In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser, geboren in 2001 en van Chinese nationaliteit, had op 8 januari 2021 een aanvraag ingediend om als gezinslid bij zijn moeder in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in het bestreden besluit van 24 juli 2023 de afwijzing handhaafde. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd hoe de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) tot stand is gekomen. Eiser valt onder het jongvolwassenenbeleid, wat betekent dat er familie- of gezinsleven wordt aangenomen tussen hem en zijn moeder. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft aangetoond hoeveel gewicht aan dit gezinsleven is toegekend in de belangenafweging. Bovendien heeft de rechtbank geconstateerd dat de leeftijd en mentale gesteldheid van eiser niet adequaat zijn betrokken in de beoordeling.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiser en de relevante feiten en omstandigheden in acht moeten worden genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-, en moet het griffierecht van € 184,- vergoeden.