In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 8 juli 2024, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt dat hij in juni 2020 is ontvoerd door Al-Shabaab, heeft op 30 november 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 13 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser aanvecht. De rechtbank heeft de zaak op 31 mei 2024 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de problemen van de eiser met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op een deugdelijke manier heeft gemotiveerd, onder andere door te wijzen op inconsistenties in de verklaringen van de eiser en de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank bevestigt dat er een binnenlands vestigingsalternatief in Mogadishu is, waar de eiser geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning.