In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Eiser, een Belarussische nationaliteit, heeft op 23 januari 2023 in Nederland om internationale bescherming gevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser betwist dit en stelt dat de asielprocedure in Polen ernstige tekortkomingen vertoont, waardoor hij vreest voor zijn veiligheid en recht op een eerlijke behandeling. De rechtbank heeft de zaak op 22 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat Polen niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat Polen niet in staat is om zijn verplichtingen na te komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.