In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op 12 april 2023. Eiser, die in het bezit is van een carte nationale, betoogde dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft de procedure behandeld op 18 juli 2023, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring eerder had getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 9 juni 2023 rechtmatig was. De rechtbank beoordeelde of de maatregel sindsdien nog steeds rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend handelde, omdat er geen lp-aanvraag was opgestart bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris pas op 12 juli 2023 de carte nationale had ontvangen en dat er geen bewijs was dat de staatssecretaris eerder over dit document beschikte. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelde en dat er geen gronden waren om de maatregel van bewaring te betwisten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Vruwink - Eertink, griffier.