46.1Sick prisoners who require specialist treatment shall be transferred to specialised institutions or to civil hospitals, when such treatment is not available in prison.
(…)
23. De rechtbank overweegt dat eiser kampt met verslavingsproblematiek. De rechtbank kwalificeert “verslavingsproblematiek als “medische problematiek”. De rechtbank leidt uit bovengenoemde kaders af dat het DTC bij de tenuitvoerlegging van de maatregel een bijzondere zorgplicht jegens eiser heeft vanwege zijn verslavingsproblematiek en dat verweerder, indien hij eiser in bewaring stelt en houdt, een nadere motiveringsplicht heeft dat hij zodanig invulling kán geven en ook daadwerkelijk geeft aan deze bijzondere zorgplicht dat de maatregel rechtmatig is en hij vanwege de verslavingsproblematiek van eiser niet heeft hoeven te volstaan met de oplegging van een lichter middel.
24. Uit bovengenoemde kaders leidt de rechtbank ook af dat medische zorg, dus ook verslavingszorg, binnen de setting van een inbewaringstelling vergelijkbaar moet zijn met verslavingszorg in de samenleving. Tevens mag de juridische status (van diegenen wiens vrijheid is ontnomen) en daarmee de grondslag van de vrijheidsontneming geen onderscheid opleveren als het gaat om
toegang tot gezondheidszorg. De rechtbank overweegt dat dit impliceert dat ook binnen de verschillende kaders en grondslagen waarop de overheid individuen hun vrijheid kan ontnemen, geen onderscheid gemaakt mag worden bij het
aanbieden van gezondheidszorg. Het is de rechtbank bekend dat gedetineerden aan wie hun vrijheid is ontnomen op strafrechtelijke gronden in het kader van hun resocialisatie en de terugkeer in de samenleving in aanmerking kunnen komen voor verslavingszorg, al dan niet met begeleiding en onder toezicht van de reclassering. Indien vrijheidsontneming plaatsvindt op grond van de Terugkeerrichtlijn, is een terugkeer in de Nederlandse samenleving niet aan de orde. Dat laat onverlet dat een in bewaring gestelde vreemdeling terugkeert in “een samenleving”, doorgaans in het land van herkomst. Dat betekent dat ook aan een vreemdeling die niet terugkeert in de Nederlandse samenleving, een vergelijkbare behandeling moet worden aangeboden omdat ook de vreemdeling de detentiesetting zal verlaten en terug zal keren in “de vrije samenleving”. De in vreemdelingenbewaring aan te bieden verslavingszorg mag dus niet minder verstrekkend zijn dan de verslavingszorg die wordt geboden aan strafrechtelijk gedetineerden. Bij het behandelen van verslaafden in strafrechtelijke detentie wordt getracht de behandeling “over te kunnen dragen” aan instellingen voor verslavingszorg in de samenleving. De rechtbank begrijpt dat dit aanzienlijk complexer is als de gedetineerde terugkeert naar een derdeland. Dat ontslaat de autoriteiten echter niet van de inspanningsplicht om mogelijkheden daartoe te onderzoeken indien dit ook zou gebeuren bij terugkeer in de Nederlandse samenleving. Ook doet de relatief korte duur van een gemiddelde inbewaringstelling niet af aan de verplichting om ook aan in bewaring gestelde vreemdelingen een behandeling aan te bieden die gericht is op het daadwerkelijk behandelen van verslavingsproblematiek. Het recht op gezondheidszorg dat ook aan gedetineerden toekomt, behelst het recht op (toegang tot) een behandeling vanuit het oogpunt van de gezondheid van de in bewaring gestelde vreemdeling. Deze vereiste zorg is dus verderstrekkend dan het “beheersen” van problematiek die de verslaafde derdelander wellicht “veroorzaakt” vanwege een verslaving, dan wel ontwenning van die verslaving.
De hiervoor aangehaalde bepaling in de preambule dat “
in bewaring gestelde onderdanen van derde landen op humane en waardige wijze dienen te worden behandeld”, veronderstelt immers dat ook verslavingsproblematiek wordt behandeld en, vergelijkbaar met verslavingszorg in de samenleving, wordt bezien hoe de verslaving blijvend kan worden afgebouwd, oorzaken voor terugval kunnen worden weggenomen en begeleiding bij dit proces kan worden geboden.
Bij verslavingszorg in een strafrechtelijke detentiesetting wordt geïnventariseerd of de gedetineerde voorafgaand aan de vrijheidsontneming reeds een behandeling die gericht is op terugdringen dan wel omgaan met verslaving onderging en wordt getracht de in detentie aangeboden zorg daarop af te stemmen. Bij het tenuitvoerleggen van vreemdelingenbewaring zal dit niet eenvoudig zijn. De toegang tot gezondheidszorg en dus ook verslavingszorg, voor vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben is nagenoeg nihil. Bij oplegging van de maatregel aan een vreemdeling die kampt met verslavingsproblematiek zal dus doorgaans geen aansluiting gezocht kunnen worden bij een bestaande behandeling, eenvoudigweg omdat de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft het grondrecht op (toegang tot) gezondheidszorg niet eenvoudig zal kan effectueren. Ook indien voorafgaand aan inbewaringstelling geen behandeling voor verslaving plaatsvond, ontslaat dit het DTC echter niet van het bezien van mogelijkheden om een aanvang te maken met behandeling van de verslaving(sproblematiek).
De Medische Dienst die zorgdraagt voor in bewaring gestelde vreemdelingen dient voorts op grond van de Prison Rules een actieve rol te vervullen in het vaststellen van medische problematiek en dus ook in het vaststellen van verslavingsproblematiek.
25. In de rechtspraak wordt aangenomen dat de medische zorg die binnen het DTC wordt geboden vergelijkbaar is met de medische zorg die in de samenleving beschikbaar is en medische problematiek in wezen enkel relevant is als de medische problematiek de vreemdeling detentieongeschikt maakt. De rechtbank zal, gelet op de verslavingsproblematiek van eiser, onderzoeken of het DTC aan in bewaring gestelde vreemdelingen verslavingszorg biedt die vergelijkbaar is met verslavingszorg die in de samenleving beschikbaar is en op de wijze zoals hiervoor overwogen en wat dit betekent voor de rechtmatigheid van de voortduring van de aan eiser opgelegde bewaringsmaatregel. De rechtbank overweegt hierbij uitdrukkelijk dat de omstandigheid dat sprake is van een verslaving, niet op zichzelf reeds leidt tot de conclusie dat de betreffende vreemdeling detentieongeschikt is. De concrete feiten en omstandigheden in een procedure kunnen wel leiden tot een plicht voor verweerder om kenbaar te motiveren of en hoe de verslavingsproblematiek is betrokken bij de beslissing om niet te volstaan met de oplegging van een lichter middel. Voor eiser heeft bovendien te gelden dat in de periode dat hij in bewaring is gesteld op grond van de te toetsen maatregel er binnen het DTC regels in verband met voorkomen van verspreiding van Corona van toepassing waren die er toe hebben geleid dat de bewegingsvrijheid binnen het DTC verdergaand is beperkt. Deze beperkende regels zijn in de rechtspraak weliswaar gerechtvaardigd bevonden, maar dit neemt niet weg dat juist voor een verslaafde in bewaring gestelde vreemdeling de impact van die regels zwaarder kunnen worden ervaren.
De rechtbank zal dus onderzoeken of de standaardmatige overweging die doorgaans bij de oplegging van de maatregel dient ter motivering van de beslissing dat medische problematiek geen reden is om te moeten volstaan met oplegging van een lichter middel omdat “de zorg binnen het DTC vergelijkbaar met de zorg in de samenleving is” volstaat in het geval sprake is van verslavingsproblematiek.
26. De rechtbank zal vervolgens ook beoordelen of bij de voortduring van de maatregel een geactualiseerde en kenbare motivering moet worden gegeven van de beslissing om (nog steeds) niet te kunnen volstaan met de oplegging van een lichter middel. Ook bij een ongewijzigd onttrekkingsrisico en voldoende voortvarend handelen terwijl zicht op uitzetting niet ontbreekt, kunnen omstandigheden zoals de medische conditie van de in bewaring gestelde derdelander, zodanig wijzigen dat de beslissing moet worden genomen om te volstaan met een lichter middel, dan wel deze beslissing om dat niet te doen nader moet worden gemotiveerd.
27. Op de website van het DTC is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
Medische zorg
De medische zorg die wordt aangeboden in de detentiecentra is gelijkwaardig aan de zorg die burgers in de vrije maatschappij op grond van de basisverzekering krijgen.
Hierbij wordt rekening gehouden met de bijzondere situatie van de vrijheidsbeneming, de beoogde terugkeer naar het land van herkomst en de verschillende culturen van de ingeslotenen. Het betreft hier een snel wisselende multiculturele groep met vaak, mede door het verblijf in de illegaliteit, een achterstand in de zorg.
Medische zorg tijdens verblijf
Elk detentiecentrum beschikt daarom over een eigen medische dienst. Hieraan zijn verpleegkundigen verbonden, een huisarts, een tandarts, een fysiotherapeut, psychologen en een psychiater. Verpleegkundigen houden spreekuur bij de Medische Dienst. Als dat nodig is, wordt doorverwezen naar een ziekenhuis of andere tweedelijnszorg. Vreemdelingen kunnen ook persoonlijke gesprekken aanvragen die dagelijks mogelijk zijn. Eventueel verwijst de verpleegkundige (die ook verantwoordelijk is voor het uitdelen van medicijnen) door naar de huisarts. Iedere vreemdeling wordt gescreend op tuberculose.
Het personeel is ook alert op vreemdelingen die geen afspraak maken, maar baat zouden kunnen hebben bij een consult en/of behandeling. Het personeel gaat met de vreemdeling in gesprek en attendeert hem erop dat hij zowel medische hulp als psychische hulp kan krijgen door een verzoekbriefje in te vullen voor de medische dienst. Daarnaast zijn er afdelingen voor vreemdelingen die meer zorg nodig hebben dan de standaard (Extra Zorg Afdeling). Als dit toch niet genoeg is, gaat iemand naar een regulier ziekenhuis, een penitentiair psychiatrisch centrum of een gesloten gezondheidsinstelling.
Extra Zorgafdeling
De Extra Zorgafdeling (EZA) is een afdeling voor kwetsbare vreemdelingen met psychische problemen. Screening voor de EZA wordt gedaan door de GZ-psycholoog. De EZA plaatst hen in kleinere groepen en geeft ze meer structuur en bescherming.
Het dagprogramma kent een vaste structuur om orde en duidelijkheid te scheppen in de chaos die ze kunnen ervaren. Vreemdelingen moeten weten wanneer ze welke activiteit kunnen verwachten. Deze veilige omgeving biedt bovendien meer mogelijkheden voor observatie waarmee een goede diagnose kan worden gesteld. Op de EZA worden de vreemdelingen daarnaast gemotiveerd om deel te nemen aan behandeling en activiteiten.
Psycho-Medisch Overleg
Om iedere vreemdeling de juiste zorg te kunnen geven, is er in ieder detentiecentrum een Psycho-Medisch Overleg (PMO). Dit overleg bestaat uit één of meer psychiaters, psychologen, artsen en verpleegkundigen. Samen bepalen en coördineren zij de zorg die vreemdelingen ontvangen. De zorgprofessionals in de centra voeren de besluiten van het PMO uit.
(…)
28. Op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is een zogenoemde “Infographic Forensische Zorg” geplaatst. Hierin is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
Forensische zorg is geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg dat onderdeel is van een (voorwaardelijke) straf of maatregel. Forensische zorg wordt meestal door de rechter opgelegd als onderdeel van een straf en/
of maatregel aan iemand met een psychisch/psychiatrische stoornis of verstandelijke beperking die een strafbaar feit heeft gepleegd.
Forensische zorg beweegt zich op het snijvlak van twee werelden. Die van het strafrecht en die van de zorg. Het doel van forensische zorg is het voorkomen van recidive. Dit wordt gedaan door justitiabelen te behandelen en te begeleiden zodat zij weer kunnen functioneren in de maatschappij. De forensische zorg is erop gericht de maatschappelijke veiligheid te vergroten.
(…)
29. De rechtbank heeft in aanvulling op de hiervoor weergegeven openbare informatie vragen gesteld aan het DTC over verslavingszorg. Dit betreft een ambtshalve onderzoek naar de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring. De rechtbank heeft aan partijen aangegeven deze informatie te betrekken bij het onderzoeken van de vraag of in het geval van eiser, die naar eigen zeggen kampt met verslavingsproblematiek, bij het instellen van een volgberoep door verweerder een kenbare nadere motivering had moeten worden verstrekt of voortduring van de maatregel rechtmatig is en/of (inmiddels) moet worden volstaan met de oplegging van een lichter middel. De rechtbank heeft partijen, overeenkomstig overweging 88 in het arrest C, B en X, in de gelegenheid gesteld hierover een standpunt in te nemen.
30. De rechtbank heeft op 1 november 2022 de navolgende vragen aan het DTC voorgelegd:
(…)
Vragen voor directeur Detentiecentrum Rotterdam over verslavingszorg aan in bewaring gestelde vreemdelingen.
1. Wordt bij de medische intake die plaatsvindt als een derdelander in bewaring wordt gesteld standaardmatig gevraagd of sprake is van verslavingsproblematiek?
2. Kunt u aangeven of en op welke wijze is voorzien in verslavingszorg aan in bewaring gestelde vreemdelingen? Is de aard van de zorg toegespitst op de concrete verslaving en dus het concrete middel waaraan de vreemdeling is verslaafd?
3. Beschikt het DTC over gespecialiseerde verslavingszorg of biedt de medische dienst van het DTC deze zorg?
4. Is de eventueel geboden verslavingszorg gericht op behandeling of enkel op onderdrukking van de zucht naar middelen en het beheersbaar houden van problemen voor anderen die worden veroorzaakt indien de vreemdeling ontwenningsverschijnselen heeft?
5. Beschouwt het DTC het verstrekken van methadon op onderhoudsbasis als behandeling ?
6. Kan een derdelander die kampt met ernstige verslavingsproblematiek ter effectuering van de bewaringsmaatregel worden geplaatst in een gespecialiseerde verslavingskliniek?
7. Zijn er gegevens bekend van het aantal vreemdelingen dat bij een populatie van een gemiddelde omvang kampt met verslavingsproblematiek?
31. Het DTC heeft op 8 november 2022 bovengenoemde vragen als volgt beantwoord:
Vragen voor directeur Detentiecentrum Rotterdam over verslavingszorg aan in bewaring gestelde vreemdelingen.
1. Wordt bij de medische intake die plaatsvindt als een derdelander in bewaring wordt gesteld standaardmatig gevraagd of sprake is van verslavingsproblematiek?
Een vast gespreksonderwerp tijdens de medische intake is het uitvragen van verslavingsproblematiek. Het middel (middelen), hoeveelheid, frequentie en hoelang er al sprake is van middelengebruik/misbruik. Vervolgens wordt gevraagd of er sprake is van eerdere behandeling van de verslavingsproblematiek. Wanneer er sprake is van betrokken hulpverlening, worden de gegevens van de instelling en behandelaar opgevraagd om zodoende informatie op te vragen. Dit gebeurd alleen wanneer wij hiervoor een getekende toestemmingsverklaring hebben. Onze administratie Medische Zorg vraagt dan informatie op over diagnose, beleid, verloop van de behandeling en medicatiegebruik.
2. Kunt u aangeven of en op welke wijze is voorzien in verslavingszorg aan in bewaring gestelde vreemdelingen? Is de aard van de zorg toegespitst op de concrete verslaving en dus het concrete middel waaraan de vreemdeling is verslaafd?
Er is zeker aandacht voor verslaving binnen de vreemdelingenbewaring. Echter gaat het vaak om onverzekerde mensen waardoor zij niet eerder behandeling hebben genoten binnen een instelling omdat zij hier niet zijn aangenomen. Hierdoor proberen wij op maat zorg te verlenen.
Wanneer er sprake is van heroïnegebruik, krijgt de ingeslotene methadon verstrekt. Dit wordt afgebouwd op geleide van het beeld wat de ingeslotene vertoont. Tevens volgen wij het ontwenningsproces door de ingeslotene op het spreekuur te laten komen en de ontwenning uit te vragen. Soms bouwen wij op wens van de ingeslotene de methadon niet (verder) af. De duur van het verblijf binnen DCR, terugkeer naar het land van herkomst, medische zorg in het land van herkomst, de wens om wel/niet te stoppen met het middel in vrijheid en de gemoedstoestand van de ingeslotene spelen hierbij een rol.
Wanneer er sprake is van een alcoholproblematiek, wordt er standaard een detoxprotocol opgestart. Dit houdt in dat er voor een periode van 3 maanden de volgende ondersteunende medicatie wordt voorgeschreven:
- Ascorbinezuur 500mg 1d/1t
- Thiamine 50mg 3d/1t
- Vitamine B-complex
Daarnaast wordt er de 1e week 10mg Diazepam voorgeschreven in een opbouwende en afbouwende fase. Tevens wordt de ingeslotene gevolgd om te objectiveren of er ontwenningsverschijnselen optreden.
Wanneer er sprake is van cocaïneverslaving, wordt dit niet altijd ondersteund met medicatie. Dit komt omdat cocaïne een middel is wat psychisch verslavend werkt en er zeer zelden lichamelijke afhankelijkheid optreedt. Dit neemt niet weg dat de afkick van cocaïne als zeer zwaar wordt ervaren en op geleide van beeld, kunnen wij wel rustgevende medicatie bieden.
Bij verslaving/misbruik van medicatie wordt er gekeken naar de hoeveelheid ingenomen medicatie per dag. Lyrica en Rivotril worden bij voorkeur niet voorgeschreven in verband met de hoge verslavingsgraad en handelbaarheid binnen het detentiecentrum. Daarnaast bestaan er gedragsproblemen (afdwingen van medicatie en de bereidheid hier ver voor te gaan, bijvoorbeeld automutilatie).
In de gesprekken die we voeren wordt duidelijk uitgelegd waarom deze middelen niet worden
voorgeschreven en wordt gekeken naar een alternatief middel wat kan worden voorgeschreven.
Meer dan eens blijkt dat psychische klachten ten grondslag liggen aan de verslaving. Wanneer
een ingeslotene voor psychologische behandeling, kunnen wij hiernaar verwijzen.
3. Beschikt het DTC over gespecialiseerde verslavingszorg of biedt de medische dienst van het DTC deze zorg?
Op dit moment bieden wij ondersteuning bij verslavingsproblematiek. Onze 1e geneeskundige huisarts is verslavingsarts, maar binnen het team is niet voldoende kennis om gespecialiseerde zorg te leveren. Verslavingszorg is immers een specialisme waarin je geschoold moet worden. We kunnen dan ook geen IDDT bieden (geïntegreerde behandeling dubbele diagnose). We hebben ook (nog) geen gestandaardiseerde vragenlijsten. Wel maken we gebruik van een CIWA (een vragenlijst waarmee onthoudingsverschijnselen in kaart worden gebracht en gescoord)..
4. Is de eventueel geboden verslavingszorg gericht op behandeling of enkel op onderdrukking van de zucht naar middelen en het beheersbaar houden van problemen voor anderen die worden veroorzaakt indien de vreemdeling ontwenningsverschijnselen heeft?
Zoals eerder genoemd is verslavingszorg (ofwel verslavingspsychiatrie) een specialisme. In eerste instantie is onze ondersteuning gericht op het onderdrukken van zucht en het beheersbaar houden van de ontwenning en de daaruit voortvloeiende problemen. Wanneer iemand een serieuze hulpvraag heeft om van een verslaving af te komen, is het belangrijk om deze wens eerst eens goed door te spreken om zodoende de motivatie te achterhalen. Is deze intrinsiek of extrinsiek? De volgende stap is de haalbaarheid onderzoeken door doelen SMART in kaart te brengen. Wanneer de hulpvraag middels bovenstaande volledig in kaart is gebracht, is voorlichting over verslaving en behandeling de volgende stap. Zodoende zou duidelijk moeten worden of er een overeenkomstig beeld is wat betreft de verslavingsproblematiek en de mate van behandelbereidheid. Uiteindelijk kan dan een stappenplan worden opgesteld. Hierbij moet goed gekeken worden naar de tijd, omgevingsfactoren, risicofactoren, situatie op de korte en (middel)lange termijn, mate van persoonlijke begeleiding en indien nodig medicamenteuze ondersteuning. Het kan zomaar zijn dat de juiste motivatie er wel degelijk is, maar dat de omstandigheden op dat moment niet optimaal zijn. Een verblijf binnen vreemdelingenbewaring wordt vanuit verslavingszorgoptiek niet gezien als een stabiele omgeving om aan verslavingsproblematiek te werken. Factoren als onzekerheid over de duur van verblijf en de straf of uitzetting die boven het hoofd hangt, werken stress verhogend en dit werkt contra-indicatief wanneer iemand serieus aan een verslaving wil werken.
5. Beschouwt het DTC het verstrekken van methadon op onderhoudsbasis als behandeling ?
Methadon op onderhoudsbasis komt voornamelijk voor bij ingeslotenen die dit vanuit buiten voorgeschreven hebben vanuit een hulpverlener aldaar. Methadonverstrekking op onderhoudsbasis geldt binnen de verslavingspsychiatrie tot een van de best onderzochte en ook meest effectieve interventies voor de behandeling van opiaatverslaafden. Door op onderhoudsbasis methadon te verstrekken is stabilisatie over langere termijn te bereiken. Het verstrekken van methadon op onderhoudsbasis is een langdurige (behandel)interventie die wordt gepleegd binnen de verslavingspsychiatrie. Zoals eerder omschreven zijn de randvoorwaarden binnen een detentiecentrum voor een persoon met verslavingsproblematiek verre van optimaal gezien de onzekerheid qua verblijf, toekomst en de stressfactoren die dit met zich meebrengen. Binnen DCR kijken wij ook naar de mogelijkheden in het land van herkomst wat betreft methadonverstrekking. Niet overal ter wereld is methadon op recept en als behandelmethode beschikbaar. We gaan dan ook altijd in gesprek met de ingeslotene hierover om de wensen en motivatie verder te onderzoeken.
6. Kan een derdelander die kampt met ernstige verslavingsproblematiek ter effectuering van de bewaringsmaatregel worden geplaatst in een gespecialiseerde verslavingskliniek?
Wanneer iemand in vreemdelingenbewaring is gesteld, houdt dit dus in dat er een risico is dat iemand zich onttrekt aan het toezicht. Het is een manier om iemand beschikbaar te houden voor vertrek naar het land van herkomst en het kan alleen worden opgelegd als er geen andere mogelijkheden zijn die minder ingrijpend zijn. Wanneer je kijkt naar gespecialiseerde klinieken binnen de verslavingspsychiatrie zijn dit open klinieken (vrijwillige aanmelding voor behandeling, maar iemand is vrij om behandeling af te breken wanneer hij/zij dat wil), gesloten klinieken (verblijf op basis van een gerechtelijke maatregel, IBS/RM) of forensische klinieken (verblijf op basis van een detentie vervangende behandeling of op last van de reclassering). Deze vormen sluiten niet aan bij de voorwaarden van vreemdelingenbewaring in de huidige vorm.
7. Zijn er gegevens bekend van het aantal vreemdelingen dat bij een populatie van een gemiddelde omvang kampt met verslavingsproblematiek?
Op dit moment heeft ruim de helft van de vreemdelingen te maken met verslavingsproblematiek en is afhankelijk van een of meerdere middelen. Hierin is nicotine-afhankelijkheid nog niet eens meegenomen. Het is echter niet zo dat al deze personen ook daadwerkelijk actieve behandeling of ondersteuning nodig hebben. Echter blijft deze problematiek altijd iets om alert op te blijven, gezien het grootste risico binnen de verslavingsproblematiek is dat bij veranderende omstandigheden en verhoging van stresserende factoren, zucht naar middelen op gaat spelen. En dan is de vraag hoe deze zucht te weerstaan en de wil om niet naar een middel te grijpen.
(…)
32. Het dossier dat door verweerder aan de rechtbank ter beschikking is gesteld om de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring te beoordelen bevat geen informatie over de verslavingsproblematiek van eiser en de al dan niet aangeboden medische behandeling en/of geboden verslavingszorg. De rechtbank stelt vast dat de voortgangsrapportage M120 die op 8 januari 2021 is opgemaakt nadat eiser een volgberoep heeft ingesteld, deze informatie ook niet bevat en ook geen kenbare motivering bevat waarom de tenuitvoerlegging van de maatregel is voortgezet en de toepassing van een lichter middel niet mogelijk werd geacht. De rechtbank kan ook niet vaststellen of na oplegging van de maatregel verweerder zich er op enig moment nader rekenschap van heeft gegeven dat er gedurende de gehele tenuitvoerlegging van de maatregel zich omstandigheden kunnen voordoen op grond waarvan alsnog uit eigen beweging tot opheffing van de maatregel en toepassing van een lichter middel moet worden overgegaan. Een kenbare motivering op dit punt ontbreekt. De enige omstandigheden die zijn vermeld en betrekking hebben op de te toetsen periode is de vermelding van een schriftelijk rappel van 6 januari 2021 op een lp-aanvraag van 14 maart 2019 en een melding op 6 januari 2021 met de navolgende inhoud:
(…)
“Betrokkene gesproken, heeft niets ondernomen, kan niets doen vanuit IBS maar werkt mee als hij gepresenteerd gaat worden. VG via BVV naar IND gemaild”.
(…)
33. Eiser heeft bij de hervatting van het onderzoek door de rechtbank nadat het Hof de vragen heeft beantwoord en in reactie op bovenstaande informatie van het DTC onder meer aangevoerd dat “uit het reeds overgelegde document bij de gronden van 13 januari 2021 blijkt dat tot aan oplegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring sprake was van verslavingszorg. Uit de beantwoording van de vierde vraag van de rechtbank blijkt dat de aard van de verslavingszorg binnen de detentiesetting beperkt zo niet onmogelijk is. Eiser heeft gewezen op de passage “
Een verblijf binnen vreemdelingenbewaring wordt vanuit verslavingsoptiek niet gezien als een stabiele omgeving om aan verslavingsproblematiek te werken. Factoren als onzekerheid over de duur van verblijf en de straf op uitzetting die boven het hoofd hangt, werken stress verhogend en dit werkt contra-indicatief wanneer
iemand serieus aan een verslaving wil werken.” Eiser heeft dat ook zo ervaren. Bij Antes bestond de indruk dat eiser inderdaad gemotiveerd was om aan zijn verslaving te willen werken. Daarbij mag niet onvermeld blijven dat eiser een groot bedrag van de schadevergoeding die hij heeft ontvangen na diens invrijheidstelling door de rechtbank in het kader van deze zaak, heeft laten overmaken naar een contactpersoon van Antes met onder meer als doel om dit geld te besteden om verder gefaciliteerd te kunnen worden in het
aanpakken van zijn verslavingsproblematiek. Eiser meent dan ook in het kader van de beoordeling die de rechtbank nog moet maken omtrent de hoogte van de schadevergoeding gedurende diens detentie dat er reden is om die schadevergoeding te verhogen omdat eiser
blijkend uit de stukken gemotiveerd was voor een behandeling terwijl die behandeling in het kader van de vreemdelingendetentie zeer moeilijk zo niet onmogelijk is.” Eiser heeft voorts aangevoerd dat de pretentie van de medische zorg zoals die in het kader van de
vreemdelingendetentie kan worden geboden die vergelijkbaar zou zijn met de medische zorg zoals die buiten wordt verleend, kan zoals blijkt uit de beantwoording van vraag 4 gesteld door de rechtbank niet worden geleverd als het gaat om verslavingszorg en verslavingspsychiatrie. Eiser stelt dat in feite een lichter moet worden opgelegd omdat het ultimum remedium toepassen niet mogelijk is.
34. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door de rechtbank gestelde vragen en de beantwoording hiervan door het DTC. Verweerder heeft ook de gelegenheid gehad om te reageren op dit nader door eiser ingenomen standpunt. Verweerder heeft dit niet gedaan en evenmin verzocht om een nadere termijn om dit alsnog te kunnen doen.
35. De rechtbank overweegt dat verweerder in deze procedure een geactualiseerde motivering had moeten geven en dus nader had motiveren waarom in de te toetsen periode niet alsnog is volstaan met de oplegging van een lichter middel. Op grond van de M120 zoals deze aan het dossier is toegevoegd kan eiser bezwaarlijk de rechtmatigheid met beroepsgronden betwisten en kan de rechtbank geen volwaardige rechtmatigheidsbeoordeling verrichten.
Verweerder had daartoe, gelet op de feiten en omstandigheden in deze procedure, bijvoorbeeld in de voortgangsrapportage, moeten weergeven wat de medische conditie van eiser is met name gelet op de omstandigheid dat eiser ten tijde van de oplegging van de maatregel kampte met verslavingsproblematiek en daarvoor ook een behandeling onderging. In de voortgangsrapportage had moeten worden vermeld of de behandeling die eiser onderging voorafgaand aan inbewaringstelling is voortgezet in het DTC, hoe eiser reageert op de aangeboden behandeling en indien de behandeling bij gebreke van mogelijkheden tot behandeling van de verslavingsproblematiek van eiser, de gezondheid van eiser daardoor wordt beïnvloed. Al deze omstandigheden hadden vervolgens kenbaar moeten worden betrokken bij een gemotiveerde beslissing dat de tenuitvoerlegging is voortgezet en niet is volstaan met oplegging van een lichter middel. Nu elke motivering op dit punt ontbreekt, concludeert de rechtbank dat verweerder, die de bewijslast draagt voor het rechtmatige karakter van de voortduring van de maatregel, onvoldoende heeft gemotiveerd dat de voortduring van de maatregel in de te toetsen periode rechtmatig is geweest. De rechtbank overweegt dus niet dat had moeten worden volstaan met de oplegging van een lichter middel. De rechtbank stelt uitsluitend een motiveringsgebrek vast.
Een onvoldoende gemotiveerde beslissing in de maatregel van bewaring om niet te (kunnen) volstaan met de oplegging van een lichter middel maakt de maatregel van aanvang af onrechtmatig. De rechtbank concludeert, gelet op het arrest C, B en X, dat in de onderhavige procedure gelet op de concrete feiten en omstandigheden een vergelijkbare motiveringsplicht geldt ten aanzien van de voortduring van de maatregel. Nu elke motivering van de beslissing dat in de te toetsen periode niet alsnog is volstaan met de oplegging van een lichter middel, die bijvoorbeeld gegeven had kunnen worden in de voortgangsrapportage M120, ontbreekt, acht de rechtbank de voortduring van de maatregel gedurende de gehele periode onrechtmatig. Omdat in deze volgberoep-procedure de beoordeling of volstaan had kunnen worden met de oplegging van een lichter middel en de motivering van deze beslissing door verweerder, de eerste vraag is die de rechtbank moet beoordelen, behoeven de overige rechtmatigheidsvoorwaarden geen bespreking meer.
Conclusie, omvang van de aanspraak op schadevergoeding en omvang van de proceskosten
36. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voortduring van maatregel niet alleen onrechtmatig is omdat, gelet op de Afdelingsuitspraken van 2 april 2021, zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn heeft ontbroken, maar ook omdat had moeten worden gemotiveerd waarom in de te toetsen periode in de verslavingsproblematiek van eiser geen aanleiding is gezien om (alsnog) te volstaan met de oplegging van een lichter middel.
37. De bewaring is reeds bij tussenuitspraak van 26 maart 2021 opgeheven, zodat de rechtbank thans geen bevel tot opheffing van de maatregel hoeft te geven en de invrijheidstelling van eiser niet hoeft te gelasten. De rechtbank zal in deze einduitspraak daarom volstaan met gegrondverklaring van het beroep, bepaling van het totale toe te kennen bedrag aan schadevergoeding waar eiser aanspraak op maakt en het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
38. Eiser heeft in zijn op 10 november 2022 nader ingenomen standpunt verzocht om vanwege de verslavingsproblematiek en mede gelet op de lange duur van de detentie waardoor de voortzetting van de detentie extra zwaar op hem heeft gedrukt, de schadevergoeding met een factor 0,25 te verhogen en te bepalen dat dit, gelet op de uitspraak van de rechtbank van 26 april 2021, neerkomt op een bedrag van € 2.775,-- aan aanvullende schadevergoeding.
39. Verweerder heeft bij brief van 23 april 2021, waarin verweerder de rechtbank primair heeft verzocht om een einduitspraak te doen en dus de prejudiciële vragen in te trekken, schadevergoeding aangeboden voor de dagen dat eiser in het DTC heeft verbleven vanaf 8 december 2020 tot 29 maart 2021 en dus de gehele te toetsen periode. Verweerder heeft zich in die brief op het standpunt gesteld dat hij geen aanleiding ziet om het verzoek te honoreren om af te wijken van de standaardmatig toegekende bedragen. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat het verzoek van eiser dat hij, omdat hij tot een kwetsbare groep behoort en hierin een extra grondslag zou bestaan voor een verhoging van de schadevergoeding, niet is onderbouwd.
Verweerder heeft thans, in deze fase van de procedure, hoewel hij in de gelegenheid is geweest hierop te reageren en/of een nadere termijn te verzoeken om te kunnen reageren, geen nader standpunt ingenomen over de hoogte van de totale toe te kennen schadevergoeding.
40. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 26 april 2021 bepaald dat eiser in aanmerking komt voor schadevergoeding voor 111 dagen dat hij in het DTC heeft verbleven in verband met de tenuitvoerlegging van een bewaringsmaatregel waarvan is geoordeeld dat deze onrechtmatig is.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak reeds bepaald dat eiser (ten minste) aanspraak maakt op de standaardmatig toegekende bedragen ter hoogte van € 11.100,- is en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting bevolen.
41. De rechtbank overweegt dat de voortduring onrechtmatig is vanwege het ontbreken of in de te toetsen periode volstaan had moeten worden met de oplegging van een lichter middel. Omdat die motiveringsplicht verband houdt met de verslavingsproblematiek van eiser en eiser heeft gemotiveerd waarom hij de inbewaringstelling extra zwaar heeft ervaren ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek om af te wijken van de standaardmatig toegekende bedragen en een hoger bedrag toe te kennen toe te wijzen. Eiser verzoekt om de toegekende schadevergoeding te verhogen met een factor 0,25. Dit komt de rechtbank niet onredelijk voor. Dit betekent dat aan eiser een aanvullende schadevergoeding toekomt van € 2.775,- (111 dagen x € 25,-). De rechtbank zal dit dan ook in het dictum van deze einduitspraak bepalen en de tenuitvoerlegging van de betaling gelasten.
42. De rechtbank veroordeelt verweerder voorts in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de bijlage bij dit Besluit.
Gemachtigde van eiser heeft verzocht een proceskostenvergoeding vast te stellen die is gebaseerd op de zittingen bij de rechtbank en het Hof, het beroepschrift en gronden, en de twee zienswijzen die zijn ingediend bij het Hof. Gemachtigde heeft de proceshandelingen onderbouwd door overlegging van de betreffende processtukken. Gemachtigde van eiser heeft hierbij verzocht het aantal toe te kennen punten voor de zienwijze van 17 maart 2021 te vermenigvuldigen met een factor 1,5 vanwege de omvang van de werkzaamheden en vanwege het verlenen van medewerking aan de expert opinion van de VU Migration Law Clinic die is aangevraagd en overgelegd door mr. Hillen die als gemachtigde van beide in bewaring gestelde derdelanders in de gevoegde bewaringsverwijzing met als registratienummer C-704/21 optreedt.
Gemachtigde van eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de toekenning van reis- en verblijfkosten die zijn gemaakt in verband met het ter zitting bij het Hof verschijnen.
43. De rechtbank stelt de proceskosten als volgt vast, waarbij de rechtbank ook 0,5 punt zal toekennen voor de schriftelijke reactie op de uitspraak van het Hof, omdat de rechtbank niet vermag in te zien dat het indienen van een schriftelijke reactie op een uitspraak van de Hoge Raad na een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad wel een handeling is die wordt betrokken bij een proceskostenveroordeling en het indienen van een schriftelijke reactie na een uitspraak van het Hof na een prejudiciële procedure bij het Hof niet:
- Indienen volgberoep – 1 punt
- Verschijnen ter zitting bij de rechtbank – 1 punt
- Schriftelijke opmerkingen ten behoeve van het Hof d.d. 17 maart 2021 – 2 punten
- Schriftelijke opmerkingen ten behoeve van het Hof d.d. 22 juni 2021 – 2 punten
- Verschijnen mondelinge behandeling bij het Hof d.d. 1 maart 2022 – 2 punten
- Indienen van een schriftelijke reactie na het arrest – 0,5 punt.
De rechtbank ziet geen ruimte in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bijlage A. om, zoals verzocht door gemachtigde, meer punten toe te kennen voor proceshandelingen die bij de proceskostenveroordeling worden betrokken.
De rechtbank kent evenwel aan elk punt een wegingsfactor van 1,5 toe zoals bedoeld in Bijlage onder C1. omdat de rechtbank een prejudiciële procedure aanmerkt als “zwaar”. De rechtbank verwijst hierbij naar de einduitspraken van de rechtbank van 15 maart 2021 (TQ, ECLI:NL:RBDHA:2021:2376) en 7 juli 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:6993, LH). De waarde per punt is gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht Bijlage B1.2. € 759,-. Dit betekent dat de rechtbank een bedrag van € 9.677,25 (8,5 punten x 1,5 x 759,-) zal toekennen voor verrichte proceshandelingen.
44. De gestelde reis- en verblijfkosten zijn onderbouwd en komen gelet op artikel 1 onder d, en artikel 2, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft een bedrag van € 378,-.
De totale hoogte van de proceskosten wordt door de rechtbank bepaald op € 10.055,25
(€ 9.677,25 + € 378,-).
45. Beslist wordt bij wijze van einduitspraak op het door eiser ingediende volgberoep als volgt.