In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 11 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Polen gedaan, dat door Polen is aanvaard.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen, omdat er aanwijzingen zijn dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank weerlegt dit betoog door te stellen dat de staatssecretaris mag uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van de vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de EU-regelgeving, tenzij er ernstige vrees bestaat voor schending van de rechten van de vreemdeling. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Polen in detentie zal worden geplaatst of dat er sprake is van systematische schendingen van zijn rechten. De rechtbank volgt eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat Polen nog steeds kan worden beschouwd als een veilige derde staat voor de behandeling van asielaanvragen.