Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de akte uitlating na tussenvonnis, tevens akte vermeerdering eis van Imation in beide procedures van 5 juni 2019, met producties 19 t/m 31 (en productie 32 die alleen als digitaal bestand is overgelegd);
- de antwoordakte na tussenvonnis, tevens houdende bezwaar tegen de eisvermeerdering van Thuiskopie in beide procedures van 14 augustus 2019, met productie C;
- de antwoordakte uitlating tussenvonnis, tevens houdende bezwaar tegen eisvermeerdering van de Staat in de restitutieprocedure van 4 september 2019, met producties 5 en 6;
- de akte uitlaten producties van Imation in beide procedures van 13 november 2019.
2.De vordering in de restitutieprocedure
commercial channelheeft afgezet.
3.De verdere beoordeling
Inleiding
mutualisation-stelsel); en
consumer channelen € 115.959,49 voor leveringen van blanco gegevensdragers via het
commercial channel, die bij privé-eindgebruikers terecht zijn gekomen. Of vordering I (subsidiair) in de incassoprocedure toewijsbaar is tot dit bedrag hangt af van de vraag of en in hoeverre Imation een beroep op verrekening toekomt op grond A t/m C. Dat laatste geldt ook voor de toewijsbaarheid van vordering III in de incassoprocedure, een verklaring voor recht dat Imation geen vordering op Thuiskopie heeft tot terugbetaling van vóór juni 2010 afgedragen thuiskopievergoeding op de grond dat die thuiskopievergoeding betrekking heeft op blanco informatiedragers bestemd voor professioneel gebruik, althans dat het Imation niet vrijstaat om die vordering te incasseren door middel van verrekening.
mutualisation.Zij is alleen thuiskopievergoeding verschuldigd voor leveringen van blanco gegevensdragers voor particuliere eindgebruikers. Dat zijn leveringen van a) blanco dragers in haar
consumer channelen b) blanco dragers in haar
commercial channel, die uiteindelijk bij privé-eindgebruikers terecht zijn gekomen.
consumer channelen niet over leveringen in haar
commercial channel. Met haar eiswijziging vordert Imation primair op grond A terugbetaling van álle door haar afgedragen thuiskopievergoeding, in beide afzetkanalen.
wijze van facturering en betaling’:
mutualisation-stelsel opgave heeft gedaan over leveringen via haar
commercial channel, die niet bij privé-eindgebruikers terecht zijn gekomen, ontbrak een grondslag daarvoor, en heeft zij onverplicht opgave daarvan gedaan. In het verlengde daarvan zijn haar op de artikelen 4a van de A-voorwaarden gebaseerde betalingen van thuiskopievergoeding over opgegeven leveringen via haar
commercial channel,die niet uiteindelijk bij privé-eindgebruikers terecht zijn gekomen, zonder rechtsgrond geschied.
commercial channel, die niet uiteindelijk bij privé-eindgebruikers terecht zijn gekomen. Dat is in strijd met de doelstelling van de A-voorwaarden, die ertoe dienen de op grond van het richtlijnconform uit te leggen artikel 16c Aw verschuldigde thuiskopievergoeding te incasseren. Dat is ook in strijd met artikel 5 lid 2 Arl. Het beroep van Thuiskopie op de uit artikel 4c van de A-voorwaarden voortvloeiende onmogelijkheid om buiten het in artikel 4b van de A-voorwaarden bedoelde geval betalingen te verrekenen, is daarom – zoals Imation aanvoert – in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
commercial channeldie uiteindelijk bij privé-eindgebruikers terecht zijn komen. Onbesproken kan blijven of de A-voorwaarden al dan niet zijn overeengekomen tussen Thuiskopie en Imation. De andere verweren van Imation tegen de artikelen 4a t/m 4c van de A-voorwaarden kunnen eveneens onbesproken blijven.
directleveren aan privé-eindgebruikers. Imation stelt dat Thuiskopie nooit enige thuiskopievergoeding bij haar had mogen heffen, omdat Imation alleen aan bedrijven levert.
door personen die per installaties en dragers voor digitale reproductie beschikken en deze daartoe juridisch of feitelijk ter beschikking stellen van particulieren of aan hen reproductiediensten verlenen.’ Daaruit kan niet – zoals Imation doet – worden afgeleid dat het alleen gaat om het
rechtstreekster beschikking stellen aan privé-eindgebruikers. Thuiskopie voert met juistheid aan dat de door het HvJEU bedoelde personen evenzeer indirect aan privé-eindgebruikers kunnen leveren, zoals Imation doet. In het Opus-arrest, dat ging over het Nederlandse stelsel van thuiskopievergoeding, heeft het HvJEU (onder punt 41) voorts overwogen dat de lidstaat die ‘
een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken worden betaald door de fabrikant of importeur’verplicht is te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk compensatie ontvangen. Hier spreekt het HvJEU in algemene zin van de in het Nederlandse stelsel afdrachtplichtige ‘
fabrikant of importeur’, zonder de nadere voorwaarde te stellen dat deze direct levert aan privé-eindgebruikers. Tot de voorwaarden waaronder een stelsel waarin de thuiskopievergoeding moet worden afgedragen door een ander dan de privé-eindgebruiker toelaatbaar is, behoort dus niet de voorwaarde dat de heffing wordt opgelegd aan leveranciers die direct aan privé-eindgebruikers leveren. [11] Het stellen van deze voorwaarde is ook niet te verenigen met de door het HvJEU vooropgestelde grote mate van vrijheid van de lidstaten om de vorm, modaliteiten en het niveau van de in artikel 5 lid 2 Arl bedoelde billijke vergoeding te bepalen en de ruime beoordelingsmarge die zij daarbij hebben.
commercial channel. Deze vordering is gebaseerd op de stelling dat géén van de leveringen in haar
commercial channeluiteindelijk bij privé-eindgebruikers terecht zijn gekomen, wat Thuiskopie gemotiveerd betwist.
commercial channeldie niet uiteindelijk bij privé-eindgebruikers terecht (kunnen) komen, als kostenpost in de prijs van haar producten heeft verwerkt. Daarmee heeft Imation deze last feitelijk doorberekend aan haar afnemers. Thuiskopie stelt zich op het standpunt dat verrekening en restitutie van het op grond A onverschuldigd betaalde bedrag leidt tot ongerechtvaardigde verrijking van Imation. Zij stelt dat zij een voor verrekening vatbare vordering op Imation heeft uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking als zij het onverschuldigd betaalde moet terugbetalen aan Imation.
commercial channelheeft verwerkt, maar dat zij bij afwezigheid van die kosten en uitgaande van winstmaximalisatie, in ieder geval dezelfde prijs aan haar afnemers had kunnen vragen. De markt voor blanco dvd’s en cd’s werd volgens Imation gekenmerkt door het feit dat er in de relevante periode ook aanbieders aanwezig waren die, vanuit andere landen en tegen veel lagere prijzen, blanco dragers importeerden en verkochten (zoals aan de orde was in het ‘Opus-arrest’). Zonder de thuiskopievergoedings-kosten had Imation dan ook dezelfde prijs kunnen hanteren en de totale afdracht voor professioneel eindgebruik (minimaal) als winst gemaakt, aldus Imation, die betoogt dat geen sprake is van een verrijking in de vorm van een ‘dubbele vergoeding’.
commercial channelen met ingang van 1 maart 2011 helemaal).
counterfactual market’, met strenge naleving op een verbod op thuiskopiëren, gebruikers in plaats van een thuiskopie te maken, een of meer maal het werk zouden hebben geconsumeerd via een streamingdienst. Sman corrigeert de opbrengst uit streaming met een ‘beluisterfactor’, omdat een opgeslagen thuiskopie meerdere malen kan worden ‘geconsumeerd’ en berekent de schade voor rechthebbenden op jaarbasis als gevolg van thuiskopiëren als volgt:
per saldote laag was om de schade van de rechthebbenden te compenseren, in dit verband niet relevant is. Uitgangspunt is dat de billijke vergoeding verband moet houden met de daadwerkelijke schade, die is veroorzaakt door de dragers waarover thuiskopievergoeding wordt geheven. [19] Bij de vaststelling van de hoogte van de thuiskopievergoeding in AmvB’s is ook gedifferentieerd naar dragers. Het komt dus erop aan of de thuiskopievergoeding voor traditionele dragers al dan niet daadwerkelijk te hoog was en een billijke compensatie vormde voor het thuiskopiëren met
dezedragers. Dit betekent dat de algemene stellingen van de Staat over de hoogte van de Nederlandse tarieven in vergelijking met de tarieven in andere Europese landen niet relevant zijn. De rechtbank gaat daar dus aan voorbij.
€ 5.375.000 in 2013) 45% (2010), 39% (2011) en 22% (2012) van de schade gecompenseerd. Bij een totale schade van 31 miljoen euro, is met de met traditionele dragers daadwerkelijk gegenereerde opbrengst 34% (2010), 29% (2011) en 17% (2012) van de schade gecompenseerd. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – zijn deze percentages niet te rijmen met het veel lagere aandeel van de traditionele dragers in het thuiskopiëren als wordt uitgegaan van de daling zoals die volgens de Staat plaatsvond, met een (grafisch weergegeven) bolle curve. Dit verschil leidt tot een onevenwichtigheid tussen het gebruik van de traditionele dragers en het aandeel van de met deze dragers gegenereerde opbrengst in de totale schade. Dat verschil is dermate groot dat het buiten de bandbreedte van richtlijnconforme uitleg valt, ook als de eerder besproken beleidsvrijheid van de Staat in aanmerking wordt genomen. Deze onevenwichtigheid is nog groter als wordt uitgegaan van de door Imation gestelde percentages van lineair afnemend gebruik, van 7% tot 5% in de jaren 2010 tot en met 2012.
commercial channel.
berekeningvan de billijke compensatie geen onderscheid wordt gemaakt naar legale of illegale bron in strijd is met artikel 5 lid 2 Arl. Volgens Imation heeft zij – hoewel zij haar vordering heeft ingeperkt tot een redelijk bedrag – recht op 100% compensatie, omdat de met artikel 5 lid 2 Arl strijdige berekening de gehele regeling onverbindend maakt.
€ 18,61 miljoen, voor 2014 € 21,9 miljoen en voor 2013 € 24,32 miljoen beloopt. Voor die jaren was de totale schade voor privékopiëren uit legale bron derhalve 47%, 55% en 61% van het tot uitgangspunt genomen schadebedrag van € 40 miljoen. De rechtbank knoopt voor de schadebegroting aan bij hetgeen hiervoor is vastgesteld voor 2013, het jaar dat het dichtst bij de voor de schadebegroting relevante periode ligt. De rechtbank begroot het door Imation op grond B ten onrechte betaalde bedrag aan thuiskopievergoeding op 39% van het door haar in de periode van 1 mei 2007 tot 1 maart 2011 afgedragen bedrag aan thuiskopievergoeding. Dit is het verschil tussen de schade van € 40 miljoen die tot uitgangspunt is genomen (100%) en de daadwerkelijke schade met bijstelling van Datta in 2013 (61%). In navolging van partijen maakt de rechtbank hier geen onderscheid naar het soort dragers.