ECLI:NL:RBDHA:2024:10597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.21088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus - Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 26 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, aangezien hij daar vingerafdrukken heeft afgegeven. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat Bulgarije niet in staat zou zijn om hem de nodige bescherming te bieden. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regelgeving heeft die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft ook betoogd dat hij in Bulgarije geen asielaanvraag heeft ingediend en dat hij daar onder slechte omstandigheden is behandeld, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om de beslissing van de staatssecretaris te weerleggen.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de staatssecretaris advies had moeten inwinnen bij het Bureau Medische Advisering (BMA) vanwege zijn psychische klachten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris geen aanleiding had om dit advies in te winnen, omdat eiser zijn klachten niet met medische documenten heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van bijzondere kwetsbaarheid die een overdracht aan Bulgarije zou uitsluiten. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en dat eiser aan Bulgarije mag worden overgedragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser stelt dat hij in Bulgarije geen asielaanvraag heeft ingediend. Eiser heeft in afwezigheid van bijstand van een advocaat en tolk zijn vingerafdrukken afgegeven, waardoor hij zich niet bewust was van een verzoek om internationale bescherming in Bulgarije.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser asiel heeft ingediend in Bulgarije, omdat hij vingerafdrukken in Bulgarije heeft afgestaan. Eiser heeft niet onderbouwd waarom Bulgarije niet verantwoordelijk zou zijn voor zijn asielaanvraag. Eiser verklaart immers dat hij vingerafdrukken heeft afgegeven. [2] Eiser heeft bovendien tijdens het aanmeldgehoor desgevraagd verklaard dat hij op 27 december 2023 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Roemenië. [3] Mocht eiser vinden dat de Bulgaarse autoriteiten disproportioneel of onrechtmatig hebben gehandeld, dan ligt het op de weg van eiser om daarover te klagen bij de daarvoor geschikte instanties in Bulgarije.
Had de staatssecretaris vóór het nemen van het overdrachtsbesluit advies moeten inwinnen bij het BMA?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor het nemen van het overdrachtsbesluit, gelet op medische omstandigheden, advies had moeten inwinnen bij het Bureau medische Advisering (BMA). Eiser kampt met ernstige psychische klachten en gedachten van suïcidaliteit. Deze psychische klachten zijn gerelateerd aan de mishandeling in Bulgarije en de detentie onder slechte, onhygiënische omstandigheden. [4] In dit verband had de staatssecretaris nader onderzoek moeten doen naar de psychische gezondheid van eiser. [5] De beoordeling van de gezondheidstoestand van eiser door Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) is niet afdoende voor de staatssecretaris om aan zijn onderzoeksplicht te voldoen als er ten tijde van het nemen van het besluit dan wel in de verloop van de asielprocedure al signalen zijn dat overdracht naar een andere lidstaat de gezondheid van de vreemdeling ernstig kan schaden. [6] Ook het risico op suïcide moet worden betrokken bij de beoordeling of eiser kan worden overgedragen. [7] De gemachtigde van eiser betoogt tijdens de zitting nog dat eiser in dit verband had moeten worden gewezen op de mogelijkheid om hulp te krijgen voor zijn psychische klachten en dat van de staatssecretaris mag worden verwacht dat hij verder onderzoek doet naar de gezondheidstoestand van eiser. Verder voert eiser aan dat hij, gelet op zijn medische omstandigheden, een extra kwetsbare asielzoeker is in de zin van het arrest Tarakhel en daarom speciale voorzieningen en adequate opvang nodig heeft. [8] De staatssecretaris heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris had geen aanleiding hoeven zien om vóór het nemen van het overdrachtsbesluit advies bij het BMA in te winnen. Uit het door eiser overgelegde huisartsenjournaal blijkt in het geheel niet dat eiser psychische klachten heeft. Uit het huisartsenjournaal volgt juist dat eiser, kort voor het gehoor, desgevraagd heeft verteld dat hij niet denkt aan het beëindigen van zijn leven en geen sombere gedachtes heeft. De stelling van eiser dat de beoordeling van de gezondheidstoestand van eiser door DT&V onvoldoende is en dat de staatssecretaris niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, slaagt niet. De staatssecretaris had geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen naar de gezondheidstoestand van eiser, omdat eiser zijn psychische klachten niet heeft onderbouwd met medische documenten. De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat geen sprake is van bijzondere kwetsbaarheid zoals volgt uit het arrest Tarakhel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid waardoor de staatssecretaris bij Bulgarije om aanvullende garanties moet verzoeken. Eiser heeft geen medische documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij een bijzondere kwetsbare vreemdeling is. Het is daarnaast niet gebleken dat eiser in Bulgarije geen toegang zou hebben tot de medische voorzieningen en deze voorzieningen niet zou verkrijgen zonder aanvullende garanties. De staatssecretaris merkt verder terecht op dat indien eiser toestemming geeft, een uitwisseling van zijn medische gegevens kan plaatsvinden tussen Nederland en Bulgarije. [9]
Heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in het arrest C.K.?
7. Eiser stelt dat een overdracht aan Bulgarije, gelet op zijn medische omstandigheden (zie onder 6), kan leiden tot onomkeerbare gevolgen voor zijn mentale welzijn en een overdracht om die reden in strijd is met artikel 3 van het EVRM. [10] Het is daarnaast niet gebleken dat eiser na een overdracht aan Bulgarije zorg dan wel de door hem benodigde voorzieningen zal ontvangen. [11] De gemachtigde van eiser betoogt tijdens de zitting nog dat eiser de gelegenheid moet worden gegeven om zijn gezondheidstoestand alsnog met medische documenten te onderbouwen.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in het arrest C.K. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Eiser heeft namelijk geen medische documenten overgelegd die onderbouwen dat de overdracht aan Bulgarije zal leiden tot een verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Uit het huisartsenjournaal volgt wel dat sprake is van lichamelijke klachten, maar de gestelde psychische problemen worden hiermee niet onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser de gelegenheid te geven om zijn gezondheidstoestand op een later moment alsnog met medische documenten te onderbouwen, omdat eiser hier in de beroepsfase voldoende gelegenheid voor heeft gehad. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat medische behandeling in Bulgarije niet mogelijk is en waarom behandeling in Nederland moet plaatsvinden. Mocht eiser van mening zijn dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, dan ligt het op de weg van eiser om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Het is niet gebleken dat zij eiser niet zouden kunnen of willen helpen of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eiser stelt dat de staatssecretaris voor Bulgarije ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser stelt dat er ernstige tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen bestaan. [12] Eiser is in Bulgarije mishandeld en onder slechte, onhygiënische omstandigheden gedetineerd geweest. [13] Er was geen mogelijkheid om bijstand te krijgen van de Bulgaarse autoriteiten voor het krijgen van medische zorg. Gelet hierop zal eiser bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft niet de mogelijkheid om beklag te doen bij de (hogere) Bulgaarse autoriteiten. Bij een poging voor het doen van beklag bij de autoriteiten wordt geen medewerking verleend.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat voor Bulgarije in het algemeen mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In recente uitspraken heeft de Afdeling zich nadrukkelijk uitgelaten over de situatie in de Bulgaarse opvang en de asielprocedure. De Afdeling komt tot de conclusie dat de situatie in Bulgarije niet zodanig is dat sprake is van fundamentele systeemfouten in de opvang- en de asielprocedure in Bulgarije die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [14] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders is. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 14 december 2023, maakt dit oordeel niet anders, omdat deze uitspraak dateert vóór de genoemde Afdelingsuitspraken. Verder leiden de verklaringen en verwijzingen van eiser met betrekking tot de detentieomstandigheden naar de wijze waarop hij is behandeld ook niet tot een ander oordeel. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de detentie in Bulgarije onrechtmatig was en/of in strijd was met internationale afspraken. Eiser heeft immers verklaard dat de detentie in Bulgarije betrekking had op de illegale inreis. [15] Afgezien nog van het feit dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat sprake is van structurele of herhaalde tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure, ligt het op de weg van eiser om over een onrechtmatige behandeling te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten of de (hoogste) rechter. De stelling van eiser dat hij geen klacht heeft ingediend, omdat hij niet op de hoogte was van de wetten en niet wist waar hij moest zijn, slaagt niet. Het is namelijk niet gebleken dat eiser heeft geprobeerd te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten.
Moet overdracht aan Bulgarije achterwege blijven vanwege een verschil in beschermingsbeleid?
9. Eiser betoogt dat er sprake is van een verschil in beschermingsbeleid tussen Bulgarije en Nederland, waardoor moet worden afgezien van een overdracht aan Bulgarije. [16] De staatssecretaris is verplicht directe en indirecte risico’s op een schending van het verbod op refoulement deugdelijk te motiveren en dit heeft de staatssecretaris ten onrechte niet gedaan.
9.1.
Dit betoogt slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich op de zitting terecht op het standpunt dat een verschil in toelating- en beschermingsbeleid niet relevant is bij de toets van de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. Een nationale rechter mag dan ook niet onderzoeken of sprake is van een schending van het beginsel van non-refoulement in een andere lidstaat. Er mag uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij is vastgesteld dat sprake is van systeemfouten. Een verschil in toelating- en beschermingsbeleid kan echter niet worden aangemerkt als een systeemfout. [17] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van systeemfouten in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen. In dat verband mag ervan uit worden gegaan dat de Bulgaarse autoriteiten het risico op refoulement naar behoren beoordelen. Het is daarnaast niet gebleken dat aan eiser geen rechtsmiddelen ter beschikking staan om een afwijzende beslissing van de Bulgaarse autoriteiten aan te vechten. Mocht eiser toch nog problemen ervaren, dan kan hij klagen bij de (hogere) autoriteiten in Bulgarije. Het is niet gebleken dat de autoriteiten in Bulgarije niet kunnen of willen helpen.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
10. Eiser betoogt dat de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Gelet op zijn medische omstandigheden (zie onder 6), is volgens hem sprake van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor overdacht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. Eiser vreest voor de Bulgaarse autoriteiten, omdat hij daar zwaar mishandeld is en daardoor getraumatiseerd is.
10.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris had geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft niet met (medische) documenten onderbouwd dat is gebleken van (ernstige) psychische gevolgen door zijn ervaringen in Bulgarije. Bovendien is niet gebleken dat eiser onder medische behandeling staat dan wel deze nodig heeft. Er mag van uit worden gegaan dat de medische voorzieningen in Bulgarije van vergelijkbare kwaliteit zijn als in Nederland en dat deze voorzieningen ook ter beschikking staan voor eiser. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat Nederland het meeste geschikte land is om hem te behandelen en dat behandeling niet kan plaatsvinden in Bulgarije.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiser aan Bulgarije mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus - Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rapport aanmeldgehoor, p. 5.
3.Rapport aanmeldgehoor, p. 6
4.Rapport aanmeldgehoor, p. 6.
5.Eiser wijst ter onderbouwing op ABRvS 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2980 en ABRvS 2 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:560.
6.Eiser wijst ter onderbouwing op Rechtbank Den Haag (zp Arnhem) 15 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13975.
7.Eiser wijst ter onderbouwing op ABRvS 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4314.
8.Eiser wijst ter onderbouwing op HvJEU 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712 (
9.Artikel 31 en 32 van de Dublinverordening.
10.Eiser wijst ter onderbouwing op HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (
11.Eiser wijst ter onderbouwing op artikel 32 van de Dublinverordening, ABRvS 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:986 ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:560.
12.Eiser wijst ter onderbouwing op Rechtbank Den Haag (zp Haarlem) 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4418.
13.Rapport gehoor, p. 6.
14.ABRvS 22 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1195, ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870, ABRvS 29 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:303, ABRvS 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806, ABRvS 13 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3796, ABRvS 29 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3646, ABRvS 11 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3434 en ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RBS:2023:3134.
15.Rapport gehoor, p. 6.
16.Eiser wijst ter onderbouwing op ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864, r.o. 9.3.
17.HvJEU 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.