ECLI:NL:RBDHA:2023:12453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 17 april 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 8 augustus 2023 is gesloten.

Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de procedure rondom zijn terugkeer naar Marokko. Hij heeft aangevoerd dat de maatregel van bewaring in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder wel degelijk voortvarend heeft gehandeld, aangezien er meerdere rappelbrieven zijn verzonden naar de Marokkaanse autoriteiten en er regelmatig vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd. Eiser heeft zelf nagelaten om contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten, wat volgens de rechtbank zijn eigen verantwoordelijkheid is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21988

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 8 augustus 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft
getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 april 2023. [2] Vervolgens is twee maal eerder een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 juli 2023 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 10 juli 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De LP [4] -aanvraag is op 21 april 2023 ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Sindsdien heeft verweerder vijf maal gerappelleerd en eenmaal om aandacht gevraagd voor alle lopende zaken in een gesprek met de Marokkaanse ambassadeur, maar nagelaten om een presentatie in te plannen. Eiser meent dat de maatregel indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. Het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden weegt zwaarder dan het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds het indienen van de LP-aanvraag vijf maal schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten, meest recentelijk op 21 juli 2023. Daarnaast heeft verweerder frequent vertrekgesprekken gevoerd met eiser. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld. Hierbij weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Eiser is al eerder meegedeeld dat hij het proces voor de afgifte van een reisdocument kan versnellen als hij contact opneemt met de Marokkaanse autoriteiten. In het meest recente vertrekgesprek van 19 juli 2023 heeft eiser wederom aangegeven dat hij nog geen contact heeft opgenomen met de Marokkaanse autoriteiten. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is.
5. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Laissez-passer.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.