Overwegingen
1. Eiser stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op 28 april 2022 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft op 28 juni 2022 een claimverzoek ingediend bij de Italiaanse autoriteiten omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser het grondgebied van de Unie via Italië is ingereisd op 27 oktober 2021. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 26 augustus 2022 geaccepteerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een rechtsgeldig claimakkoord tot stand is gekomen en dat hij bevoegd is om eiser over te dragen aan Italië. Verweerder maakt geen gebruik van zijn bevoegdheid om zelf de asielaanvraag van eiser te behandelen en te beoordelen of aan eiser internationale bescherming moet worden geboden.
3. Eiser verzoekt de rechtbank -kort gezegd- om het overdrachtsbesluit te vernietigen en de overdracht aan Italië te verbieden. Eiser stelt zich onder meer op het standpunt dat hij minderjarig is en aan de schouw en de in Italië geregistreerde geboortedatum geen waarde dient te worden toegekend. Eiser is niet in persoon gehoord over het voornemen om hem over te dragen aan Italië. Hij heeft hier uitdrukkelijk om verzocht maar verweerder geeft hieraan geen gehoor. Dit is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan onder meer omdat Italië geen Dublinterugkeerders accepteert.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de leeftijdsschouw is verricht conform zijn beleid en de Afdeling dit beleid heeft geaccordeerd. Op grond van de verrichte leeftijdsschouw en zijn beleid gaat verweerder uit van de registratie van de geboortedatum van eiser door de Italiaanse autoriteiten waaruit volgt dat eiser meerderjarig is. Eiser is niet verschenen voor zijn op 4 augustus 2022 geplande aanmeldgehoor en heeft hiervoor geen reden gegeven. Eiser is evenmin verschenen op het op 18 augustus 2022 geplande aanmeldgehoor en heeft ook hiervoor geen reden gegeven. Daarom is verweerder er van uitgegaan dat eiser geen bezwaren heeft tegen een overdracht aan Italië. Eiser is bovendien in staat gesteld om een zienswijze in te dienen tegen het voornemen om eiser over te dragen aan Italië. Verweerder mag ten aanzien van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat de Italiaanse autoriteiten thans geen overdrachten accepteren doet hier niet aan af.
5. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden. Verweerder dient te horen alvorens een overdrachtsbesluit wordt genomen. Eiser is echter tweemaal uitgenodigd voor een zogenoemd aanmeldgehoor om te kunnen reageren op het voornemen om een overdrachtsbesluit nemen. Eiser erkent dat hij beide keren niet is verschenen, hij beide keren niet heeft laten weten dat hij niet zou verschijnen en ook beide keren geen verklaring heeft gegeven waarom hij niet is verschenen. Onder deze omstandigheden is verweerder niet verplicht om eiser voor een derde maal uit te nodigen voor een aanmeldgehoor. Dat eiser wel tweemaal is verschenen voor een “aanmeldgehoor AMV” maakt dit niet anders. Het is in het belang van eiser om te worden gehoord. Dat dit gehoor niet daadwerkelijk heeft plaatsgehad kan verweerder niet worden verweten en brengt evenmin een verplichting voor verweerder mee om eiser thans alsnog te horen. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser een zienswijze kenbaar heeft kunnen maken, dit ook heeft gedaan en ook in de beroepsfase geen enkele verklaring is gegeven waarom eiser niet is verschenen om te worden gehoord over een mogelijke overdracht.
Bewijswaarde schouw - “voordeel van de twijfel” – uitsluiten meerderjarigheid
7. De rechtbank overweegt voorts dat de beroepsgrond dat eiser ten onrechte niet wordt gevolgd in zijn verklaring dat hij minderjarig is wel slaagt.
8. In paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is het beleid met betrekking tot leeftijdsbepaling neergelegd. In “Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling” is dit beleid nader toegelicht waarbij de rechtbank opmerkt dat deze werkinstructie, die is gebaseerd op Afdelingsjurisprudentie uit 2017, overigens aanpassing behoeft gelet op de uitspraken van de Afdeling van 2 november 2022, 30 november 2022, en 16 december 2022. In de onderhavige procedure is eiser conform dit beleid geschouwd.
9. Op 28 april 2022 is eiser in het Aanmeldcentrum Ter Apel gehoord en geschouwd door een hoofdagent van politie en een buitengewoon opsporingsambtenaar van de politie. De rechtbank merkt allereerst op dat eiser ten onrechte is voorgehouden dat hij “verplicht is vragen naar waarheid te beantwoorden”. Eiser wordt niet als verdachte van strafbare feiten gehoord, maar eiser wordt gehoord omdat hij een verzoek om internationale bescherming wil indienen. Weliswaar is het wenselijk dat eiser naar waarheid verklaart en kan het gevolgen hebben voor de geloofwaardigheid van zijn verdere verklaringen indien hij dit niet doet. Een verplichting om naar waarheid te verklaren heeft eiser echter niet. In het proces-verbaal -dat ten onrechte is aangemerkt als “proces-verbaal van
verhoor” omdat het een “proces-verbaal van
gehoor” is- is onder meer het navolgende vermeld:
V: Heb je identificerende documenten bij je?
A: Nee, dat heb ik niet. Ik heb nooit documenten gehad.
(…)
V: Wat is je land van herkomst?
A: Eritrea.
(…)
V: Wanneer heb je het land van herkomst verlaten?
A: In 2010 zijn we met het hele gezin vertrokken uit Eritrea.
(…)
V: Heb je in Eritrea op school gezeten?
A: Nee, ik was 6 jaar oud toen we weggingen dus toen ging ik nog niet naar school.
V: Ben je in Ethiopië wel naar school gegaan? En hoe lang heb je op school gezeten?
A: Ja. Ik heb daar maar tot de 3e klas op school gezeten. Ik was 7 toen ik in de eerste klas
begon. Ik ben niet blijven zitten.
(…)
V: Je zei dat je in 2010 bent vertrokken uit Eritrea en dat je toen 6 jaar oud was. Dan kun je nu dus geen 16 zijn.
A: Ik weet het niet precies, ik was nog klein.
(…)
O: Betrokkene is meewerkend en heeft een actieve houding. Hij geeft zonder twijfel directe
antwoorden op de vragen die hem gesteld worden.
Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare adamsappel.
-Betrokkene heeft geen stoppels.
Conclusie:
Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordelen wij dat geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Er zal verder onderzoek naar de leeftijd plaatsvinden.
(…)
11. De rechtbank overweegt dat de conclusie van deze schouw niet inzichtelijk en niet begrijpelijk is. De enige gedraging die is vermeld in het proces-verbaal is dat eiser een actieve houding heeft en directe antwoorden geeft. De rechtbank kan uit dit schouwverslag niet afleiden of deze gedraging wordt aangemerkt als indicatie voor minderjarigheid of indicatie voor meerderjarigheid. De vermelde lichamelijke kenmerken zijn geen indicatie voor meerderjarigheid. Eiser heeft verklaard dat hij geen documenten waaruit zijn geboortedatum blijkt bezit. Eiser heeft een jaar van vertrek en een leeftijd genoemd en in reactie op een vraag hierover aangegeven dat hij het niet precies weet omdat hij nog klein was. Deze verklaring van eiser dat hij bij vertrek uit Eritrea in 2010 6 jaar oud was is de enige indicatie dat eiser ten tijde van dit gehoor niet minderjarig zou zijn. Eiser heeft echter verklaard dat hij het niet precies weet. De rechtbank acht de conclusie dat wordt getwijfeld aan de door eiser gegeven geboortedatum niet begrijpelijk en niet gemotiveerd. De schouw bestaat immers uit het waarnemen en duiden van fysieke kenmerken én het interpreteren van gedragingen én het beoordelen van afgelegde verklaringen. Niet duidelijk is waarom de enkele verklaring over zijn leeftijd bij vertrek, waarvan eiser stelt dat hij het niet precies weet, zwaarder weegt dan de beoordeling van de lichamelijke kenmerken en niet duidelijk is hoe de gedragingen van eiser worden beoordeeld. Het vertrek van eiser uit zijn land van herkomst heeft in 2010 en dus zeer geruime tijd geleden plaatsgevonden volgens de verklaringen van eiser. In het proces-verbaal is niet gemotiveerd of dit tijdsverloop is betrokken bij het tegenwerpen dat de genoemde leeftijd niet past bij het genoemde jaar van vertrek. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij met zijn familie is gevlucht vanwege oorlog, enige tijd alleen in Soedan in een vluchtelingenkamp heeft verbleven, in Libië is ontvoerd en twee dagen voor dit gehoor is aangekomen in Nederland, die nacht heeft buitengeslapen en de dag voor het gehoor is aangekomen in Ter Apel. Het gehoor is aangevangen om 08:55 uur. Het proces-verbaal van de schouw geeft geen blijk van een overweging of gelet op dit vluchtrelaas bij de schouw wel onverkort kan worden uitgegaan van de verklaringen van eiser over het jaar van vertrek en de leeftijd die eiser toen had. Het lijkt er sterk op dat alleen deze verklaring dat eiser 6 jaar oud was in 2010 voor de verbalisanten een indicatie kan zijn geweest om te twijfelen aan de opgegeven leeftijd ten tijde van het gehoor. Andere verklaringen die aanleiding geven om hieraan te twijfelen heeft eiser immers niet afgelegd. Gelet hierop is niet inzichtelijk waarom aan deze verklaring doorslaggevend gewicht toekomt en niet aan de uiterlijke kenmerken en/of de gedragingen van eiser tijdens dit gehoor. Dit schouwverslag kan daarom niet dienen als reden voor nader onderzoek of als onderbouwing van het bestreden besluit.
12. Op 30 april 2022 is eiser gehoord en geschouwd door één medewerker gehoor van de IND. In het “rapport aanmeldgehoor AMV” is onder meer het navolgende vermeld:
6. LEEFTIJDSSCHOUW
Opmerking rapporteur:
Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/ rimpels om de ogen
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare adamsappel
-Betrokkene heeft geen stoppels
-Betrokkene heeft wel beginnend vlassig/donzig snorretje
-Betrokkene heeft geen acne op zijn wangen/voorhoofd/kin
Gedrag betrokkene:
-Betrokkene zit tijdens het gesprek in elkaar gedoken
-Betrokkene komt op mij over als rustig en vriendelijk
-Betrokkene lijkt oogcontact te vermijden
-Betrokkene kijkt bijna het gehele gesprek naar de tafel
-Betrokkene zit aan zijn vingers te pulken
Verklaringen betrokkene:
-Betrokkene heeft verklaard te zijn geboren op [geboortedatum]. Later heeft betrokkene verklaard te zijn geboren op [geboortedatum].
-Betrokkene heeft verklaard zestien jaar oud te zijn.
-Betrokkene heeft verklaard op zijn zevende zijn te begonnen met school en op zijn negende te zijn gestopt met school.
-Betrokkene heeft verklaard tot de derde klas op school te hebben gezeten.
-Betrokkene heeft verklaard in Italië een andere leeftijd te hebben opgegeven, aangezien betrokkene graag bij zijn medereizigers wilde zijn.
Schouw
Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordeel ik dat geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling evident minderjarig is.
(…)
13. De rechtbank overweegt dat in dit schouwgehoor dezelfde uiterlijke kenmerken zijn waargenomen en eiser op hoofdlijnen dezelfde verklaringen heeft afgelegd. In dit schouwverslag is duidelijker aangegeven welke verklaringen van eiser zijn betrokken en is het gedrag uitgebreider beschreven. Niet duidelijk is waarom eiser als evident minderjarig wordt geschouwd en hoe de gedragingen van eiser zijn betrokken en waarom aan de omstandigheid dat eiser twee verschillende geboortedata -kennelijk- geen gewicht toekomt.
14. De rechtbank overweegt dat de vraag opkomt of (enige) bewijswaarde toegekend dient te worden aan het schouwen van een derdelander. In de onderhavige procedure heeft te gelden dat de schouwers van de IND en van de Avim zich baseren op nagenoeg dezelfde waarnemingen en verklaringen maar tot andere conclusies komen, terwijl alle schouwers dezelfde driedaagse opleiding om te schouwen hebben doorlopen.
15. De rechtbank begrijpt dat indien de derdelander geen identiteitsdocumenten heeft het wenselijk is dat de verklaringen van een derdelander worden ondersteund door enig ander “bewijs”. Het is echter de vraag of aan het schouwen tijdens een gehoor van korte duur door het verrichten van waarnemingen van gedragingen en uiterlijke kenmerken enige waarde kan worden gehecht. Niet duidelijk is welke lichamelijke kenmerken tot welke conclusie leiden en welk referentiekader de schouwers hiervoor hanteren. Evenmin is duidelijk welke feitelijke gedragingen tijdens het gehoor tot welke conclusies leiden, waarbij te gelden heeft dat een gehoor-setting een zekere spanning voor de vreemdeling met zich zal brengen omdat de beslissingen die worden genomen op grond van dit gehoor aanzienlijk kunnen zijn. Tevens is niet inzichtelijk of culturele verschillen voldoende worden betrokken bij het observeren en interpreteren van lichamelijke kenmerken en feitelijke gedragingen. In Werkinstructie 2018/19 is niet vermeld dat de schouw zoals die thans wordt verricht enige wetenschappelijke basis kent of dat de deskundigheid op meer opleiding dan een driedaagse training is gebaseerd of dat de schouwers gedragsdeskundigen of bijvoorbeeld antropologen zijn.
16. De rechtbank overweegt dat uiterste zorgvuldigheid moet worden betracht bij het verrichten van de schouw en meer in het bijzonder bij het interpreteren van lichamelijke kenmerken en feitelijke gedragingen. De conclusie minderjarig of meerderjarig heeft immers veel gevolgen voor de vreemdeling zowel met betrekking tot procedurele waarborgen als met betrekking tot bijvoorbeeld de opvang, recht op scholing en de aanstelling van een voogd. In de onderhavige procedure heeft bovendien te gelden dat indien eiser minderjarig is hij niet kan worden overgedragen aan Italië tenzij dat in zijn belang is. Nu uit de schouwen geen conclusie volgt dat eiser meerderjarig is, valt, zonder nadere toelichting dan de verwijzing naar de betreffende werkinstructie, niet in te zien waarom de schouwresultaten niet als ondersteunend bewijs voor de verklaring van eiser dat hij minderjarig is worden gekwalificeerd.
17. Daargelaten dat de rechtbank twijfelt aan de bewijswaarde van een schouw, overweegt de rechtbank dat niet valt in te zien waarom niet wordt uitgegaan van de geboortedatum en leeftijd die eiser in thans stelt. De IND concludeert dat eiser evident minderjarig is en de Avim twijfelt. Werkinstructie 2018/19 vermeldt in paragraaf 2.3.3 dat bij twee verschillende conclusies altijd nader onderzoek zal worden opgestart. In de onderhavige situatie is dit niet begrijpelijk. Ook is niet begrijpelijk dat, hoewel dit conform het beleid is, dat in deze situatie waarbij tot evidente minderjarigheid en tot twijfel wordt geconcludeerd volgens de Werkinstructie 2018/19 doorslaggevend belang toekomt aan de Eurodac-registratie en hier onverkort van wordt uitgegaan.
18. Weliswaar heeft eiser door zijn verklaringen er voor gezorgd dat hij als meerderjarig staat geregistreerd in Italië, echter verweerder dient wel zorgvuldig te beoordelen welke waarde dient toe te komen aan die registratie. Het onverkort vasthouden aan een registratie in een andere lidstaat omdat het “de eigen schuld” van de vreemdeling is dat zijn leeftijd onjuist is geregistreerd, doet afbreuk aan de waarborgen die de Dublinverordening biedt aan minderjarigen dat zij niet worden overdragen en doet afbreuk aan het belang van het kind waaraan de Uniewetgever ook in de Dublinverordening groot gewicht heeft toegekend.
19. Anders dan de Afdeling overweegt de rechtbank dan ook dat het leeftijdsbepaling-beleid niet integraal “redelijk” is. In de onderhavige procedure blijkt uit de schouw niet dat eiser meerderjarig is. De rechtbank overweegt dat het niet redelijk is om niet van de verklaringen van eiser uit te gaan, dan wel hem tenminste het voordeel van de twijfel te geven. Eiser heeft in Nederland verklaard dat hij minderjarig is en heeft een plausibele verklaring gegeven waarom hij in Italië heeft verklaard meerderjarig te zijn. Verweerder heeft geen nader onderzoek verricht naar hoe de registratie in Italië tot stand is gekomen, mede waardoor aannemelijk is dat de Italiaanse autoriteiten bij de registratie zonder nader onderzoek van de door eiser opgegeven geboortedatum zijn uitgegaan. Eiser heeft immers geen identificerende documenten en Italië zal geen leeftijdsonderzoek hebben verricht enkel omdat eiser een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en stelt meerderjarig te zijn. Eiser heeft dus wisselend verklaard over zijn geboortedatum maar de rechtbank overweegt dat deze specifieke feiten en omstandigheden wezenlijk anders zijn dan de situatie die de Afdeling heeft beoordeeld in de uitspraak van 2 november 2022. Die uitspraak ziet op de situatie dat een vreemdeling stelt minderjarig te zijn maar in meerdere lidstaten met zes verschillende aliassen is geregistreerd. Eiser is enkel in Italië en Nederland geregistreerd en heeft duidelijk verklaard over de reden van de wisselende verklaringen en heeft zich zelf daarmee in zekere zin belast door te verklaren dat de registratie is gebaseerd op zijn onjuiste verklaring in plaats van te stellen dat de registratie in Italië niet deugt. Dat eiser “verwarring heeft gezaaid waarvan de gevolgen voor zijn risico komen” is dan ook niet aan de orde zodat de Afdelingsjurisprudentie niet zonder meer onverkort van toepassing is.
Bij verschillende conclusies die neerkomen op evidente minderjarigheid en twijfel zal verweerder dan ook nader moeten motiveren waarom hij de verklaringen van eiser niet aannemelijk acht of in ieder geval nader moeten motiveren waarom hij aan eiser niet het voordeel van de gerezen twijfel geeft.
20. De samenwerkingsplicht, waar verweerder gelet op de Afdelingsjurisprudentie ook in Dublinprocedures invulling aan moet geven, is in een zekere zin een bewijslastverdeling. In dat kader dient verweerder ook te bezien in hoeverre eiser aan de “gebruikelijke bewijslastverdeling” als het gaat om het aannemelijk maken van zijn identiteit -waaronder zijn geboortedatum en dus zijn leeftijd- kán voldoen. In Eritrea kunnen minderjarigen geen identificerende documenten verkrijgen. Verweerder is op de hoogte van de (on)mogelijkheid om identificerende documenten in Eritrea te verkrijgen omdat dit onder meer blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht en als zodanig ook is benoemd in Afdelingsjurisprudentie. Eiser heeft dus enkel zijn verklaringen om zijn relaas aannemelijk te maken omdat verweerder op grond van zijn beleid aan geen enkel ander document dan authentieke identificerende documenten zoals vermeld in paragraaf C1/4.3 Vc doorgaans enige waarde toekent. Verweerder heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en evenmin rekenschap gegeven van de uitleg die eiser heeft verschaft over de wisselende verklaringen die hij in Italië en Nederland heeft afgelegd.
21. Leeftijdsbepaling en leeftijdsregistratie hebben geen punitatief karakter. Het is dus niet zo dat het enkel wisselend verklaren altijd en vanzelfsprekend mee mag brengen dat de gevolgen van het wisselend verklaren omdat het “verwarring zaaien de eigen schuld van de vreemdeling is” zonder enige nadere motivering van verweerder voor rekening van de vreemdeling komt. De rechtbank overweegt dat het verweerder niet vrij staat om eenvoudigweg de registratie “te kiezen” die leidt tot de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat. Dit leidt immers tot willekeur. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 14 juni 2021.
22. In plaats van het aanbieden van een leeftijdsonderzoek zoals is beschreven in paragraaf C1/2.2 Vc, ligt het om in ieder geval te kunnen spreken van “redelijk beleid” veeleer voor de hand om indien de schouw geen indicatie voor meerderjarigheid oplevert en een vreemdeling in bewijsnood verkeert om zijn gestelde minderjarigheid met officiële documenten aan te tonen of op een andere manier aannemelijk te maken, aan deze vreemdeling het voordeel van de twijfel te gunnen en “gewoon” uit te gaan van de verklaringen die eiser in Nederland heeft afgelegd en de verklaring dát hij in Italië een onjuiste verklaring heeft afgelegd en wat de beweegredenen hiervoor zijn geweest.
23. De rechtbank begrijpt vanzelfsprekend dat het buitengewoon wenselijk is dat derdelanders die om internationale bescherming verzoeken geen onjuiste verklaringen afleggen. De rechtbank wil ook best begrijpen dat verweerder niet graag genegen is om hierin te berusten en de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag op zich te nemen, welke verantwoordelijkheid (wellicht) niet zou hebben bestaan als eiser als meerderjarig kan worden “aangemerkt” of als eiser niet naar Nederland zou zijn doorgereisd. Dat laat echter onverlet dat, zoals hiervoor reeds overwogen, de leeftijdsbepaling en -registratie geen punitatief karakter mogen krijgen door star vast te houden aan de opvatting dat de gevolgen van het afleggen van een onjuiste verklaring voor rekening van de (minderjarige) vreemdeling komt.
24. De Dublinverordening waarborgt het belang van het kind in onder meer punt 13 van de preambule en door in artikel 6 onder meer te bepalen dat het belang van het kind voorop staat en in artikel 8 -kort gezegd- te bepalen dat een niet-begeleide minderjarige niet wordt overgedragen aan een andere lidstaat tenzij dat in zijn belang is. Indien verweerder het belang van kind ten gronde respecteert en weegt zoals de Dublinverordening beoogt, zal verweerder moeten kunnen
uitsluitendat zijn overdrachtsbesluit betrekking heeft op een minderjarige. Een andere beoordeling ontneemt het nuttig effect aan de bepalingen die het belang van het kind waarborgen. In de onderhavige procedure kan verweerder niet uitsluiten dat eiser minderjarig is.
25. Eiser verklaart dat hij minderjarig is. Als eiser minderjarig is, kán hij niet over de door verweerder vereiste documenten beschikken om de Eurodac-registratie te weerleggen. Eiser heeft een plausibele verklaring gegeven voor de onjuiste verklaring die hij in Italië heeft afgelegd en Italië heeft de leeftijdsregistratie niet gebaseerd op onderzoek van documenten of leeftijdsonderzoek, maar heeft enkel de door eiser genoemde geboortedatum geregistreerd. Verweerder kan gelet hierop niet uitsluiten dat eiser minderjarig is. Het onder deze omstandigheden vasthouden aan een Eurodac-registratie in plaats van op grond van de verklaringen van eiser en de leeftijdsschouw, waaruit geen indicaties voor meerderjarigheid blijken, uitgaan van de door eiser opgegeven geboortedatum geeft geen blijk van het onderkennen van het belang van het kind. Het toepassen van het beleid op grond waarvan het bestreden besluit is genomen is in de onderhavige procedure niet redelijk. Verweerder is dan ook ten onrechte niet uitgegaan van de verklaring van eiser dat hij minderjarig is. Gelet hierop had verweerder eiser niet mogen claimen bij de Italiaanse autoriteiten.
26. De rechtbank concludeert dat de door de Avim getrokken conclusie op basis van de verrichte schouw niet inzichtelijk is en dat de conclusies van beide schouwen niet zijn gemotiveerd en daardoor niet inzichtelijk en begrijpelijk zijn. Tevens is niet begrijpelijk waarom de conclusies verschillen, terwijl beide schouwen zijn verricht op basis van dezelfde lichamelijke kenmerken, gedragingen en verklaringen van eiser. Tevens is het beleid, voor zover bij verschillende conclusies waarbij niet is geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is, niet redelijk. Niet valt in te zien waarom aan eiser niet het voordeel van de twijfel over zijn leeftijd wordt gegeven terwijl het belang van het kind vereist dat verweerder moet kunnen uitsluiten dat eiser meerderjarig is omdat hij anders niet bevoegd is om eiser over te dragen aan een andere lidstaat.
27. Gelet op bovenstaande overwegingen komt de vraag op of een leeftijdsschouw zoals die thans wordt verricht vanuit wetenschappelijk oogpunt aanvaardbaar is in die zin dat daar “bewijswaarde” aan toekomt. Deze vraagt klemt te meer gelet op de aanzienlijke gevolgen voor een minderjarige die zijn leeftijd niet met zijn verklaringen of anderszins aannemelijk weet te maken en geschouwd wordt als meerderjarige. Voor minderjarigen zoals eiser, die de Eritrese nationaliteit heeft, heeft bovendien te gelden dat uit algemene informatie blijkt dat minderjarigen geen documenten kunnen verkrijgen die in de Nederlandse rechtspraktijk worden vereist om een zogenoemde EU-vis- of Eurodac-treffer te weerleggen. Dat in voorkomende gevallen een leeftijdsonderzoek kan worden aangeboden maakt dit niet anders. Een leeftijdsonderzoek levert immers geen geboortedatum op en de resultaten die dergelijk onderzoek opleveren zijn, zo heeft de rechtbank in eerdere procedures ervaren, doorgaans niet geschikt om te beoordelen of de vreemdeling 18+ of 18- is omdat er wordt geoordeeld dat de vreemdeling binnen een leeftijdscategorie valt die zeer ruim is en niet de grens legt bij 18+ of 18-.
28. De rechtbank zal in de onderhavige procedure de vraag of in het algemeen aan een schouw enige bewijswaarde kan worden toegekend niet beantwoorden. De rechtbank zal zich evenmin in de onderhavige procedure tot het Hof van Justitie wenden met de vraag of de lidstaten bij de leeftijdsregistratie die plaatsvindt indien de buitengrenzen worden overschreden of indien een verzoek om internationale bescherming wordt ingediend op basis van interstatelijk vertrouwen er in beginsel van uit mogen gaan dat deze registratie zorgvuldig en met procedurele waarborgen plaatsvindt of dat feitelijke registratie geen uitvoering van Unierecht is en de beoordeling of een derdelander zijn geboortedatum en leeftijd aannemelijk heeft gemaakt op grond van algemene nationale bewijsregels moet plaatsvinden. De rechtbank komt namelijk op grond van bovenstaande overwegingen reeds tot de conclusie dat het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat dit niet zorgvuldig is voorbereid en draagkrachtig is gemotiveerd.
Onvolledig en onjuist claimverzoek – rechtsgeldigheid claimakkoord
29. Zoals hiervoor weergegeven luidt de conclusie van de door de Avim verrichte schouw dat “er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd” en luidt de conclusie van de door de IND verrichte schouw dat eiser “evident minderjarig” is.
30. In het verlengde van de beoordeling van de beroepsgrond over de schouw overweegt de rechtbank dat bij het indienen van een claimverzoek tot overname of terugname alle gegevens dienen te worden vermeld die relevant zijn voor de verantwoordelijkheidscriteria, zodat de autoriteiten bij wie dit claimverzoek wordt ingediend in staat worden gesteld om te beoordelen of het claimverzoek moet worden aanvaard.
In het claimverzoek is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
The person concerned applied for international protection in the Netherlands as a minor with birth of date 10 March 2006. The Dutch Immigration Service conducted an extensive age assessment in order to properly verify his age. In addition, the Dutch Alien Police conducted another age assessment with the applicant, independent from the Dutch Immigration Service. Both assessments were based on his physical appearance and social skills as well as his statements. The Dutch Alien Police concluded that there are strong doubts with regard to his age.
Research on grounds of article 34 Regulation (EU) No 604/2013 illustrated that the person concerned is registered in Italy with date of birth: 01-01-2002. On grounds of this information, the outcome of the age assessments and the lack of identity documents, the Dutch authorities consider the person concerned to be an adult.
(…)
31. De rechtbank stelt vast dat dit claimverzoek onvolledig en onjuist is. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de vraag is of vanuit wetenschappelijk oogpunt bewijswaarde moet worden toegekend aan de resultaten van een leeftijdsschouw. Voor zover al zou moeten worden beoordeeld dat er een “extensive age assessment“ heeft plaatsgevonden, is de kwalificatie dat de Avim “
strong doubts” had onjuist en misleidend. “Twijfel over de opgeven leeftijd” laat zich niet vertalen met “strong doubts”. Bovendien leidt de kwalificatie “strong doubts” tot de veronderstelling dat er meerdere “gradaties” van twijfel zouden bestaan. De schouw zoals die thans wordt verricht dwingt de schouwers echter een keuze te maken tussen evidente minderjarigheid, evidente meerderjarigheid of twijfel. In het geval van evident minder- of meerderjarigheid, wordt er dus niet getwijfeld. Indien geen sprake is evident minder- of meerderjarigheid zal de conclusie zijn dat er sprake is van “twijfel” aan de verklaringen dat de verzoeker minderjarig is. Tot “strong doubts” kan dus gewoonweg niet worden geconcludeerd. Een groter gebrek in dit claimverzoek is dat de conclusie van de IND dat “eiser evident minderjarig” in het geheel niet is vermeld terwijl wordt verwezen naar de resultaten van de age assessment
s. In het claimverzoek is ook niet vermeld dat eiser heeft verklaard dat de verklaring die hij in Italië heeft afgelegd onjuist is en welke beweegredenen eiser hiervoor heeft gegeven.
32. Door niet beide conclusies van de schouw weer te geven en niet de verklaringen van eiser weer te geven heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten niet voldoende in staat gesteld om te beoordelen of zij het claimverzoek moeten accepteren. De rechtbank acht de hiervoor vastgestelde gebreken dermate ernstig dat dit tot de conclusie moet leiden dat er geen sprake is van een rechtsgeldig claimverzoek. Aan de expliciete aanvaarding van het verzoek door de Italiaanse autoriteiten komt dan ook geen betekenis toe. Dit betekent dat het op 26 augustus 2022 tot stand gekomen claimakkoord niet rechtsgeldig is en niet kan dienen als grondslag voor het overdrachtsbesluit van 21 december 2022. Ook om deze reden zal de rechtbank het overdrachtsbesluit vernietigen.
33. De termijn voor verweerder om een claimverzoek in te dienen is verstreken, zodat verweerder niet langer om overname/terugname kan verzoeken en de overdracht van eiser aan Italië niet meer mogelijk is. Omdat verweerder op grond van de verantwoordelijkheidscriteria van de Dublinverordening geen andere lidstaat kan verzoeken om de asielaanvraag die eiser in Nederland heeft ingediend te behandelen, zal verweerder dit zelf moeten doen. De rechtbank zal dit evenwel niet expliciet in het dictum bepalen gelet op de Afdelingsjurisprudentie over “het zelf voorzien door de rechtbank” en de bestendige proceshouding van verweerder om reeds vanwege het zelf voorzien een rechtsmiddel aan te wenden.
Opschorting en niet voldoen door Italië aan Unierechtelijke verplichtingen
34. De rechtbank overweegt voorts dat indien eiser wel als meerderjarig zou moeten worden beschouwd en het claimakkoord wel rechtsgeldig zou zijn, het overdrachtsbesluit desondanks zou worden vernietigd. Verweerder heeft de rechtbank in de onderhavige procedure desgevraagd geïnformeerd dat Italië heeft laten weten de inkomende overdrachten de eerste week van februari niet te accepteren en dat daarna niets meer is vernomen van de Italiaanse autoriteiten. Verweerder heeft verder toegelicht dat er door DT&V een zogenoemde “gefaseerde annulering” van vluchten plaatsvindt en dat op maandagen steeds de geplande vluchten voor de week daarna worden geannuleerd en dat de Italiaanse autoriteiten de overdrachten ook op wekelijkse basis annuleren. Het is de rechtbank (inmiddels ten tijde van deze uitspraak) ambtshalve bekend dat de Italiaanse autoriteiten bij brief van 7 februari 2023 de lidstaten het navolgende hebben bericht:
(…)
"DEAR COLLEAGUES, PLEASE CANCEL ALL THE TRANSFERS FOR THE SECOND WEEK OF FEBRUARY (6th-11th February)."
(…)
35. Het is de rechtbank ook bekend dat DT&V de overdrachten die gepland waren tot en met 19 februari 2023 inmiddels heeft geannuleerd. De rechtbank heropent op grond van deze na sluiting van het onderzoek ter zitting bekend geworden informatie het onderzoek niet om partijen in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen. Deze informatie zal namelijk niet leiden tot gewijzigde standpunten aan de zijde van eiser en indien verweerder inmiddels tot het standpunt zou zijn gekomen dat van het nemen van overdrachtsbesluiten Italië moet worden afgezien had verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Dat is niet gebeurd zodat de rechtbank, die een ex nunc beoordeling verricht van de gestelde vrees om na overdracht in een met artikel 4 Handvest-strijdige suatie te geraken, de brief van 7 februari 2023 ook bij de beoordeling van het beroep zal betrekken.
36. De rechtbank heeft in de uitspraak van 30 januari 2023uiteengezet hoe deze zittingsplaats overdrachtsbesluiten die zien op een overdracht aan Italië beoordeelt in de situatie dat Italië zijn verplichtingen om Dublinoverdrachten te accepteren opschort en Italië niet voldoet aan zijn Unierechtelijke verplichting om verzoekers om internationale bescherming opvang te bieden. De rechtbank heeft deze lijn van de zittingsplaats Roermond bevestigd in onder meer de uitspraak van 3 februari 2023. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteengezet dat bij het behandelen van beroepen tegen overdrachtsbesluiten Italië steeds wordt beoordeeld of actuele informatie aanleiding geeft om deze lijn voort te zetten of te verlaten. De actuele informatie waarover de rechtbank thans beschikt is geen aanleiding om niet langer te oordelen dat verweerder nader moet motiveren waarom de overdracht aan Italië niet absoluut verboden moet worden geacht. De rechtbank herhaalt dat hoe langer deze situatie dat Italië zijn verplichtingen die voortvloeien uit de Dublinverordening en de Opvangrichtlijn opschort en/of niet nakomt voortduurt, hoe zwaarder de eisen zijn die de rechtbank aan de motivering door verweerder stelt.
37. De rechtbank heeft ook kennis kunnen nemen van de grieven van het hoger beroep dat verweerder heeft ingesteld tegen de uitspraak van deze zittingsplaats van 30 januari 2023. Ook in deze grieven ziet de rechtbank geen aanleiding de vaste lijn te verlaten of te nuanceren.
38. De rechtbank verwijst voor de motivering van het oordeel dat verweerder nader moet motiveren waarom de overdracht aan Italië niet absoluut verboden moet worden geacht naar bovengenoemde uitspraken die kort weergegeven de navolgende overwegingen bevat:
- Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel;
- De rechtbank is bekend met de Circular Letter, de brief van de Europese Commissie, de brief van de Italiaanse autoriteiten van 4 januari 2023, van 27 januari 2023 en de bovengenoemde brief van 7 februari 2023;
- De uitspraken van de Afdeling die gaan over de situatie in Italië voor Dublinclaimanten dateren van vóór het uitvaardigen van de Circular letter op 5 december 2022, zodat deze Afdelingsjurisprudentie op dit moment niet onverkort kan worden gevolgd;
- Artikel 33 van de Dublinverordening bevat een “Mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en crisisbeheersing”; Italië heeft dit mechanisme niet in werking gesteld maar in plaats daarvan aan de lidstaten aangegeven geen inkomende Dublintransfers te accepteren;
- De omstandigheid dat Italië thans geen opvangfaciliteiten heeft en Dublintransfers weigert is geen feitelijk beletsel, maar een juridische omstandigheid die relevant is voor de beoordeling van het overdrachtsbesluit en welke omstandigheid daarmee mogelijk een juridisch beletsel voor overdracht is;
- Italië heeft weliswaar het claimverzoek aanvaard en daarmee erkend zich verantwoordelijk te achten voor de behandeling van eisers’ asielaanvraag maar schort alle overdrachten uit alle lidstaten op vanwege capaciteitsproblemen;
- Er bestaat geen rechtsgrond voor een “uitgestelde” beoordeling van de beschikbaarheid van en toegang tot opvang tot het moment van de feitelijke overdracht. Een in rechte vaststaand overdrachtsbesluit impliceert een bevoegdheid om een claimakkoord te effectueren en de feitelijke overdracht te realiseren. Ten tijde van het onderzoek ter zitting en dus op het moment dat het overdrachtsbesluit door de rechter wordt getoetst bestaat die bevoegdheid echter niet. Niet valt in te zien dat het overdrachtsbesluit dan rechtens juist kan zijn;
- Uit de strekking van de Dublinverordening en meer in het bijzonder de ratio van de korte termijnen die de Uniewetgever heeft gesteld, volgt óók dat de overdrachtstermijn van zes maanden niet is bedoeld om te wachten tot de verantwoordelijke lidstaat binnen de overdrachtstermijn voldoet aan zijn verplichtingen indien deze lidstaat ten tijde van het nemen van een overdrachtsbesluit hieraan ontegenzeggelijk niet voldoet;
- De overdrachtstermijn is geen zes maanden-termijn om te wachten totdat overdracht “juridisch mogelijk” is. De overdrachtstermijn kan dus niet worden “gebruikt” om af te wachten of Italië in staat en bereid is om zijn Unierechtelijke verplichtingen na te komen;
- Een andere uitleg doet ernstig afbreuk aan de bescherming die eiser aan de Dublinverordening ontleent om niet in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie na overdracht te komen. De rechtsingang om bezwaar te maken tegen de feitelijke overdracht is niet gelijk te stellen met het instellen van beroep tegen een overdrachtsbesluit. In een dergelijke procedure komt immers aan de orde op welke wijze verweerder van zijn bevoegdheid tot overdracht gebruik zal maken en niet óf verweerder bevoegd is om tot die overdracht over te gaan;
- Verweerder is niet bereid om toe te zeggen bij de aankondiging van de feitelijke overdracht garanties te vragen dat opvang beschikbaar is en verweerder is niet bereid om toe te zeggen dat wordt afgezien van overdracht indien die garanties niet expliciet worden verkregen;
- Het niet kunnen voldoen aan de verplichting om opvang te bieden is reeds kenbaar bij het nemen van het overdrachtsbesluit en regardeert dus dit besluit. Omdat Italië aangeeft onvoldoende opvangcapaciteit beschikbaar te (kunnen) maken, kan overigens, naar het oordeel van de rechtbank, van eiser niet worden verwacht dat hij na overdracht daarover klaagt bij de Italiaanse autoriteiten omdat dit bij voorbaat kansloos moet worden geacht;
- Verweerder is thans doende om vluchten te boeken voor de tweede helft van de maand februari en annuleert die vluchten vervolgens zodra én slechts indien de Italiaanse autoriteiten expliciet aangeven dat overdrachten moeten worden geannuleerd. Indien de Italiaanse autoriteiten niet uitdrukkelijk aangeven voor een bepaalde periode geen inkomende overdrachten te accepteren, zal verweerder in rechte vaststaande overdrachtsbesluiten op de gebruikelijke wijze, dus zonder het vragen en verkrijgen van garanties, gaan effectueren en zich daarbij baseren op het eerdergenoemde schrijven van 4 januari 2023; ook deze handelwijze dat “wordt overgedragen, tenzij” in plaats van dat “niet wordt overgedragen, tenzij” vereist uit het oogpunt van rechtsbescherming dat de rechter het niet bieden van opvang na overdracht betrekt bij de rechtmatigheidsbeoordeling van het overdrachtsbesluit en niet eerst bij een mogelijk bezwaar tegen de feitelijke overdracht;
- Een andere uitleg en toepassing van de bepalingen in de Dublinverordening ontneemt, naar het oordeel van de rechtbank, het nuttig effect aan het in het Handvest opgenomen recht op een doeltreffende voorziening in rechte;
- De “tijdelijke situatie” bestrijkt thans ruim twee maanden. Op dit moment bestaat geen enkele indicatie op welke termijn Italië zal voldoen aan zijn verplichting om opvang te bieden en aan zijn verplichting om overdrachten vanuit de andere lidstaten te accepteren;
- Ook indien moet worden aangenomen dat de opschorting van de overdrachten op korte termijn wordt stopgezet, is het thans onduidelijk of de overdrachten worden gemaximeerd en/of in overleg met de andere lidstaten die overdrachtsbesluiten willen effectueren plaats gaan vinden. Er zijn op dit moment dermate weinig aanknopingspunten voor de te verwachten ontwikkelingen dat de rechtbank eenvoudigweg thans geen nadere beoordeling kan maken van de vraag of eisers, zodra Italië zijn opschorting staakt, toegang tot opvang die voldoet aan de Unierechtelijke vereisten zal hebben. Onder de gegeven omstandigheden kan bij die beoordeling niet onverkort en zonder nadere motivering van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Anders dan verweerder stelt, ligt hiervoor de bewijslast niet (langer) bij eiser;
- Op het moment dat Italië inkomende Dublinoverdrachten niet langer weigert, zal de rechtbank nader beoordelen wat de kwaliteit van de geboden opvang is en hoe de bewijslast moet worden bepaald;
- Verweerder had nader dienen te motiveren wanneer het in geheel niet (kunnen) bieden van opvang aan overgedragen Dublinclaimanten moet worden gekwalificeerd als structurele problemen en/of een “systeemfout”;
- De rechtbank concludeert dat voor zover er sprake zou zijn geweest van een rechtsgeldig claimakkoord, het overdrachtsbesluit, dat is genomen ná ontvangst van de Circular Letter, niet is voorzien van een voldoende draagkrachtige motivering. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat het overdrachtsbesluit rechtmatig is en dat de omstandigheid dat Italië thans, al dan niet na overdracht, geen opvang biedt aan Dublinclaimanten geen gevolgen zou moeten hebben voor de beoordeling of Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers. De rechtbank concludeert niet dat overdracht van eisers aan Italië op grond van artikel 3, tweede lid, Dublinverordening, absoluut verboden is, maar vernietigt het overdrachtsbesluit dus (ook) vanwege motiveringsgebreken.
39. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen vanwege, kort weergegeven, de navolgende redenen:
- De conclusie van de door de Avim verrichte schouw is niet inzichtelijk en begrijpelijk en kan daardoor niet aan het nader onderzoek en het besluit ten grondslag worden gelegd;
- De schouwers hebben lichamelijke kenmerken, gedragingen en verklaringen van eiser ten grondslag gelegd aan de conclusie maar niet gemotiveerd hoe deze waarnemingen en verklaringen worden geduid en welke waarde aan welke waarneming toekomt;
- De schouwers hebben dezelfde lichamelijke kenmerken, gedragingen en verklaringen van eiser ten grondslag gelegd aan de schouw, maar komen tot andere conclusies, het is niet inzichtelijk en begrijpelijk hoe dit kan;
- Het niet uitgaan van de verklaringen van eiser over zijn geboortedatum vanwege de registratie in Italië is niet redelijk omdat er uit de beide schouwen geen indicaties voor meerderjarigheid blijken, hij in bewijsnood om documenten te kunnen overleggen verkeert en het belang van het kind vereist dat verweerder moet kunnen uitsluiten dat eiser meerderjarig is;
- Het claimverzoek is zodanig onjuist en onvolledig dat dit niet rechtsgeldig is en er dus geen claimakkoord tot stand is gekomen;
- Italië voldoet thans gedurende ruim twee maanden niet aan zijn verplichtingen uit de Dublinverordening en de Opvangrichtlijn, zodat verweerder nader moet motiveren waarom overdracht aan Italië niet absoluut verboden is.
40. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
41. De rechtbank zal verweerder veroordelen tot vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).