ECLI:NL:RBDHA:2023:20266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.38889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en belangenafweging in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 17 april 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat er geen reëel zicht is op uitzetting en dat zijn medische problemen onvoldoende zijn meegewogen in de belangenafweging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat de gronden voor de maatregel nog steeds van toepassing zijn en eiser niet actief heeft meegewerkt aan zijn terugkeer naar Marokko. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangenafweging door verweerder voldoende gemotiveerd is en dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die de voortduren van de maatregel onrechtmatig maken. Eiser heeft geen recht op een zitting, aangezien zijn gemachtigde namens hem heeft gehandeld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38889

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.I. Vennik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 14 december 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 8 november 2023.
4. Eiser wijst er in beroep op dat zijn nationaliteit al is vastgesteld, zonder dat een presentatie in persoon nodig is geweest. Hij stelt daarom dat hem enkel passieve frustratie verweten kan worden, wat onvoldoende is om de voortduring van de maatregel na negen maanden te rechtvaardigen. Eiser stelt ook dat onduidelijk is waar verweerder op baseert dat eiser op korte termijn uitgezet kan worden. Verder meent eiser dat de belangenafweging niet volledig is geweest. Hij wijst daarbij op zijn medische problemen, die volgens hem geen rol heeft gespeeld bij de gemaakte belangenafweging, waardoor deze onvoldoende gemotiveerd is. Ter onderbouwing heeft eiser een uitdraai van zijn medisch dossier overgelegd. Eiser stelt dat geen sprake is van een reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Zijn gemachtigde heeft de cijfers over LP [3] afgiftes door de Marokkaanse autoriteiten vanaf juli 2023 tot heden opgevraagd bij DT&V, [4] maar heeft deze nog niet ontvangen. Tot slot wijst eiser erop dat hij gedurende de vreemdelingenbewaring geen rechter heeft gezien. Ook snapt eiser niet waarom het beroep tegen het verlengingsbesluit is afgedaan zonder zitting, terwijl hij daar expliciet om heeft verzocht. Hij meent dat sprake is van strijd met artikel 5, vierde lid, van het EVRM [5] en verwijst daarbij naar het arrest Winterwerp. [6]
5. De bewaring duurt weliswaar al geruime tijd, maar verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de belangenafweging voldoende gemotiveerd waarom hij de bewaring nog niet heeft opgeheven. Niet betwist is dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, waaruit een risico op onttrekking aan het toezicht blijkt, nog altijd van toepassing zijn. Verder heeft verweerder erin kunnen betrekken dat eiser op geen enkele manier bereidheid heeft getoond om mee te werken aan zijn terugkeer naar Marokko. Eiser heeft veelvuldig verklaard niet terug te willen keren naar Marokko en heeft zich niet actief ingezet om aan identificerende documenten te komen. Verweerder mocht dit wel verlangen van eiser. Dat eiser zich passief heeft opgesteld en daarmee zijn uitzetting heeft gefrustreerd (‘passieve frustratie’), kan hem dus wel degelijk worden verweten. Uit het door eiser overgelegde medische dossier blijkt dat hij in het detentiecentrum wordt behandeld voor zijn medische problemen. Niet is gebleken van zodanige medische problematiek dat de bewaring gelet hierop niet kan voortduren. Dat verweerder de medische klachten niet expliciet heeft genoemd in de huidige belangenafweging, maakt niet dat deze belangenafweging onvoldoende is. In het verlengingsbesluit van 12 oktober 2023 zijn deze meegewogen en is gemotiveerd dat deze niet leiden tot opheffing van de bewaring. Verweerder heeft daarom kunnen volstaan met de conclusie na de vertrekgesprekken dat er geen nieuwe omstandigheden zijn aangedragen die maken dat de bewaring niet langer kan voortduren.
6. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [7] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen LP zullen afgeven. Uit het dossier blijkt juist van voortgang in de behandeling van de LP-aanvraag voor eiser. Op 16 november 2023 hebben de Marokkaanse autoriteiten meegedeeld dat de nationaliteit van eiser is bevestigd en dat het consulaat contact zal opnemen met de DIA over een LP-afgifte in deze zaak. [8] Redelijkerwijs is daarom juist te verwachten dat daadwerkelijk een LP zal worden afgegeven voor eiser, wat maakt dat sprake is van zicht op uitzetting binnen korte termijn naar Marokko.
7. Zoals eerder is geoordeeld in de uitspraak op het beroep tegen het verlengingsbesluit van 13 november 2023 is het uitgangspunt dat een gemachtigde handelt namens eiser bij het instellen van een beroep en het afzien van een behandeling ter zitting. Het handelen van zijn gemachtigde wordt dan ook toegerekend aan eiser. In eisers stelling dat het eerste beroep ten onrechte buiten zitting is afgedaan ziet de rechtbank dan ook nog altijd onvoldoende aanleiding om dit vervolgberoep op een zitting te behandelen. Ook gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. Zeker gelet op het feit dat eisers nationaliteit is bevestigd en zicht op uitzetting binnen korte termijn aanwezig is. In de uitspraak op het beroep tegen het verlengingsbesluit heeft de rechtbank ook uitgelegd waarom gebruik is gemaakt van de bevoegdheid om het beroep zonder zitting af te handelen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de gang van zaken in strijd is met het arrest Winterwerp.
8. Tot slot leidt ambtshalve toetsing [9] niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6381), 13 juni 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:8787), 11 juli 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:10393), 15 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:12453), 22 september 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:14626) en 13 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:17605).
3.Laissez-passer.
4.De Dienst Terugkeer en Vertrek van verweerder.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 24 oktober 1979, app.no. 6301/73.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
8.Directie Internationale Aangelegenheden van verweerder.
9.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.