ECLI:NL:RVS:2022:2103
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 juli 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 9 mei 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 3 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het detentiecentrum Rotterdam kan worden aangemerkt als een speciale inrichting voor bewaring, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. De Raad verwees naar relevante arresten van het Hof van Justitie en concludeerde dat er geen aanleiding was om prejudiciële vragen te stellen, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.