ECLI:NL:RBDHA:2023:14620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.28170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 mei 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij stelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven, omdat zij voldoende informatie had uit het digitale dossier en de overgelegde stukken. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 27 juli 2023, en nu moest worden beoordeeld of deze maatregel sindsdien nog steeds rechtmatig was.

Eiser heeft aangevoerd dat de Marokkaanse autoriteiten niet zullen meewerken aan zijn uitzetting, vooral na de recente aardbeving in Marokko. Hij betoogt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris voortvarend handelt en dat er geen nieuwe feiten zijn die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de maatregel van bewaring nog geen zes maanden duurt, waardoor er geen verplichting is voor een belangenafweging bij het voortduren van de maatregel.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28170

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 15 september 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 juni 2023. [2] Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingesteld. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 juli 2023 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment, 27 juli 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser stelt dat hem oude feiten en omstandigheden worden tegengeworpen en niet wordt gekeken naar de gewijzigde en nieuwe feiten en omstandigheden. Eiser heeft nadrukkelijk verklaard dat hij uit Algerije komt en daar gedetailleerde informatie over heeft gegeven. Uit de voortgangsrapportage blijkt niet van een inhoudelijke belangenafweging. Er is geen datum vermeld wanneer deze heeft plaatsgevonden, waardoor geen sprake is van een deugdelijke motivering. Eiser meent dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is en in strijd met onder meer artikel 15, tweede lid en onder b, van de Terugkeerrichtlijn [4] , artikel 5 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Handvest. [6] Ook meent eiser dat door de recente aardbeving in Marokko sprake is van gewijzigde feiten. Het is volgens eiser niet aannemelijk dat de Marokkaanse autoriteiten een LP [7] zullen verstrekken, nu hun prioritieten ergens anders liggen momenteel. Eiser stelt verder dat er geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn is. De Marokkaanse autoriteiten hebben niet gereageerd op de LP-aanvraag. De maatregel van bewaring en de ingediende LP-aanvraag dienen dan ook geen enkel doel, nu de aanvraag bij de verkeerde autoriteiten is gedaan. Verweerder miskend dat er in 2021 ook een LP is aangevraagd voor eiser, maar dat dit niet heeft geleid tot afgifte van een LP. Ook meent eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting door de LP-aanvraag niet in te dienen bij de Algerijnse autoriteiten. Verder stelt eiser dat hem ten onrechte geen lichter middel is opgelegd of een plaatsing op een andere locatie onder een ander bewaringsregime. Het detentiecentrum Rotterdam hanteert volgens eiser een strikt bewaringsregime dat gelijk staat aan strafrechtelijke detentie. Eiser voert daarom aan dat de bewaring niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn.
6. De maatregel van bewaring duurt nog geen zes maanden, wat maakt dat verweerder niet gehouden is om een belangenafweging te maken bij het voortduren van de maatregel. In de voortgangsrapportage is dan ook terecht opgenomen dat de belangenafweging niet van toepassing is. De rechtbank merkt hierbij op dat over deze grond ook reeds in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 juli 2023 een oordeel is gegeven.
7. Bij uitspraak van 13 juni 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder in het geval van eiser terecht uitgaat van de Marokkaanse nationaliteit en het aan eiser is om de Algerijnse nationaliteit aan te tonen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover nu anders te oordelen. Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 juli 2023 is hierover ook reeds een oordeel gegeven. Ook is niet gebleken van enige pogingen van eiser om de volgens hem juiste nationaliteit aan te tonen, enkel verklaringen afleggen is daartoe onvoldoende. Dit maakt dat de LP-aanvraag ook terecht is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voortvarend te werk gaat met dit traject. Verweerder rappelleert op frequente basis over de LP-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten en voert regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Eiser heeft verder niet onderbouwd waarom uitzetting naar Marokko in het algemeen, of voor hem in het bijzonder, niet binnen afzienbare termijn mogelijk is. Het enkele feit dat bij een eerdere LP-aanvraag geen LP is afgegeven aan eiser, maakt niet dat op voorhand zicht op uitzetting ontbreekt, gelet op de gewijzigde houding van de Marokkaanse autoriteiten in de loop van 2022. Ook het feit dat recentelijk een zware aardbeving in Marokko heeft plaatsgevonden is onvoldoende om aan te nemen dat de Marokkaanse autoriteiten geen LP voor eiser zullen afgeven.
8. Het is de rechtbank niet gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, en het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht, niet meer van toepassing zijn op eiser. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die de bewaring onevenredig bezwarend maken. Gelet op het onttrekkingsrisico heeft verweerder ook terecht geen lichter middel toegepast.
9. Ten aanzien van de grond omtrent het detentiecentrum Rotterdam merkt de rechtbank op dat over deze grond ook reeds een oordeel is gegeven bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 juni 2023. Niet is gebleken of gesteld van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan de rechtbank nu tot een ander oordeel zou moeten komen. De Afdeling [8] heeft bij uitspraak van 21 juli 2022 [9] geoordeeld dat het detentiecentrum Rotterdam kan worden aangemerkt als een inrichting voor bewaring als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. Bovendien kan de bewaringsrechter volgens de Afdeling niet oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum waar de vreemdeling in bewaring is gesteld. [10] Daarvoor staan andere rechtsmiddelen open.
10. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [11]
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Laissez-passer.
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.