ECLI:NL:RBDHA:2023:8873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 12 april 2023 en eerder getoetst op 28 april 2023. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 9 juni 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank onderzoekt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting van eiser, die zijn Algerijnse nationaliteit heeft opgegeven. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris na 25 april 2023 voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder rappel en vertrekgesprekken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerder ingebrachte documenten, maar oordeelt dat deze niet voldoende aanknopingspunten bieden voor een andere conclusie.

De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Daarom blijft de maatregel in stand en wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 april 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst bij uitspraak van 28 april 2023. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 9 juni 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
4.1.
Uit de uitspraak van 28 april 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 25 april 2023) rechtmatig is.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. Eiser is sinds zijn inbewaringstelling helder over zijn Algerijnse nationaliteit. Uit de opsomming van contacten met de Marokkaanse autoriteiten blijkt slechts van een laissez-passer aanvraag op 1 maart 2023 en een rappel op 12 april 2023. Verder is op 24 april 2023 in de procedure met zaaknummer NL23.11253, waarbij de opgelegde maatregel van bewaring is getoetst, een kopie van de carte nationale ingebracht. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft toen toegezegd na zijn vakantie in het contact met de regievoerder deze kopie aan de regievoerder toe te laten komen. Uit het voortgangsrapport blijkt niet dat dat is geschied.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 6 juni 2023 volgt dat de staatssecretaris na 25 april 2023 op 26 april 2023 en op 17 mei 2023 heeft gerappelleerd en op 26 april 2023 en op 19 mei 2023 nog een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Dit is voldoende voor de conclusie dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Met de verklaring van eiser over zijn Algerijnse nationaliteit en de inbreng van de carte nationale heeft deze rechtbank in de uitspraak van 28 april 2023 rekening gehouden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanknopingspunten bestaan op grond waarvan de staatssecretaris zich met de aanvraag voor een laissez-passer en de voortgangshandelingen daarna heeft mogen richten tot de Marokkaanse autoriteiten en dat het door eiser ingebrachte document (de hier benoemde carte nationale) reeds bij gebreke van een vertaling onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een andere conclusie. De door eiser genoemde toezegging van de staatssecretaris – nog daargelaten dat dit niet is onderbouwd – maakt niet dat inmiddels geoordeeld moet worden dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Een vertaling van de carte nationale ontbreekt immers nog steeds. Bovendien is het document in de eerdere procedure slechts digitaal geüpload zodat eiser dit, via zijn gemachtigde, ook zelf aan DT&V kan doen toekomen. Daar is hij in het vertrekgesprek van 26 april 2023 ook op gewezen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 28 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2478, zaaknummer NL23.11253 (niet gepubliceerd).
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.