens eisers niet duidelijk of die prenatale zorg valt onder verzekerde urgente zorg. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of eiseres als Dublinterugkeerder recht heeft op de benodigde prenatale zorg in Frankrijk, omdat verweerder hier desgevraagd geen antwoord op heeft kunnen geven.
6.5.
Bij deze stand van zaken ligt het op de weg van verweerder om de door eisers aan de objectieve informatie ontleende feiten gemotiveerd te betwisten en te motiveren dat hij desondanks nog altijd van het vermoeden van interstatelijk vertrouwen mag uitgaan. Dat heeft verweerder niet gedaan. Ook deze beroepsgrond van eisers slaagt. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling of er in Frankrijk systeemfouten zijn in de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen die fundamenteel zijn en of deze tekortkomingen de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Dit geldt ook voor de vraag of verweerder gehouden was om nader onderzoek te doen in Frankrijk.
Ten aanzien van de verzoeken om voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorzieningen strekken er toe de uitzetting van eisers te verbieden totdat is beslist op de beroepen. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorzieningen, omdat de rechtbank vandaag op de beroepen heeft beslist.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op wat is overwogen onder rechtsoverweging 4.2. tot en met 4.5. en rechtsoverweging 6.2. tot en met 6.5. zijn de beroepen gegrond, omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Dit betekent dat eisers gelijk krijgen. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
9. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten in verband met de behandeling van hun (als samenhangende zaak aan te merken) beroepen en verzoeken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het indienen van de verzoekschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank, in de zaken geregistreerd onder nummer: NL24.16616 en NL24.16619,
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van 15 april 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaken geregistreerd onder nummer: NL24.16617 en NL24.16620,
- wijst de verzoeken af.
De rechtbank/voorzieningenrechter,
in alle zaken,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.625,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Kamerstukken II 1998/99, 26732, nr. 3, p. 4-5.
6.Kamerstukken II 1998/99, 26732, nr. 3, p. 44.
7.Kamerstukken II 1998/99, 26732, nr. 3, p. 44.
8.Kamerstukken II 1998/99, 26732, nr. 3, p. 4-5.
9.Zie de nota van toelichting bij de artikelen 3.115 tot en met 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000, stb. 2000, 497, p. 176-177.
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
11.Hof van Justitie van de Europese Unie.
12.ECLI:EU:C:2024:195.
13.Asylum Information Database.
14.Cable News Network.
15.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
16.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
17.Zie het arrest van het Hof van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, punt 80 en 81.
18.Vergelijk het arrest van het Hof van 16 februari 2017, C.K., ECLI:EU:C:2017:127, punt 75-77.
20.Eisers hebben bij hun zienswijze een screenshot overgelegd waaruit blijkt dat zij het nummer 115 hebben gebeld.