5.5Hoewel de persoonlijke situatie van verzoekster afwijkt van die van haar broer omdat zij niet kampt met een medische of psychische aandoening, komt de voorzieningenrechter ook in de zaak van verzoekster tot het oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in haar nadeel uitvalt. De voorzieningenrechter wijst daartoe allereerst naar hetgeen onder rechtsoverweging 5.1 is overwogen. Het standpunt van verweerder dat in verzoeksters nadeel meeweegt dat zij in Rusland studeert en dat daarom te verwachten valt dat zij binnen afzienbare tijd gebruik wil maken van diverse voorzieningen in Nederland, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Allereerst is niet duidelijk of verzoekster inderdaad van plan is te gaan studeren in Nederland, en als zij dat al van plan is, heeft zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende onderbouwd dat studenten uit niet-EER landen meer baten dan kosten met zich mee brengen voor de Rijksbegroting. Dit is verder ook niet betwist door verweerder. Ondanks dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de persoonlijke situatie van verzoekster minder ernstig is dan dat van verzoeker, acht de voorzieningenrechter het niet reëel om in dit geval te stellen dat verzoekster in Rusland, apart van het gezin, moet verblijven, mede gelet op het feit dat verzoeker ook de steun en zorg van verzoekster nodig heeft.
6. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verweerder de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van verzoekers heeft laten uitvallen, heeft het bezwaar reeds hierom redelijke kans van slagen. Verzoekers hebben verder nog aangevoerd dat verweerder tot nu toe bij dergelijke aanvragen bij kennismigranten altijd tot inwilliging overging, ook bij meerderjarige kinderen. Verzoekers hebben een brief van verweerder van 2 september 2022 overgelegd, waarin staat dat verweerder de laatste jaren bij die aanvragen het economische belang van de aanwezigheid van de kennismigrant in Nederland (ten onrechte) vaak een doorslaggevende rol heeft gegeven. Daarom acht verweerder het economisch belang niet langer doorslaggevend in de beoordeling. Verzoekers hebben deze brief ingebracht om te onderbouwen dat verweerder een wijziging in hun beleid heeft gemaakt, en dat dit nu nadelig is voor verzoekers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft dit betoog een dusdanig principieel vraagstuk, dat het te ver strekt om daar in deze procedures een (voorlopig) oordeel over te geven. Zo is tussen partijen in geschil of het hier gaat om de uitvoeringspraktijk van verweerder, of dat het gaat om vaststaand beleid dat is gewijzigd. Gelet op die brief, lijkt het er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter sterk op dat voorheen doorslaggevend belang werd gehecht aan het economische belang van de komst van de kennismigrant naar Nederland, en dat deze brief er nu voor heeft gezorgd dat de afweging alsnog in het nadeel van verzoekers is uitgevallen.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. Gezien het spoedeisend belang en de belangen van verzoekers om, samen met hun moeder, naar hun stiefvader in Nederland te reizen en de gezinssituatie te herstellen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de primaire verzoeken om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter realiseert zich dat toewijzing van dit verzoek verstrekkend is en een voorlopig karakter ontbeert, maar ziet hiertoe aanleiding in de volgende omstandigheden. Verweerder heeft ter zitting aangegeven voornemens verzoekers in bezwaar te horen en dat een hoorzitting niet voor maart of april 2023 zal plaatsvinden. Ook heeft verweerder ter zitting vermeld dat, na de hoorzitting, pas op zijn vroegst in juni 2023 een beslissing op bezwaar zal komen.
Bij het treffen van de voorziening de voorzieningenrechter ook laten meewegen dat de moeder in Rusland is achtergebleven met verzoekers om voor, met name, verzoeker te zorgen, dat het gezin al sinds oktober 2022 uit elkaar is en dat het sturen van geld door referent vanwege de Europese sancties aan Rusland onmogelijk is. In al deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding het primaire verzoek toe te wijzen en verweerder op te dragen verzoekers te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.