ECLI:NL:RBDHA:2022:4537
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens overschrijding van de vermogensgrens en de zorgvuldigheid van het onderzoek naar het actuele vermogen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de herziening en terugvordering van bijstandsuitkering. De eiser ontving een bijstandsuitkering, waarbij zijn vermogen aanvankelijk op nihil was vastgesteld. Naar aanleiding van een melding heeft verweerder onderzoek gedaan naar het recht op bijstand van eiser, wat leidde tot de herziening van de bijstandsuitkering over de periode van 1 april 2013 tot en met 30 september 2019. Verweerder vorderde een bedrag van € 76.098,64 terug, wat later werd aangepast naar € 87.984,-. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat verweerder niet zorgvuldig had gehandeld bij het vaststellen van het actuele vermogen van eiser op de datum van overschrijding van de vermogensgrens. De rechtbank oordeelde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de actuele vermogenspositie van eiser op 23 september 2013. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en droeg verweerder op om het betaalde griffierecht en de proceskosten te vergoeden aan eiser.