ECLI:NL:RBDHA:2023:19947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.37168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht met betrekking tot Algerije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 december 2023, wordt de rechtmatigheid van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 12 april 2023 en is sindsdien voortgezet. De rechtbank heeft eerder al verschillende vervolgberoepen behandeld, waarbij telkens is vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 6 september 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 5 december 2023 was de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig.

De rechtbank onderzoekt of er zicht is op uitzetting naar Algerije, wat een voorwaarde is voor de voortzetting van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er recentelijk weer zicht is op uitzetting, nu de Algerijnse autoriteiten hebben bevestigd dat er een laissez-passer zal worden afgegeven. Dit is bevestigd door de nationaliteit van eiser, die op 9 november 2023 is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft aangetoond dat er zicht op uitzetting is, en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37168

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 12 april 2023 en duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 28 april 2023. [1] Op het eerste (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 16 juni 2023. [2] Op het tweede (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 24 juli 2023. [3] Op het derde (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 12 september 2023. [4] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van 24 oktober 2023. [5]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van afmelding, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit
oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [6]
5. Uit de uitspraak van 12 september 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 6 september 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat er geen zicht bestaat op uitzetting. De meest recente ontwikkelingen zijn naar de mening van eiser niet van belang met uitzondering van reacties zijdens de Algerijnse autoriteiten. Tot op dit moment is nog geen laissez passer verstrekt.
6.1.
Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat er inderdaad tot voor kort geen laissez-passers werden afgegeven door de Algerijnse autoriteiten en daar ook geen presentaties in persoon werden gepland. De staatssecretaris geeft echter aan dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat er weer zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er inmiddels ook weer een uitzetting met een laissez-passer naar Algerije heeft plaatsgevonden. In het geval van eiser geeft de staatssecretaris aan dat er een toezegging is gedaan door de Algerijnse autoriteiten dat er een laissez-passer wordt afgegeven. Immers, op 28 november 2023 is contact gezocht met de Algerijnse consulaat. Deze hebben toen aangegeven dat er een laissez-passer zal worden verstrekt nadat zij de vluchtgegevens en strafrechtelijke gegevens van eiser hebben ontvangen. In het geval van eiser is namelijk ook zijn nationaliteit bevestigd op 9 november 2023 door de Algerijnse autoriteiten. Ook verwijst de staatssecretaris op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 9 november 2023, [7] waarin is vastgesteld dat er (weer) zicht op uitzetting is naar Algerije.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende duidelijk gemotiveerd dat in het geval van eiser momenteel wel zicht op uitzetting naar Algerije kan worden aangenomen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de nationaliteit van eiser op 9 november 2023 is bevestigd naar aanleiding van de presentatie in persoon van 25 oktober 2023. Ook acht de rechtbank van belang dat er een toezegging is gedaan door de Algerijnse consul en dat de staatssecretaris al een vluchtaanvraag heeft gedaan op 1 december 2023. De toezegging van de Algerijnse consul is voldoende vertrouwenwekkend.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 28 april 2023, zaaknummer: NL23.11253 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 16 juni 2023, zaaknummer: NL23.16383 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11300.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 12 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13760.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16953.
6.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
7.Rb. Den Haag (zp. Groningen) 9 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19053.
8.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.