Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] (Zwitserland), eiseres
het Centraal administratiekantoor (CAK), verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1 juli 2009 verhuisd naar Zwitserland. Zij ontvangt sinds 10 mei 2007 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van Nederland. Bij besluit van 2 november 2009 is eiseres aangemerkt als verdragsgerechtigde op grond van artikel 24 van de Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna: de Verordening) en artikel 69, eerste lid van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 november 2009. Een verdragsgerechtigde heeft recht op zorg in zijn of haar woonland ten laste van Nederland, waarvoor op grond van artikel 69, tweede lid van de Zvw een bijdrage aan Nederland verschuldigd is (verdragsbijdrage, ook wel Zvw-bijdrage of buitenlandbijdrage genoemd). Tot 2020 zijn de jaarafrekeningen van verweerder door eiseres betaald (via inhoudingen op haar WIA-uitkering). In het jaar 2020 heeft eiseres een nabetaling ontvangen van het pensioenfonds ABP, waardoor de voorlopige en definitieve jaarafrekening van verweerder over dat jaar veel hoger uitvielen. Eiseres heeft hierop bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten I en II.
1 november 2009 verdragsgerechtigd is.
17 juli 2023 van de KVG bij primair besluit III vastgesteld dat eiseres pas vanaf 6 februari 2018 verdragsgerechtigd is. De over de periode van 1 november 2009 tot en met 5 februari 2018 betaalde verdragsbijdrage krijgt eiseres terug. Verweerder heeft dit besluit gehandhaafd bij bestreden besluit III.
1 november 2009 op grond van artikel 24 van de Verordening. Verweerder mocht er daarom in bestreden besluit I vanuit gaan dat eiseres in 2020 verdragsgerechtigde was en heeft terecht de verschuldigde verdragsbijdrage over 2020 voorlopig vastgesteld. Dat in bestreden besluit III op basis van een later bericht van de KVG is beslist dat eiseres pas vanaf 6 februari 2018 verdragsgerechtigd is, leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit geen wijziging brengt in de situatie over 2020.
6 februari 2018 in Zwitserland verzekerd moet zijn of via verweerder. Als dat laatste niet meer van toepassing is, verzoekt verweerder de KVG om een S018-formulier te sturen. Op 22 mei 2024 is een rappel naar de KVG gestuurd. Verweerder heeft ter zitting verklaard geen antwoord van de KVG te hebben ontvangen.
6 februari 2018 ook sprake is van prevalerend recht. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting bovendien verklaard dat er periodes zijn geweest dat eiseres gewerkt heeft in Zwitserland, maar ook periodes dat zij niet gewerkt heeft. Het beroep van eiseres tegen bestreden besluit III slaagt gelet op al het voorgaande niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.