ECLI:NL:RBDHA:2023:16596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
NL23.32906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring van een Marokkaanse vreemdeling met zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, die stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft, is op 13 mei 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 24 oktober 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, aangezien er zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser heeft aangevoerd dat de Marokkaanse autoriteiten niet hebben gereageerd op zijn aanvraag voor een laissez-passer en dat de recente aardbeving in Marokko de situatie heeft veranderd. De rechtbank oordeelt echter dat het enkele feit dat er nog geen reactie is gekomen van de Marokkaanse autoriteiten niet betekent dat er geen zicht op uitzetting is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen laissez-passer zal ontvangen.

De rechtbank concludeert dat verweerder voortvarend handelt en dat er geen nieuwe feiten zijn die een ander oordeel rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32906

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: E.J.C. Dorst).

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 24 oktober 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring (15 september 2023) rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser heeft nadrukkelijk verklaard dat hij uit Algerije komt en daar gedetailleerde informatie over gegeven. De Marokkaanse autoriteiten hebben in het geheel niet gereageerd op de LP [3] -aanvraag voor eiser, die al op 3 februari 2023 is ingediend. Deze aanvraag dient dan ook geen enkel doel, nu die aan de verkeerde autoriteiten is gericht. Verweerder miskent bovendien dat er in 2021 ook al een LP is aangevraagd voor eiser, maar dat dit niet heeft geleid tot de afgifte daarvan. Ook meent eiser dat door de recente aardbeving in Marokko sprake is van gewijzigde feiten. Het is volgens eiser daarom eens te meer niet aannemelijk dat de Marokkaanse autoriteiten een LP zullen verstrekken, nu hun prioriteiten ergens anders liggen. Verder meent eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Ook stelt eiser dat hem ten onrechte geen lichter middel is opgelegd of een plaatsing op een andere locatie onder een ander bewaringsregime. Het detentiecentrum Rotterdam hanteert volgens eiser een strikt bewaringsregime dat gelijk staat aan strafrechtelijke detentie. Eiser voert daarom aan dat de bewaring niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. [4] Uit de voortgangsrapportage die verweerder heeft ingediend blijkt niet van een inhoudelijke belangenafweging. Er is ook geen datum vermeld wanneer deze heeft plaatsgevonden, waardoor geen sprake is van een deugdelijke motivering. Eiser meent dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is en in strijd met onder meer artikel 15, tweede lid en onder b, van de Terugkeerrichtlijn, artikel 5 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Handvest. [6]
6. De maatregel van bewaring duurt nog geen zes maanden, wat maakt dat verweerder niet gehouden is om een (verzwaarde) belangenafweging te maken bij het voortduren van de maatregel. De rechtbank merkt hierbij op dat zij hierover reeds in de uitspraken van 31 juli 2023 en 22 september 2023 heeft geoordeeld en bij de huidige stand van zaken geen aanleiding ziet van dat oordeel af te wijken.
7. Verder heeft de rechtbank in haar uitspraak van 13 juni 2023 al geoordeeld dat verweerder in het geval van eiser terecht uitgaat van de Marokkaanse nationaliteit waardoor het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij de Algerijnse nationaliteit bezit. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen, te meer niet nu eiser hierover geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht. Verder is van belang dat ten aanzien van Marokko in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. [7] Het enkele feit dat de Marokkaanse autoriteiten (nog) niet op de LP-aanvraag voor eiser hebben gereageerd, betekent niet dat zicht op uitzetting in zijn individuele geval ontbreekt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat geen LP aan hem zal worden afgegeven. Het feit dat recentelijk een zware aardbeving in Marokko heeft plaatsgevonden doet daar niet aan af.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voortvarend te werk gaat. Verweerder rappelleert blijkend de voortgangsrapportage op frequente basis over de LP-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten en voert regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Daarbij heeft verweerder op 20 september 2023 middels een brief extra aandacht voor eisers zaak gevraagd bij het Marokkaanse consulaat in Amsterdam.
9. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden en het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht niet meer van toepassing zijn op eiser. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die het voortduren van de maatregel van bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken. Gelet op het onttrekkingsrisico heeft verweerder ook terecht geen lichter middel toegepast.
10. In de uitspraken van 13 juni 2023 en 22 september 2023 heeft de rechtbank reeds geoordeeld over het bewaringsregime in het detentiecentrum in Rotterdam en overwogen dat dit niet kan leiden tot de conclusie dat (het voortduren van) de maatregel onrechtmatig is. Niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan de rechtbank nu tot een ander oordeel moet komen. De rechtbank volstaat dan ook met een verwijzing naar wat daarover in deze uitspraken is overwogen.
11. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [8]
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 13 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8792, 31 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11699 en 22 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14620.
3.Laissez-passer.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.ABRvS 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033.
8.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.