ECLI:NL:RBDHA:2023:17605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.34591
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit en de beoordeling van zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. van Gils, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 12 oktober 2023 de maatregel van bewaring met maximaal twaalf maanden had verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 17 april 2023 was opgelegd en dat deze nog steeds voortduurt. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet had ingestemd met de schriftelijke behandeling van zijn eerste beroep en dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko zou zijn.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemachtigde van eiser terecht heeft gehandeld en dat er voldoende gronden zijn voor de verlenging van de maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geldig document voor grensoverschrijding aanwezig is en dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris voldoende inspanningen heeft geleverd om de benodigde documenten te verkrijgen en dat eiser zelf geen actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de evenredigheid van de maatregel en zijn medische situatie verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan alle wettelijke vereisten voor de verlenging van de maatregel is voldaan en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34591

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 12 oktober 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 6 november 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] De rechtbank heeft het onderzoek op 8 november 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft verzocht om de zaak op een zitting te behandelen. Hij meent dat het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring ten onrechte schriftelijk is behandeld, omdat hij daar geen toestemming voor heeft gegeven aan zijn toenmalige gemachtigde. Hij heeft zijn gemachtigde destijds nooit gesproken en hij kwam er pas achter toen de hoger beroepstermijn al was verstreken.
3. Het uitgangspunt is dat een gemachtigde handelt namens eiser bij het instellen van een beroep en het afzien van een behandeling ter zitting. Het handelen van zijn gemachtigde wordt dan ook toegerekend aan eiser. In eisers stelling dat het eerste beroep ten onrechte buiten zitting is afgedaan ziet de rechtbank dan ook onvoldoende aanleiding om het beroep tegen het verlengingsbesluit op een zitting te behandelen. Ook gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen.
Toetsingskader
4. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
5. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vc [3] nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [4] en het arrest Mahdi [5] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [6]
Voorwaarden voor verlenging
6. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt en dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
7. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft geleverd om een LP [7] te verkrijgen. Onduidelijk is op welke wijze verweerder de zaak van eiser onder de aandacht heeft gebracht bij de Marokkaanse autoriteiten. Ten onrechte wordt dit niet onderbouwd.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft gelegd dat een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder. Uit het dossier volgt dat verweerder frequent vertrekgesprekken voert met eiser en rappelleert over de LP-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten. Uit het voortgangsrapport blijkt dat voor de zaak van eiser extra aandacht is gevraagd op 20 september 2023 en 19 oktober 2023. Er mag van de juistheid van deze mededelingen worden uitgegaan. Verweerder is niet gehouden om dit nader te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs verwacht kunnen worden, waarbij verweerder verder afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten. Daarbij is ook van belang dat het de rechtbank niet is gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is.
Bewaringsgronden
9. Eiser heeft de gronden die aan het verlengingsbesluit ten grondslag liggen niet betwist, zodat nog altijd kan worden aangenomen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Belangenafweging
10. Eiser meent dat de voortduring van de maatregel indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. Het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden weegt zwaarder dan het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren. Ook wijst eiser uit dat hij sinds hij in bewaring is gesteld een hoge bloeddruk en andere medische klachten heeft.
11. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser heeft tijdens het gesprek op 29 september 2023 of in de zienswijze geen concrete punten aangevoerd die moeten leiden tot de conclusie dat een lichter middel succesvol toegepast kan worden. De door eiser aangedragen belangen zijn kenbaar betrokken bij het besluit. De gestelde medische klachten heeft eiser niet naar voren gebracht in de zienswijze. Voor deze klachten kan eiser een beroep doen op de medische dienst van het detentiecentrum. Niet is gebleken dat de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is door zijn medische situatie. Verweerder stelt dan ook terecht dat voldoende is gemotiveerd waarom, alle belangen afwegende, een verlenging van de maatregel noodzakelijk wordt geacht. Zoals eerder overwogen is een aparte verzwaarde belangenafweging niet vereist.
Zicht op uitzetting
12. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Het is volgens eiser bij die beoordeling niet van belang of hij zijn volledige en actieve medewerking verleent. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling [8] van 11 april 2014. [9]
13. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [10] van 8 augustus 2023 [11] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De verstreken tijd sinds het indienen van de LP-aanvraag leidt niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten binnen afzienbare termijn eisers identiteit en nationaliteit zullen vaststellen en daarna een LP zullen afgeven. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [12] volgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. [13] Verweerder heeft dit wel degelijk mogen betrekken bij de beoordeling. Uit de uitspraak waar eiser naar verwijst volgt dat de term ‘uitzetting’ wordt gebruikt voor alle gevallen van verwijdering met de sterke arm uit het Rijk. Het is bij uitstek de dwang waaronder het vertrek van de vreemdeling plaatsvindt die maakt dat sprake is van uitzetting. Dat laat echter onverlet dat op eiser wel de plicht rust om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting naar Marokko.
Ambtshalve toets [14]
14. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
15. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit genoegzaam gemotiveerd dat aan alle uit de Vreemdelingenwet, de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit wordt voldaan.
16. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
7.Laissez-passer.
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
12.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
13.Uitspraken van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210, en 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85.
14.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.