ECLI:NL:CRVB:2016:1707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- J.T.H. Zimmerman
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen kasstortingen en onduidelijke inkomenspositie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de orde is. Appellanten ontvingen vanaf 15 september 2010 bijstand naar de norm voor gehuwden. Na een heronderzoek door de gemeente Oosterhout, waarbij bankafschriften zijn overgelegd, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten de bijstand met ingang van 1 november 2013 in te trekken en een bedrag van € 2.932,85 terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op de schending van de wettelijke inlichtingenverplichting door appellanten, die geen melding maakten van kasstortingen op hun bankrekeningen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de herkomst van de kasstortingen onduidelijk is gebleven. De Raad oordeelt dat de kasstortingen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze appellanten in staat stelden om in hun noodzakelijke bestaanskosten te voorzien. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, omdat deze niet onderkende dat de financiële situatie van appellanten in de beoordeelde periode niet onduidelijk was, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting.
De Raad draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren van appellanten tegen de eerdere besluiten, waarbij de kasstortingen als inkomen moeten worden toegerekend aan de maand waarin ze zijn gedaan. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellanten, die in totaal € 2.976,- bedragen, en moet het college het griffierecht van € 167,- vergoeden.