ECLI:NL:RBDHA:2023:13760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL23.25143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke vervolgberoep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 12 april 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder al uitspraak gedaan over deze maatregel in verschillende vervolgprocedures, waarbij de laatste uitspraak op 24 juli 2023 was. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting verder achterwege te laten en heeft het onderzoek gesloten op 6 september 2023.

De rechtbank heeft beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is, omdat er geen reactie van de Algerijnse of Marokkaanse autoriteiten is. De rechtbank wijst deze beroepsgrond af, verwijzend naar eerdere uitspraken en de voortgangsrapportage die aantoont dat er wel degelijk stappen zijn ondernomen richting uitzetting. De rechtbank benadrukt dat van eiser een actieve meewerkende houding wordt verwacht bij het mogelijk maken van zijn uitzetting.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 april 2023.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 28 april 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 16 juni 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 24 juli 2023. [3]
3. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 6 september 2023.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing van tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [4]
7.1
Uit de uitspraak van 24 juli 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 18 juli 2023) rechtmatig was.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
8. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is, omdat uit de voortgangsrapportage geen reactie blijkt van de Algerijnse of Marokkaanse autoriteiten.
8.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat zij in haar eerdere uitspraak van 28 april 2023 heeft geoordeeld dat de bewaring is opgelegd met het oog op uitzetting naar Marokko, en dat in haar uitspraak van 16 juni 2023 is vastgesteld dat de laissez-passer aanvraag naar Marokko is verzonden op 1 maart 2023. Uit het voortgangsrapport volgt dat sinds het sluiten van het onderzoek in de laatste beroepszaak van eiser het volgende is gebeurd. Op 18 juli 2023 is de door eiser overgelegde kopie van zijn gestelde Algerijnse identiteitskaart (carte national) vertaald en heeft de staatssecretaris aanleiding gezien om een lp-traject voor Algerije op te starten, naast het huidige lp-traject van Marokko. Uit het voortgangsrapport blijkt dat op 19 juli 2023 de landverantwoordelijke van Marokko heeft verklaard dat de lp-aanvraag voor Marokko door kan lopen totdat er of een antwoord binnenkomt van de Marokkaanse autoriteiten of een eventuele nationaliteitsvaststelling van Algerije. Verder blijkt uit de voortgangsrapportage dat op
15 augustus 2023 de staatssecretaris op 5 juli 2023 aandacht heeft gevraagd voor eiser zijn zaak. Aanvullend hierop is op 12 juli 2023 eveneens aandacht gevraagd voor eiser zijn zaak. Uit de voortgangsrapportage blijkt verder dat op 23 augustus 2023 er telefonisch is gerappelleerd in alle lopende lp-aanvragen bij het Marokkaanse consulaat in Amsterdam. Eisers zaak valt hier ook onder. Wat eiser heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De enkele omstandigheid dat op dit moment nog geen lp voor hem is verstrekt door zowel Algerije als Marokko, is daarvoor onvoldoende. Daarbij betrekt de rechtbank dat de Algerijnse of de Marokkaanse autoriteiten niet hebben aangegeven dat zij geen lp voor eiser zullen afgeven. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat zicht op uitzetting naar deze landen in het algemeen ontbreekt. Verder blijkt uit het voortgangsrapport dat eiser op 26 april 2023 op de vraag of hij zijn Algerijnse nationaliteit kan aantonen, heeft verklaard dat zijn documenten in beheer zijn bij zijn advocaat. Pas op 12 juli 2023 heeft hij volgens het voortgangsrapport een kopie van een document overgelegd, waarvan hij stelt dat het een Algerijnse identiteitskaart is. De vertraging die daardoor bij de indiening van de lp-aanvraag is ontstaan valt de staatssecretaris niet te verwijten. De rechtbank wijst eiser er op dat van hem een actieve meewerkende houding wordt verwacht bij het mogelijk maken van zijn uitzetting.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 28 april 2023, zaaknummer: NL23.11253 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 16 juni 2023, zaaknummer: NL23.16383 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11300.
4.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.