ECLI:NL:RBDHA:2023:14626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.29151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 17 april 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 20 september 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel op te heffen. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de procedure voor zijn terugkeer naar Marokko, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder herhaaldelijk rappeleren bij de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft zelf ook geen actie ondernomen om zijn terugkeer te realiseren, wat zijn situatie bemoeilijkt.

De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om de maatregel van bewaring te beëindigen en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29151

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 20 september 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 april 2023. [2] Vervolgens is al drie maal eerder een vervolgberoep ingesteld. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 augustus 2023 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment, 8 augustus 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De LP [4] -aanvraag is op 21 april 2023 ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Sindsdien heeft verweerder zeven maal gerappelleerd en eenmaal om aandacht gevraagd voor alle lopende zaken in een gesprek met de Marokkaanse ambassadeur, maar nagelaten om een presentatie in te plannen. Ook heeft eiser in een gesprek met zijn gemachtigde aangegeven dat hij wil vertrekken uit Europa. Eiser meent dat de maatregel indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. Het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden weegt zwaarder dan het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds het indienen van de LP-aanvraag zeven maal schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten, meest recentelijk op 1 september 2023. Daarnaast heeft verweerder frequent vertrekgesprekken gevoerd met eiser. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld. Hierbij weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Eiser is al eerder meegedeeld dat hij het proces voor de afgifte van een reisdocument kan versnellen als hij contact opneemt met de Marokkaanse autoriteiten. In het meest recente vertrekgesprek van 24 augustus 2023 heeft eiser wederom aangegeven dat hij nog niets heeft ondernomen om zijn terugkeer te realiseren. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. De enkele stelling dat eiser tegen zijn gemachtigde zou hebben gezegd dat hij wenst terug te keren is daartoe onvoldoende. Indien eiser wil terugkeren is het aan hem om dit kenbaar te maken aan verweerder en acties te ondernemen om dit mogelijk te maken. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is.
6. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Laissez-passer.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.