Overwegingen
1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar de relevante wet- en regelgeving en jurisprudentie. De relevante wettelijke bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
2. Eiser woont sinds 2007 in Zwitserland en ontvangt met ingang van oktober 2011 een Zwitsers pensioen. Eiser ontvangt daarnaast met ingang van september 2011 een Nederlands pensioen.
3. Verweerder heeft eiser bij brief van 28 november 2014 geïnformeerd dat hij vanaf 1 december 2014 recht heeft op medische zorg in Zwitserland voor rekening van Nederland. Dit wordt ook wel verdragsgerechtigheid genoemd. Vervolgens is het E121-formulier ingevuld door de daartoe bevoegde organen, te weten het Zorginstituut Nederland in Nederland (ondertekend op 28 november 2014) en de Gemeinsame Einrichtung KVG (GE KVG) in Zwitserland (ondertekend op 15 augustus 2015). In dat formulier heeft GE KVG bevestigd dat eiser verdragsgerechtigd is.
4. Eiser heeft in het kader van zijn bezwaren naar voren gebracht dat hij vanwege zijn pensioen in Zwitserland aldaar verplicht is een ziektekostenverzekering af te sluiten. Hij heeft daarbij onder meer verwezen naar brieven van de GE KVG en de Zwitserse Ausgleichkasse van 4 juli 2018 respectievelijk 3 oktober 2018. Naar aanleiding van eisers bezwaren heeft verweerder informatie opgevraagd bij de GE KVG. In een e-mail van
26 augustus 2020 heeft verweerder het volgende aan GE KVG gevraagd, voor zover hier van belang:
[Eiser] vertelde dat hij recht heeft op een wettelijk Zwitsers pensioen sinds 1-10-2011. (…) Hij denkt dat zijn ziektekostenverzekering op grond van het Zwitserse recht prevaleert boven zijn inschrijving met het formulier 121. Ik vermoed dat hij gelijk heeft, maar ik weet niet per welke datum. Ik verzoek u vriendelijk dit na te gaan en ons een afmeldingsformulier (…) terug te sturen met de juiste beëindigingsdatum.
5. Op deze vraag heeft de GE KVG in een uit het Duits vertaalde e-mail van
1 oktober 2020 het volgende geantwoord, voor zover hier van belang:
Pas in 2018 kwamen we (…) erachter dat [eiser] een pensioen uit Zwitserland ontving. Aangezien verzekering met terugwerkende kracht niet mogelijk is volgens de wettelijke situatie in Zwitserland, hebben wij [eiser] daarom gevraagd om vanaf 1 september 2018 een verzekering af te sluiten in Zwitserland. Daarom hebben we het formulier E121 op 31 augustus 2018 beëindigd.
6. Verweerder heeft in de jaren 2015 tot en met 2018 een buitenlandbijdrage van eiser geheven en geïnd. Een deel van die bijdrage werd ingehouden op eisers pensioen, een deel werd door middel van naheffing gevorderd. De naheffing over die periode is laatstelijk gebeurd bij de primaire en bestreden besluiten, waarin de hoogte van de bijdrage is herzien op basis van nieuwe informatie van de belastingdienst. Uit de herziening volgt dat eiser over de jaren 2015 tot en met 2017 enkele duizenden euro’s moet nabetalen aan verweerder. Vanwege de tijdens de bezwaarprocedure ontvangen informatie van de GE KVG, beschouwt verweerder met ingang van 1 september 2018 eiser niet meer als verdragsgerechtigd. Omdat de buitenlandbijdrage voor 2018 daarom moet worden geheven over een beperktere periode, te weten januari tot en met augustus 2018, volgt uit het bestreden besluit IV dat eiser over dat jaar nog enkele honderden euro’s terugbetaald krijgt.
Was eiser verdragsgerechtigd?
7. Eiser is het er niet mee eens dat hij de buitenlandbijdrage heeft moeten betalen. Volgens hem was hij niet verdragsgerechtigd. Het is Zwitserland die al sinds 2011 zorg moet dragen voor zijn zorgkosten, niet Nederland. Verweerder was daarom niet bevoegd tot het heffen en innen van de buitenlandbijdrage.
8. De rechtbank is het eens met eiser, en is van oordeel dat hij niet verdragsgerechtigd was in de hier relevante periode van 1 januari 2015 tot en met
31 augustus 2018. Zij legt hieronder uit waarom.
9. Verordening (EG) nr. 883/2004 (Verordening) coördineert onder meer welke lidstaat verantwoordelijk is voor het betalen van de zorgkosten van een betrokkene die uit meerdere lidstaten een pensioen ontvangt. Voor zover hier relevant zijn er in dat geval twee mogelijkheden: (1) de betrokkene heeft in de lidstaat waar hij woont (woonland) wél wettelijk geregeld recht op zorg;of (2) de betrokkene heeft in het woonland géén wettelijk geregeld recht op zorg.In het eerste geval komen de zorgkosten voor rekening van het woonland (niet verdragsgerechtigd); in het tweede geval komen de zorgkosten voor rekening van de andere lidstaat die aan betrokkene een pensioen betaalt (wel verdragsgerechtigd). De Verordening bepaalt verder dat alleen de lidstaat die de zorgkosten daadwerkelijk draagt bevoegd is tot het heffen en innen van een bijdrage.Die bevoegdheid is in de Nederlandse wetgeving vertaald naar diverse bepalingen in de Zvw.
10. Vanwege de feiten en omstandigheden zoals genoemd in overwegingen 2, 4 en 5 van deze uitspraak is hier sprake van de eerste situatie: eiser had in het woonland Zwitserland een wettelijk geregeld recht op zorg en was verplicht tot het afsluiten van een Zwitserse zorgverzekering. Zijn zorgkosten kwamen dan ook voor rekening van Zwitserland. Omdat de zorgkosten niet voor rekening kwamen van Nederland, was verweerder ook niet bevoegd tot het heffen en innen van de buitenlandbijdrage.
11. Verweerder vindt dat hij in de betreffende periode wel bevoegd was tot het heffen en innen van de buitenlandbijdrage. Volgens verweerder mocht hij uitgaan van het E121-formulier, waarin de GE KVG in 2015 de verdragsgerechtigdheid van eiser heeft bevestigd. Volgens verweerder staat pas na beëindiging door de GE KVG van het verdragsrecht per
1 september 2018, met een afmeldformulier E108, vast dat de zorgkosten voor rekening van Zwitserland komen.
12. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog. Verweerder wijst op zichzelf terecht op de omstandigheid dat hij normaal gesproken rekening moet houden met de gegevens opgenomen in het E121-formulier, zolang dit formulier niet is ingetrokken of ongeldig is verklaard. Dit is vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en het Hof van Justitie van de Europese Unie.Nationale autoriteiten zoals verweerder en de GE KVG zijn namelijk verplicht om de juistheid van de in de verklaringen vermelde gegevens te garanderen. Maar als twijfel ontstaat over de juistheid van die gegevens, is een nationale autoriteit ook verplicht om de juistheid van de afgifte van de verklaring opnieuw te onderzoeken en zo nodig de verklaring in te trekken.In dit geval is naar aanleiding van de door eiser verstrekte gegevens twijfel ontstaan. Om die reden heeft verweerder dan ook terecht nadere informatie opgevraagd bij de GE KVG (zie hiervoor onder 4 en 5).
13. Op grond van de verkregen informatie had het verweerder duidelijk moeten zijn dat de GE KVG in 2015 eiser ten onrechte als verdragsgerechtigd heeft aangemerkt in het E121-formulier. Uit het bericht van de GE KVG blijkt immers dat de GE KVG destijds in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat eiser geen Zwitsers pensioen ontving. Dat de GE KVG het formulier niet eerder heeft ingetrokken en de verdragsgerechtigdheid van eiser pas met ingang van 1 september 2018 beëindigd heeft verklaard, maakt dit niet anders. Uit de e-mail van 1 oktober 2020 blijkt – door gebruik van het woord
daarom(‘deshalb’) – dat de GE KVG dat met terugwerkende kracht zou hebben gedaan als het afsluiten van een Zwitserse zorgverzekering met terugwerkende kracht had kunnen plaatsvinden. De feiten die ten grondslag lagen aan de (verklaarde) verdragsrechtbeëindiging waren namelijk sinds eind 2011 onveranderd: eiser ontving zowel een Nederlands als een Zwitsers pensioen, woonde in Zwitserland en was volgens Zwitsers recht verplicht tot het afsluiten van een Zwitserse zorgverzekering. Verweerder betwist de conclusie van de GE KVG dat eiser niet verdragsgerechtigd is ook niet: na ontvangst van het afmeldformulier E108 heeft verweerder dit bevestigd aan eiser bij brief van 5 oktober 2020.
14. Onder deze omstandigheden mocht verweerder niet uitgaan van de gegevens opgenomen in het E121-formulier. Het rekening moeten houden met dat formulier gaat namelijk niet zo ver dat van die gegevens mag worden uitgegaan als vast staat dat ze niet kloppen. Daarbij komt dat volgens vaste jurisprudentie het E121-formulier slechts declaratoir van aard is.Dat wil zeggen dat het formulier de rechtsverhoudingen die op basis van de Verordening bestaan slechts bevestigt. Het formulier kan niet zelfstandig de bevoegdheid tot het heffen en innen van de buitenlandbijdrage creëren, laat staan dat dit kan op basis van onjuiste gegevens. Verweerder had dan ook de wetenschap dat eiser in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2018 ten onrechte als verdragsgerechtigde is aangemerkt ten grondslag moeten leggen aan de bestreden besluiten en tot de conclusie moeten komen dat hij niet bevoegd was tot het heffen en innen van de buitenlandbijdrage.
Conclusie en hoe nu verder
15. De beroepsgrond van eiser slaagt, de beroepen zijn gegrond. Eiser was in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2018 niet verdragsgerechtigd, en verweerder was niet bevoegd tot het heffen en innen van de buitenlandbijdrage; eiser heeft daarom in die periode ten onrechte aan verweerder de buitenlandbijdrage betaald. Zoals tijdens de zitting toegelicht door verweerder, zal onder die omstandigheden verweerder de tot nu toe geïnde buitenlandbijdrage aan eiser terugbetalen en zal eiser de door verweerder betaalde zorgkosten niet hoeven te vergoeden.
16. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen en verweerder opdragen om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verweerder zal vaststellen welk bedrag eiser aan ten onrechte betaalde buitenland bijdrage krijgt gerestitueerd. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Voor het nemen van de nieuwe besluiten stelt de rechtbank een termijn van zes weken. Deze termijn begint pas nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
17. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat eiser geen gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.