ECLI:NL:RBDHA:2024:14662
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en familierechtelijke relatie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, twee Afghaanse nationalen, tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis bij hun referent. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 30 december 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 28 november 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 31 juli 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eisers als de gemachtigde van de minister aanwezig waren, evenals de referent. De rechtbank concludeert dat de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent onvoldoende is aangetoond, ondanks het feit dat de minister het voordeel van de twijfel heeft gegeven. De rechtbank stelt vast dat eisers niet voldoen aan het jongvolwassenenbeleid en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die een gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM rechtvaardigen. De rechtbank verwijst naar een stappenplan van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor mvv-nareis aanvragen, waarbij de feitelijke gezinsband en de afhankelijkheid van de referent worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft overwogen dat de gezinsband is verbroken, omdat eiser en eiseres zich zelfstandig hebben kunnen handhaven in Dubai en Afghanistan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.