ECLI:NL:RBDHA:2023:8787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om zitting in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 17 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 8 juni 2023 gesloten. Eiser betwist dat hij zijn vorige gemachtigde heeft gezien en stelt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris wel degelijk stappen heeft ondernomen, zoals het voeren van vertrekgesprekken en het rappelleren van de LP-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft echter niet meegewerkt aan zijn vertrekplicht en heeft geen pogingen ondernomen om contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16146

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek
gesloten op 8 juni 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de
maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij
betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel
96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of
een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6381, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het
sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom
staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 26 april 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser stelt dat hij zijn vorige gemachtigde nooit heeft gezien of gesproken. Hij betwist dat hij toestemming heeft gegeven voor een schriftelijke afdoening van het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring. Eiser verzoekt daarom om het vervolgberoep op zitting te behandelen. Verder stelt eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Er zijn sinds de uitspraak op zijn eerste beroep slechts twee vertrekgesprekken met eiser gevoerd en de LP [2] -aanvraag is maar twee keer gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Eiser meent dat de maatregel indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. Het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden weegt zwaarder dan het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren.
4. Voor zover eiser stelt dat het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring ten onrechte zonder zitting is afgedaan, lag het op de weg van eiser om hiertegen hoger beroep in te stellen en dit aan te kaarten.
5. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank, gelet op het voorgaande, onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder (sinds het sluiten van het
onderzoek op 26 april 2023) op 26 april 2023 en 17 mei 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder met eiser op 17 mei 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd. Tijdens dit vertrekgesprek is aan eiser meegedeeld dat hij het proces voor de afgifte van een reisdocument kan versnellen als hij contact opneemt met de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft daarna aangegeven dat hij niet van plan is om terug te keren en niet is gebleken dat hij nadien enige pogingen heeft ondernomen om contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten. Eiser werkt niet mee aan zijn vertrekplicht. Gelet op deze omstandigheden wordt eiser dan ook niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting.
7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [3]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de