ECLI:NL:RBDHA:2024:10503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
NL24.21048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met gestelde problemen door Al-Shabaab

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 8 juli 2024, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt dat hij in juni 2020 is ontvoerd door Al-Shabaab, heeft op 30 november 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 13 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser aanvecht. De rechtbank heeft de zaak op 31 mei 2024 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de problemen van de eiser met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op een deugdelijke manier heeft gemotiveerd, onder andere door te wijzen op inconsistenties in de verklaringen van de eiser en de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank bevestigt dat er een binnenlands vestigingsalternatief in Mogadishu is, waar de eiser geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21048

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 30 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 13 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister
.De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, waarna partijen een nader schriftelijk standpunt hebben ingenomen. De rechtbank doet met toestemming van partijen uitspraak zonder een nadere behandeling op zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in juni 2020 is ontvoerd door Al-Shabaab. Eén van de ontvoerders was eisers leraar van de Koranschool, die hem ook geselecteerd had voor rekrutering. Na drie weken te zijn vastgehouden en mishandeld door Al-Shabaab, is eiser op 20 juli 2020 ontsnapt. Hij is naar Mogadishu gevlucht, waarna Al-Shabaab langs zijn ouderlijk huis is gegaan. Al-Shabaab heeft toen zijn vader vermoord. Eiser vreest daarom dat hij bij terugkeer zal worden gezocht door Al-Shabaab en dat hij door hen zal worden vermoord.
Besluitvorming
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met Al-Shabaab;
Discriminatie wegens etniciteit.
De minister heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst deels geloofwaardig geacht. Dat betekent dat de minister niet is uitgegaan van de door eiser gestelde geboortedatum, maar van de geboortedatum waarmee eiser in Griekenland geregistreerd staat. De problemen met Al-Shabaab heeft de minister ongeloofwaardig bevonden. De minister heeft de discriminatie wegens eisers etniciteit wel geloofwaardig geacht. Die discriminatie is volgens de minister niet zo ernstig, dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft. Daarom is de minister tot de conclusie gekomen dat eiser geen vluchteling is en geen vergunning krijgt op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.1.
De minister heeft vervolgens overwogen dat in gebieden in Zuid- en Centraal-Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, iedere terugkeerder een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser komt uit de stad Merca, die niet onder controle van Al-Shabaab staat. Wel heeft de minister aangenomen dat eiser bij terugkeer door gebieden moet reizen waar de machtsverhoudingen onduidelijk zijn. Dit heeft niet geleid tot een inwilliging van eisers aanvraag, omdat er voor eiser een binnenlands vestigingsalternatief bestaat. Hierover heeft de minister overwogen dat eiser geboren is in Mogadishu, hij daar familie heeft wonen en hij ook bij die familie heeft verbleven. In Mogadishu is het voor eiser, als kostwinner in de vissector, mogelijk om daar te werken. Ook is in Mogadishu geen sprake van een situatie zoals genoemd in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Daarom heeft de minister geconcludeerd dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich in Mogadishu vestigt.
Heeft de minister het relevante element 1 ongeloofwaardig mogen achten?
6. Eiser voert ten eerste aan dat de minister zijn geboortedatum ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. De minister heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat zijn geboortecertificaat echt is, waardoor eiser meent dat hij in bewijsnood verkeert en hem het voordeel van de twijfel moet worden gegeven. Ook is het volgens eiser niet vreemd dat Mogadishu als woonplaats vermeld staat op zijn geboorteakte, omdat hij daar sinds zijn geboorte heeft gewoond. Eiser legt verder uit dat hij niet vaag heeft verklaard over wanneer hij voor het eerst contact heeft gehad met zijn oom over het document. Hij heeft adequaat antwoord gegeven op de vragen daarover.
6.1.
De minister heeft toegelicht dat na de leeftijdsschouwen onderzoek is gedaan bij de Griekse autoriteiten en dat daaruit is gebleken dat eiser in Griekenland als meerderjarig geregistreerd staat, met de geboortedatum [geboortedatum 2]. Eiser heeft vervolgens een geboorteakte en identiteitsbevestiging overgelegd, waarin staat dat hij in Mogadishu is geboren op [geboortedatum]. Bureau Documenten (BD) heeft geconcludeerd dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van die documenten. De minister heeft verder opgemerkt dat de naam op de geboorteakte niet overeenkomt met eisers verklaring over zijn naam. Daarnaast heeft de minister erop gewezen dat het document is afgegeven op 18 december 2021, op dat moment verbleef eiser in Nederland. Desondanks staat er een duimafdruk op het certificaat. Eisers verklaring dat hij eerder een duimafdruk heeft afgegeven, heeft de minister opmerkelijk geacht. Uit openbare bronnen blijkt namelijk dat Somalië pas in 2023 is begonnen met de invoering van een digitaal systeem voor identiteitsdocumenten met biometrische gegevens. Verder heeft de minister het niet begrijpelijk bevonden dat een adres in Mogadishu op het document staat, omdat eiser heeft verklaard dat hij vanaf zijn zesde levensjaar tot ruim een maand voor vertrek in Merca heeft gewoond met zijn ouders. Los daarvan, heeft de minister toegelicht dat eisers verklaringen over het verkrijgen van het document vaag zijn. Het document is namelijk gedateerd op 18 december 2021, terwijl uit de context van eisers verklaringen kan worden opgemaakt dat hij zijn oom op 12 of 13 januari 2022 heeft gevraagd om het document aan te vragen. Eiser heeft daarover verklaard dat hij toen alleen vroeg naar de stand van zaken, waarna de vraag is gesteld wanneer hij dan wel aan zijn oom heeft gevraagd om een dergelijk bewijsstuk op te sturen. Eiser antwoordde toen dat het in 2021 was, een dag na het interview met de minister. Wanneer eiser geconfronteerd wordt met het feit dat het interview op 18 december 2021 plaatsvond, stelt eiser dat het niet het interview met de minister was, maar met de politie. Deze verklaringen zijn volgens de minister vaag. De minister gaat daarom uit van de geboortedatum van 5 juli 2002.
6.2.
De rechtbank oordeelt dat de minister uit heeft mogen gaan van de leeftijdsregistratie in Griekenland. De minister heeft in overeenstemming met de Werkinstructie (WI) 2023/6 en paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) onderzoek gedaan naar de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat, nadat uit de schouwen in Nederland is gebleken dat er twijfel bestond over de door eiser opgegeven leeftijd. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag de minister op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan van de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat. Als de vreemdeling in een andere lidstaat als meerderjarig geregistreerd staat, is het aan de vreemdeling om aan te tonen dat die registratie onjuist is. [1] Aangezien eiser in Griekenland als meerderjarig geregistreerd staat, is het aan hem om aanknopingspunten naar voren te brengen op grond waarvan twijfel kan ontstaan over de registratie in deze lidstaat. Eiser is hierin niet geslaagd, omdat de echtheid van de door hem overgelegde documenten niet door BD kan worden vastgesteld. Aan die documenten kan daarom niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan wenst toe te kennen. De minister heeft daarnaast deugdelijk gemotiveerd dat eiser vaag heeft verklaard over het aanvragen van de geboorteakte en ook dat de informatie op dat document niet overeenstemt met eisers verklaringen. De minister heeft hierbij mogen betrekken dat de naam op de geboorteakte niet overeenkomt met eisers verklaringen over zijn naam, dat niet te volgen is dat eisers duimafdruk op het document staat en ook dat eiser geen duidelijkheid heeft kunnen geven over het moment waarop hij het document bij zijn oom heeft opgevraagd. Eiser heeft niet toegelicht waarom zijn verklaringen daarover niet vaag zijn. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat hij in bewijsnood verkeert. Eiser heeft namelijk niet toegelicht waarom hij geen andere documenten bij zijn familieleden kon aanvragen. Dat het mogelijk is dat eisers woonplaats ten tijde van vertrek (Mogadishu) op het document staat, betekent niet dat de andere tegenwerpingen van de minister over dat document niet gevolgd kunnen worden. Onder deze omstandigheden treft de enkele, niet onderbouwde, stelling van eiser tijdens de gehoren dat de autoriteiten in Griekenland hem niet als minderjarige wilden registreren, geen doel. Eiser heeft daarmee geen aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan twijfel kan ontstaan over de leeftijdsregistratie in Griekenland.
Heeft de minister het relevante element 2 ongeloofwaardig mogen achten?
7. Eiser stelt vervolgens dat de minister zijn problemen met Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hierbij wijst eiser op verschillende onderdelen die hem niet tegengeworpen mochten worden. Zo stelt eiser dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij de Koranschool niet heeft genoemd, toen hem naar zijn opleidingen werd gevraagd. Eiser ziet de Koranschool namelijk niet als echt of ‘formeel’ onderwijs. Verder meent eiser dat hij een goede verklaring heeft gegeven voor de wijze van ontvoering. Hij werd gezien als einzelgänger en was daardoor een eenvoudig slachtoffer. Over de rekruteringswijze van Al-Shabaab, voert eiser aan dat Al-Shabaab wel degelijk gedwongen rekruteert in gebieden die niet onder hun controle staan. Dat dit wellicht minder voorkomt in deze gebieden, betekent volgens eiser niet dat hij daarvan geen slachtoffer kon worden. Eiser verwijst hierbij naar een brief van Vluchtelingenwerk. Eiser stelt vervolgens dat hij geen andere versie heeft gegeven over zijn ontsnapping, maar enkel zaken heeft verduidelijkt. Daarnaast wijst eiser erop dat hij drie weken is vastgehouden en op een onbewaakt ogenblik een mogelijkheid heeft gevonden om te ontsnappen. Het is volgens eiser niet vreemd dat hij na zijn ontsnapping naar zijn ouderlijk huis is gegaan en daar heeft verbleven. Zijn ouders gaven hem dat (onverstandige) advies, maar in zijn cultuur moet hij zijn ouders gehoorzamen en dat heeft eiser dan ook gedaan. Dit, in samenhang met zijn jonge leeftijd, maakt volgens eiser dat hij niet direct is doorgereisd na thuiskomst. Eiser stelt vervolgens dat het enkele feit dat zijn pleegbroer niet is meegenomen, niet betekent dat het ongeloofwaardig is dat Al-Shabaab op zoek was naar eiser. Dat eisers moeder niet in veiligheid is gebracht is ook niet opmerkelijk, omdat Al-Shabaab immers op zoek was naar hem (en niet naar zijn moeder). Over zijn boottocht naar Mogadishu meent eiser ook consistent te hebben verklaard. Ten slotte stelt eiser dat hij moeite heeft met het administreren van zijn contacteninformatie, waardoor hij geen contact meer heeft met zijn familie. Eiser ziet niet in waarom hierdoor zijn problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk zijn. Anders dan de minister heeft overwogen, stelt eiser dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard. Hij betoogt dat zijn verklaringen op grote lijnen juist wel geloofwaardig kunnen worden geacht en dat daarom aan hem het voordeel van de twijfel moet worden gegeven.
7.1.
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. De minister heeft gewezen op verschillende vaag- en ongerijmdheden in het relaas van eiser. Ten eerste zijn volgens de minister eisers verklaringen over zijn scholing vaag. Eiser heeft als antwoord op de vraag welke scholing hij heeft gevolgd, de Koranschool namelijk niet genoemd. Op de zitting heeft de minister nader toegelicht dat dit vooral vreemd wordt geacht, omdat het asielrelaas van eiser voortvloeit en samenhangt met het Koranonderwijs. De Korandocent zou immers de oorzaak zijn van de door eiser gestelde problemen.
7.2.
Vervolgens heeft de minister gesteld dat eiser vaag en ongerijmd heeft verklaard over de wijze waarop hij ontvoerd is. Eiser zou onderweg naar school door vier gewapende mannen vastgebonden en geblinddoekt mee zijn genomen in de auto, waarna hij drie weken lang zou zijn vastgehouden en mishandeld. Volgens eiser was één van die mannen zijn Koranleraar, die zou hem ook geselecteerd hebben omdat eiser altijd koppig was. Hierover heeft de minister opgemerkt dat als het Al-Shabaab om willekeurige rekruten ging, niet valt in te zien dat er niet meer jongens zijn opgepakt. Daarbij wordt het opmerkelijk geacht dat ze juist eiser op het oog hadden, nu eiser zelf verklaard heeft koppig te zijn en niet zo geïnteresseerd was in de lessen van zijn Koranleraar. Juist omdat eisers Koranleraar de rol van informant speelde en voor nieuwe leden moest zorgen, had het volgens de minister in de rede gelegen dat hij juist die jongens had geronseld die meer geïnteresseerd waren in het gedachtegoed van Al-Shabaab.
7.3.
Daarnaast heeft de minister van belang geacht dat de rekruteringswijze niet aansluit bij landeninformatie. Uit die informatie blijkt dat rekrutering door Al-Shabaab overwegend op vrijwillige basis gebeurt, waarbij Al-Shabaab inspeelt op de onvrede die er heerst in de samenleving. [2] Bovendien rekruteert Al-Shabaab voornamelijk in de gebieden die ze zelf onder controle hebben en eiser heeft zelf verklaard dat Merca niet onder controle van Al-Shabaab stond. De minister heeft geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat Al-Shabaab met vier man sterk in een gebied waarover ze niet de controle hadden, alleen eiser eruit pikten, vervolgens uren hebben gereden om hem naar het kamp te brengen en hem daarna drie weken lang zouden mishandelen om hem te dwingen voor Al-Shabaab te gaan werken. Dat Al-Shabaab voor slechts één onwillige minderjarige zoveel moeite zou doen, heeft de minister in het licht van de rekruteringsmethodes van Al-Shabaab opmerkelijk geacht.
7.4.
De minister heeft verder geconcludeerd dat de gang van zaken rondom eisers ontsnapping vreemd is. Daarbij gaat het onder meer over eisers inconsistente verklaringen over het wel of niet op de hoogte zijn van de ontsnapping en eisers verklaringen over wanneer het ontsnappingsgat zou zijn gemaakt. Volgens de minister is ook niet te volgen dat iedereen in het kamp (inclusief de bewakers) verplicht waren om tijdens het ochtendgebed naar de gebedsruimte te gaan, maar dat eiser zou mogen blijven slapen en daarna kon ontsnappen. Ook heeft de minister het niet navolgbaar geacht dat eiser onder deze omstandigheden ongehinderd de kans kreeg om via de hoofdingang te ontsnappen, eiser heeft immers verklaard dat er maar één toegang was. De minister heeft het ook opmerkelijk geacht dat als er (kennelijk) geen bewakers waren, eiser door het dak van de slaapruimte moest ontsnappen. Daarnaast valt volgens de minister niet in te zien dat eiser binnen vijf uren lopen weer terug was in Merca, terwijl hij heeft verklaard en desgevraagd heeft bevestigd dat het kamp op enkele uren rijden van zijn woonwijk was. De minister heeft niet ingezien dat eisers gestelde gebrek aan tijdsbesef tot dergelijke tegenstrijdige verklaringen moest leiden.
7.5.
Vervolgens heeft de minister overwogen dat eisers verblijf bij zijn ouders na zijn ontsnapping, niet te rijmen is met zijn gestelde vrees. Volgens de minister kon eiser vermoeden dat Al-Shabaab daar als eerste zou komen, waardoor het vreemd wordt geacht dat eiser zich voor langere tijd heeft opgehouden in het huis van zijn ouders.
7.6.
De minister heeft daarnaast gemotiveerd dat de verklaringen van eiser over zijn vlucht naar Mogadishu inconsistent zijn. De minister heeft het ook opmerkelijk bevonden dat alleen eiser in veiligheid zou worden gebracht door zijn tante, terwijl zijn moeder gevaar liep ingeval Al-Shabaab weer terug zou komen in hun zoektocht naar eiser. Eiser heeft immers verklaard dat zijn vader is vermoord door Al-Shabaab, omdat zijn vader had gezegd dat hij niet wist waar eiser was. Verder heeft eiser volgens de minister inconsistent verklaard over de reis met de boot.
7.7.
Ten slotte heeft de minister erop gewezen dat het vreemd is dat eiser niks weet over het lot van zijn naaste familie. Eiser heeft naar eigen zeggen contact met zijn familie in Mogadishu opgenomen. De minister heeft niet ingezien waarom eiser hen niet had kunnen vragen naar het lot van zijn moeder, zussen, pleegzus en pleegbroer. Alles overziend komt de minister tot de conclusie dat eisers problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Omdat eisers verklaringen niet samenhangend en aannemelijk zijn bevonden, hoeft hem ook niet het voordeel van de twijfel te worden gegeven.
7.8.
De rechtbank is van oordeel dat de minister heeft mogen concluderen dat eisers gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Allereerst heeft de minister aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij het volgen van Koranonderwijs niet heeft genoemd, toen werd gevraagd naar zijn scholing. Eisers stelling dat hij de Koranschool niet ziet als formeel onderwijs en hij die scholing daarom in eerste instantie niet heeft genoemd, volgt de rechtbank niet. Zoals ook de minister ter zitting heeft toegelicht, is het Koranonderwijs en eisers Korandocent in hoge mate de oorzaak van de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab. Die Korandocent zou eiser immers geselecteerd hebben voor Al-Shabaab. Omdat eisers asielrelaas voortvloeit vanuit die Koranscholing, heeft de minister kunnen overwegen dat niet valt in te zien dat eiser dit in eerste instantie desgevraagd niet heeft genoemd.
7.9.
De rechtbank volgt verder de motivering van de minister dat de wijze van ontvoering en de gedwongen rekrutering van eiser ongeloofwaardig zijn. Daartoe acht de rechtbank van belang dat uit zowel de door eiser overgelegde bronnen als ook uit de door de minister gebruikte bronnen, blijkt dat Al-Shabaab overwegend vrijwillig rekruteert. Hoewel ook gedwongen rekrutering plaatsvindt, blijkt uit die bronnen dat rekrutering daarnaast minder plaatsvindt in gebieden waar Al-Shabaab niet de macht heeft. Dit betekent op zichzelf niet dat gedwongen rekrutering in een gebied buiten de macht van Al-Shabaab, ongeloofwaardig behoeft te zijn. De minister heeft echter navolgbaar gemotiveerd waarom deze landeninformatie in combinatie met eisers verklaringen wel tot ongeloofwaardigheid van zijn verhaal leiden. Het gaat dan om eisers verklaringen over zijn desinteresse in het gedachtegoed van Al-Shabaab, de gestelde taak van de Koranleraar om jongens te selecteren voor Al-Shabaab en de omstandigheid dat eiser vervolgens niet weet of er ook andere jongens gerekruteerd zijn. De rechtbank volgt de conclusie van de minister dat het niet aannemelijk is dat Al-Shabaab met vier man sterk in een gebied waarover ze niet de controle hadden, alleen eiser selecteerden om hem naar het kamp te brengen en vervolgens drie weken zouden mishandelen om voor Al-Shabaab te gaan werken. Eisers stelling dat hij werd gezien als einzelgänger en een eenvoudig slachtoffer was, verduidelijkt naar het oordeel van de rechtbank niet waarom zoveel moeite zou zijn gedaan voor één ongeïnteresseerde minderjarige en ook niet waarom juist hij uit zijn klas zou zijn geselecteerd. De rechtbank stelt verder vast dat de minister, net als eiser, heeft erkend dat gedwongen rekrutering wel voorkomt en ook in gebieden die niet onder controle staan van Al-Shabaab. Desondanks oordeelt de rechtbank dat eisers specifieke verklaringen over de ontvoering en rekruteringswijze, in samenhang met algemene landeninformatie dat gedwongen rekrutering weldegelijk minder voorkomt, ertoe leiden dat de minister heeft mogen concluderen dat eisers verklaringen hierover ongeloofwaardig zijn.
7.10.
Verder kan de minister gevolgd worden in zijn conclusie dat de gang van zaken rondom eisers ontsnapping ongeloofwaardig zijn. De rechtbank acht net als de minister de wijze van ontsnapping niet aannemelijk, gezien de inconsistente en tegenstrijdige verklaringen van eiser daarover. Niet te volgen is dat eiser op de dag van de ontsnapping kon blijven slapen, terwijl ieder ander naar het ochtendgebed moest en dat eiser zomaar via de hoofdingang kon ontsnappen. Daarbij heeft de minister het opmerkelijk mogen achten dat als er geen of weinig bewakers waren (zoals eiser heeft verklaard), het nodig was om door het dak van de ruimte te ontsnappen. Hoewel eiser in de zienswijze heeft verklaard dat hij niet via de hoofdingang is ontsnapt, heeft de minister er terecht op gewezen dat dat niet strookt met eisers eerdere verklaring dat er maar één ingang was. Verder acht de rechtbank de tegenwerping van de minister van belang, dat eiser eerst verklaarde niet op de hoogte te zijn van de ontsnapping en later verklaarde dat hij daar wel van op de hoogte was. Ook eisers inconsistente verklaringen over de reistijd met de auto naar de plek waar hij werd vastgehouden, en vervolgens zijn verklaringen over hoelang hij hier te voet over deed mochten aan hem worden tegengeworpen. De rechtbank volgt het standpunt van de minister daarin, dat als eiser geen besef van tijd had gehad, hij daarover (consistent) had kunnen aangeven dat hij die reistijd niet kon inschatten. Eiser heeft in de beroepsgronden enkel aangegeven dat hij op een onbewaakt ogenblik de mogelijkheid heeft gevonden om te ontsnappen, maar daarmee heeft hij de door de minister gevonden inconsistenties en tegenstrijdigheden niet weten te verklaren.
7.11.
Het betoog van eiser dat het wel aannemelijk is dat hij na de ontsnapping bij zijn ouders verbleef, volgt de rechtbank ook niet. De minister heeft in dit kader mogen overwegen dat als eiser vreesde voor zijn leven en zijn ouders ook wisten dat Al-Shabaab hem zocht, niet valt in te zien dat eiser daar eerst nog tot rust is gekomen. Eiser voert hierover aan dat zijn ouders hem dat “onverstandige” advies hebben gegeven, maar dat het in zijn cultuur normaal is om je ouders te gehoorzamen. Alsnog blijft dan de tegenwerping van de minister in stand dat gezien eisers eigen vrees, niet valt in te zien dat hij daar zo lang bleef. Ondanks zijn jonge leeftijd en ondanks zijn gehoorzaamheid jegens zijn ouders, valt dan te verwachten dat eiser de noodzaak had ingezien om onder te duiken of te vluchten.
7.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eiser inconsistent heeft verklaard over zijn vlucht met de boot en dat niet te volgen is dat hij als enige van de familie is gevlucht. Eiser licht niet toe waarom zijn verklaringen over de boot wel consistent zouden zijn. Gezien eisers eigen verklaring dat zijn vader na eisers ontvoering door Al-Shabaab is doodgeschoten, volgt de rechtbank verder de motivering van de minister dat eisers familieleden mogelijk ook gevaar liepen. Onder die omstandigheden kon de minister concluderen dat het niet logisch is dat alleen eiser uit zijn ouderlijk huis is gevlucht.
7.13.
De rechtbank acht het, net als de minister, vreemd dat eiser geen moeite heeft gedaan om contact te zoeken met zijn familie. Eiser heeft immers verklaard dat hij gezocht wordt door Al-Shabaab, dat zij bij zijn ouderlijk huis zijn geweest en dat zijn vader door hen zou zijn doodgeschoten. Daarmee volgt de rechtbank de motivering van de minister dat niet valt in te zien dat eiser geen actie heeft ondernomen om achter het lot van zijn familie te komen, hetgeen verder afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Eisers toelichting dat hij moeite heeft om zijn contactenadministratie goed bij te houden, verklaart niet waarom hij überhaupt geen moeite heeft gedaan om contact te zoeken.
7.14.
Alles overziend oordeelt de rechtbank dat de minister heeft mogen concluderen dat eisers gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Eisers beroep op het voordeel van de twijfel slaagt ook niet, omdat de minister heeft mogen concluderen dat eisers verklaringen in het geheel niet samenhangend en aannemelijk zijn.
Is voldoende deugdelijk gemotiveerd dat er een binnenlands vestigingsalternatief is?
8. Eiser voert aan dat uit de door hem overgelegde informatie (in de zienswijze) blijkt dat ook in Mogadishu gerekruteerd wordt door Al-Shabaab en dat Al-Shabaab nog steeds deserteurs opspoort. Uit die informatie blijkt volgens eiser ook dat gewapende groepen of milities een bron van onveiligheid zijn en, in sommige gevallen in Mogadishu, een bron van gedwongen rekrutering. Volgens een bron uit 2017 is Al-Shabaab in staat om teruggekeerde jeugd in Mogadishu met geweld in dienst te nemen. Daarom stelt eiser zich op het standpunt dat Mogadishu niet gezien kan worden als een vestigingsalternatief voor hem.
8.1.
Bovendien stelt eiser dat hij met zijn verklaringen en de overgelegde bronnen (in de zienswijze) voldoende heeft onderbouwd dat hij gezien de algemene onveilige situatie in Mogadishu een risico loopt op ernstige schade.
8.2.
De minister heeft Mogadishu als binnenlands vestigingsalternatief aangenomen. De minister heeft uitgelegd dat aan het tegenwerpen van het vestigingsalternatief nadrukkelijk niet ten grondslag ligt dat eiser in Merca te vrezen zou hebben voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De door eiser aangevoerde problemen met Al-Shabaab zijn namelijk ongeloofwaardig geacht. De reden dat een vestigingsalternatief in Mogadishu is tegengeworpen, is gelegen in het feit dat eiser bij terugkeer naar Merca mogelijk zou moeten reizen over gebied dat onder directe controle staat van Al-Shabaab. Dat zou hoe dan ook een schending van artikel 3 van het EVRM opleveren. Vervolgens heeft de minister toegelicht dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij in Mogadishu is geboren en daar de eerste vijf of zes jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Ook heeft eiser in de periode voorafgaand aan zijn vlucht naar Turkije bij zijn tante en oom in Mogadishu verbleven. Uit het door eiser overgelegde geboortecertificaat en de verklaring van identiteit blijkt zelfs dat eiser met de verblijfplaats Mogadishu geregistreerd staat. De stam waar eiser toe behoort is volgens de minister weliswaar geen meerderheidsclan, maar uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van 2023 volgt dat niet is gebleken van significante veiligheidsdreigingen voor inwoners van Mogadishu behorend tot de Reer Hamar-clan. Ook wordt die clan blijkens het Ambtsbericht veel sterker ingeschat dan de positie van andere minderheidsgroeperingen. Daarnaast ligt Mogadishu net als Merca aan de kust, waardoor eiser opnieuw zou kunnen werken in de vissector. Gelet op het voorgaande heeft de minister geconcludeerd dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich in Mogadishu vestigt.
8.3.
Verder heeft de minister erop gewezen dat in Mogadishu geen sprake is van een 15c situatie als bedoeld in de Kwalificatierichtlijn en heeft hij daarbij verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2023. [3] Eiser heeft één bron overgelegd van na die uitspraak, namelijk een rapport van de Verenigde Naties (VN) over de periode oktober 2023 tot en met januari 2024. Hierin staat vermeld dat zes keer zelfmoordexplosieven werden gebruikt door Al-Shabaab in Mogadishu, waarbij ten minste 40 slachtoffers vielen. Verder wordt op een aanslag gewezen van 3 november 2023 die gericht was op militairen en een aanslag gericht op de verblijfs- en werkplek van de president. Ook wordt nog melding gemaakt van een aanslag op een VN-kantoor, waarbij een VN-medewerker is omgekomen. Deze informatie schijnt volgens de minister geen ander licht op het feit dat het om gerichte aanvallen van Al-Shabaab gaat. Dat daarbij burgerslachtoffers kunnen vallen wordt niet ontkend, maar de situatie is volgens de minister niet zodanig dat iedereen in Mogadishu een reëel risico loopt op ernstige schade.
8.4.
Na de behandeling ter zitting heeft de minister gereageerd op de vraag op welke manier de landeninformatie genoemd in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 februari 2024 [4] de zaak van eiser beïnvloedt. De minister heeft erop gewezen dat in de onderhavige zaak de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn geacht en dat er geen reden is voor vrees dat eiser bij terugkeer ‘getarget’ zou worden door Al-Shabaab. Uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 volgt dat Al-Shabaab reeds enkele jaren geen directe controle (meer) heeft over Mogadishu. Hoewel uit dat Ambtsbericht volgt dat Al-Shabaab nog wel actief is in Mogadishu, blijkt ook dat burgers in de regel niet het doelwit waren van aanslagen en dat die aanslagen gericht waren op bepaalde aan de overheid gelieerde groepen. Nu eiser niet tot één van die genoemde groepen behoort en zijn problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn bevonden, is er volgens de minister geen reden om te veronderstellen dat eiser in de negatieve belangstelling staat van Al-Shabaab. Het is voor eiser dan ook niet noodzakelijk om te behoren tot een meerderheidsclan om hem te kunnen beschermen tegen specifieke negatieve aandacht van Al-Shabaab, omdat van die negatieve aandacht geen sprake is. De minister stelt dat hier een fundamentele discrepantie ligt met de situatie die voorlag in de zaak van de rechtbank Utrecht van 15 februari 2024. In die zaak waren de problemen met Al-Shabaab namelijk zonder voorbehoud geloofwaardig geacht en de vreemdeling in die zaak stond volgens de rechtbank dan ook juist wel in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab. Het was die specifieke achtergrond, in samenhang met de landeninformatie waaruit criteria voor een aanvaardbaar vestigingsalternatief in Mogadishu voortvloeit, waardoor de rechtbank Utrecht tot de conclusie kwam dat onvoldoende gemotiveerd was dat de vreemdeling in Mogadishu geen reëel risico zou lopen op vervolging of een situatie strijdig met artikel 3 van het EVRM. Verder heeft de minister benadrukt dat Al-Shabaab zich voornamelijk bedient van vrijwillige vormen van rekrutering en dat in gevallen waarin toch sprake is van gedwongen rekrutering, dat vooral voorkomt in gebieden die onder de directe controle staan van Al-Shabaab. Mogadishu staat al geruime tijd niet meer onder controle van Al-Shabaab. Volgens de minister is er dus geen enkele reden om te veronderstellen dat eiser bij terugkeer en vestiging in Mogadishu een reëel risico zou lopen om daar door Al-Shabaab (gedwongen) gerekruteerd te worden.
8.5.
Eiser heeft daarop gereageerd en aangevoerd dat Mogadishu geen vestigingsalternatief is voor hem, om vergelijkbare redenen als genoemd in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht van 15 februari 2024. Daarbij wijst eiser op het willekeurige geweld in Mogadishu, de invloed van Al-Shabaab in Mogadishu, de omstandigheid dat eiser in de negatieve aandacht van Al-Shabaab staat en dat hij tot een minderheidsstam behoort.
8.6.
De rechtbank overweegt dat een binnenlands vestigingsalternatief kan worden tegengeworpen aan eiser als hij in een deel van Somalië geen gegronde vrees heeft voor vervolging en daar ook geen reëel risico op ernstige schade loopt. Verder moet dat deel van het land toegankelijk zijn voor eiser en hij moet op een wettige manier daarnaartoe kunnen reizen. Het moet redelijkerwijs van eiser mogen worden verwacht dat hij zich daar vestigt. Het is in de eerste plaats aan de minister om aan te tonen dat voor eiser een vestigingsalternatief bestaat en dat eiser daar geen reëel risico op ernstige schade loopt. Als de minister dat heeft vastgesteld, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat hij geen bescherming zal krijgen. [5]
8.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister deugdelijk gemotiveerd dat eiser in Mogadishu geen vrees voor vervolging heeft en ook geen reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. Als eerste is daarbij van belang dat eisers problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn bevonden. Dat betekent dat eiser geen vrees voor vervolging heeft in Mogadishu vanwege zijn eerdere problemen met Al-Shabaab, omdat die problemen niet geloofwaardig zijn geacht. De rechtbank laat dat oordeel in stand. Eiser heeft met zijn verwijzingen naar verschillende bronnen ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn enkele aanwezigheid in Mogadishu leidt tot een reëel risico op ernstige schade. De minister heeft namelijk deugdelijk gemotiveerd dat uit die bronnen weliswaar blijkt dat Al-Shabaab aanslagen verricht, maar dat die niet van dusdanige aard zijn dat ieder persoon in Mogadishu gevaar loopt. Daarnaast heeft de minister op basis van landeninformatie gemotiveerd dat (gedwongen) rekrutering weinig voorkomt in Mogadishu. Daar komt bij dat de Afdeling op 29 maart 2024 [6] heeft geoordeeld dat vestiging in Mogadishu op zichzelf geen reëel risico op ernstige schade oplevert, dat oordeel is bevestigd op 3 juni 2024. [7] De bronnen waar eiser naar verwijst dateren van voor die uitspraken. Eiser heeft niet toegelicht of onderbouwd op welke manier de motivering van de minister en het oordeel van de Afdeling niet juist zijn. Hoewel uit de European Agency for Asylum (EUAA) Country Guidance Somalia 2023 – zoals ook aangehaald in genoemde uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht - blijkt dat er sprake is van een hoge mate van willekeurig geweld in Mogadishu, blijkt ook uit dat rapport dat er individuele omstandigheden vereist zijn om aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk sprake is van een reëel risico op ernstige schade. [8] De rechtbank komt daarmee tot de slotsom dat eiser geen individuele vrees heeft voor Al-Shabaab in Mogadishu. Hij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij met zijn enkele aanwezigheid in Mogadishu een risico loopt op ernstige schade.
8.8.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister deugdelijk gemotiveerd heeft dat redelijkerwijs van eiser verwacht mag worden dat hij zich vestigt in Mogadishu. Eiser heeft immers meerdere jaren zonder problemen in Mogadishu gewoond en ook voor zijn vertrek uit Somalië heeft hij zonder problemen bij zijn familie in Mogadishu verbleven. Hoewel eisers familie in Mogadishu volgens zijn verklaringen van dezelfde etnische afkomst is, heeft eiser geen weet van problemen die zou zouden hebben ervaren. De minister heeft daarnaast gemotiveerd dat uit het Ambtsbericht Somalië van 2023 blijkt dat de Reer Hamar-clan geen significante veiligheidsdreigingen ervaren in Mogadishu en dat deze clan relatief sterk wordt ingeschat. De rechtbank volgt daarom de conclusie van de minister dat gelet op eisers familie in Mogadishu, zijn eerdere verblijf daar en de mogelijkheid voor eiser om te werken in de vissector, redelijkerwijs van hem verwacht mag worden dat hij zich in Mogadishu vestigt. De enkele omstandigheid dat eiser niet tot een meerderheidsclan behoort is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende voor de conclusie dat hij niet in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien en het om die reden onredelijk zou zijn te verwachten dat hij zich vestigt in Mogadishu.
8.9.
Het is niet in geschil dat Mogadishu toegankelijk is voor eiser en dat hij daar op een wettige manier naartoe kan reizen. De minister heeft gelet op al het voorgaande deugdelijk gemotiveerd dat Mogadishu een binnenlands vestigingsalternatief is voor eiser.
Is voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader?
9. Eiser blijft erbij dat hij minderjarig is en slechts een half jaar ‘formeel onderwijs’ heeft gevolgd. Door zijn traumatische ervaringen is niet alleen zijn besef van tijd verstoord geweest, maar dat had ook invloed op zijn andere waarnemingen en herinneringen. Eiser stelt daarom dat de minister zijn verklaringen met onvoldoende welwillendheid heeft beschouwd.
9.1.
De minister heeft toegelicht dat tijdens de gehele procedure en het gehoor rekening is gehouden met zijn omstandigheden. Daarbij wordt opgemerkt dat eiser voordat hij het nader gehoor heeft gehad, onderzocht is door MediFirst. Daaruit bleek dat er geen belemmeringen waren voor het horen. Eisers stelling dat hij getraumatiseerd is en daarom niet goed kan verklaren, heeft hij niet onderbouwd. Verder is de minister uitgegaan van de geboortedatum in 2002, wat betekent dat eiser 20 jaar was tijdens het nader gehoor en ruim 21 jaar tijdens het aanvullend gehoor. Gelet op eisers leeftijd mocht van hem worden verwacht dat hij antwoord gaf op de gestelde vragen en aangaf wanneer hij deze niet begreep. Voor zover eiser aangeeft dat zijn scholing beperkt is geweest, verklaart eiser hiermee niet dat hij niet in staat was om op eenvoudige vragen te antwoorden. Als vragen niet duidelijk waren, had het in de rede gelegen om verduidelijking te vragen. Evenmin is uit de gehoren dan wel de correcties en aanvulling gebleken dat eiser door zijn beperkte scholing de vragen niet goed begreep of dat hij daardoor onjuiste antwoorden heeft gegeven.
9.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt op welke manier zijn kortdurende onderwijs en traumatische ervaringen invloed hebben gehad op zijn verklaringen en hij heeft ook niet toegelicht welke verklaringen de minister anders had moeten beoordelen. De rechtbank volgt de motivering van de minister dat eiser niet heeft onderbouwd dat zijn traumatische ervaringen ertoe leiden dat hij niet over zijn asielrelaas kon verklaren. Ook is tijdens de gehoren niet door eiser aangegeven dat hij de vragen niet begreep.
Mocht de aanvraag als kennelijk ongegrond worden afgedaan?
10. Eiser stelt dat hij zich bij de AVIM had vergist en nog niet wist wat het belang was van het verklaren over de waarheid over zijn inreis en aanmelding. Zijn jonge leeftijd en traumatische verklaringen zijn volgens eiser verschonende omstandigheden, waardoor de aanvraag niet als kennelijk ongegrond kon worden afgedaan.
10.1.
De minister heeft overwogen dat tijdens het aanmeldgehoor expliciet aan eiser is medegedeeld dat het belangrijk is om de waarheid te spreken. De stelling van eiser dat hij zich bij de AVIM had vergist over het moment van inreis en dit niet durfde te corrigeren, is volgens de minister geen verschoonbare reden. Omdat eiser in augustus 2021 Nederland is ingereisd en pas op 30 november 2021 een asielaanvraag heeft ingediend, heeft de minister geconcludeerd dat de kennelijk ongegronde afdoening terecht was.
10.2.
De rechtbank oordeelt dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgedaan. Aan eiser is immers verteld dat het belangrijk is om de waarheid te vertellen, waardoor hij niet wordt gevolgd in zijn betoog dat hij het belang van de waarheid vertellen niet inzag. Daarnaast heeft eiser niet toegelicht op welk moment hij Nederland dan wel ingereisd zou zijn. De minister heeft uit mogen gaan van eisers verklaring dat hij pas na een maand na inreis zijn asielaanvraag indiende en heeft daarom over mogen gaan tot kennelijke ongegrondverklaring van die aanvraag.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.EASO COI Report – Somalia Targeted profiles 2021 en EUAA – Country guidance Somalia 2022.
5.Dit staat in artikel 8 van de Kwalificatierichtlijn en in artikel 3:37d, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. De regels zijn uitgewerkt in paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
8.EUAA, Country Guidance: Somalia, 11 augustus 2023, p. 230.