Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.HP NEDERLAND B.V.,
FIAR CONSUMER ELECTRONICS FIAR C.E.,
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
STICHTING DE THUISKOPIE,
Pleitnota in
Appel, waarbij voor HP c.s. gebruik is gemaakt van twee pleitnota’s, namelijk van mr. Groen en mrs. During/Senftleben, die hierna zullen worden aangeduid als: PA-G en PA-D/S; de punten 63 en 64 van de PA-G zijn niet voorgedragen). Met het oog op de pleidooien zijn nog de volgende stukken aan het hof en de wederpartijen gestuurd:
2. De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het (…) reproductierecht stellen ten aanzien van:
(…)
[d]e vergoeding en de voorwerpen waarop deze rust, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit’. In deze bijlage is niet alleen, net als voorheen, een thuiskopievergoeding voor CD-R en DVD-R vastgesteld, maar ook voor de volgende voorwerpen: externe HDD Drive, Audio-/videospeler, HDD Recorder/Settopbox, Telefoon met Mp3-speler/Smartphone (kortweg: smartphone), Tablet en PC/Laptop. Bij al deze voorwerpen is in de bijlage een bepaald bedrag aan thuiskopievergoeding genoemd, bijvoorbeeld bij smartphones < 16 Gb: € 2,50 en tablets > 8 Gb: € 5,00. De in punt 5 van het SONT-advies genoemde totale bruto-incasso van 40 miljoen euro is het vertrekpunt geweest voor het bepalen van de hoogte van de thuiskopievergoeding per aangewezen voorwerp.
ACI/Thuiskopie’ heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) – op door de Hoge Raad (HR) in diens arrest van 21 september 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW5879, NJ 2012, 532) gestelde vragen – beslist dat, kort gezegd, artikel 5 lid 2 sub b ARl in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die inhoudt dat een billijke vergoeding verschuldigd is bij kopiëren/downloaden uit illegale/ongeoorloofde bron. Dit arrest zal hierna worden aangeduid als:
ACI-Thuiskopie-HvJEU ter onderscheiding van het verwijzingsarrest van de HR van 21 september 2012, dat hierna zal worden aangeduid als:
ACI/Thuiskopie-HR
Padawan’ (ECLI:EU:C:2010:620, NJ 2011, 509) – had het HvJEU beslist dat:
Amazon’;
Copydan’, waarin onder meer is overwogen, kort gezegd, dat toestemming van de rechthebbende om een kopie te maken niet afdoet aan de verplichting om een billijke vergoeding te betalen (met toestemming gemaakte kopieën zullen hierna in navolging van partijen
Copydan-kopieën worden genoemd);
HP/Reprobel’;
Microsoft/SIAE’.
Padawanetc.).
Padawanvoorschrijft – niet berekend op basis van de schade die de rechthebbenden hebben geleden als gevolg van de invoering van de uitzondering voor privé-kopiëren, maar willekeurig tot stand gekomen;
ACI/Thuiskopie-HvJEU in strijd is met de ARl;
Padawan: in strijd met de ARl – geen onderscheid gemaakt tussen professioneel en privé-gebruik van de betrokken voorwerpen, hetgeen vooral het geval is bij de categorie smartphones, nu daarvoor niet is voorzien in een restitutiemogelijkheid van de vergoeding die is betaald voor een uiteindelijk professioneel gebruikte smartphone;
Padawangeen betalingsverplichting geldt.
ACI/Thuiskopie-HvJEU in strijd met de ARl (rovv. 4.2 en 4.5) – de tekst van die AMvB’s, waarmee bedoeld is ten volle uitvoering te geven aan de uit die richtlijn voortvloeiende verplichtingen, een richtlijnconforme uitleg toelaat in die zin dat de daarin vastgestelde bedragen moeten worden geacht uitsluitend een vergoeding in te houden voor kopieën uit geoorloofde bron. Om deze reden heeft de rechtbank niet geoordeeld tot onverbindendheid en onrechtmatigheid van (het vaststellen en effecturen van) de AMvB’s wegens onjuiste omzetting van de ARl. Voor zover de vorderingen I t/m IV van HP c.s. op de ARl zijn gebaseerd zijn zij dan ook door de rechtbank afgewezen.
in finevan dit arrest – afgewezen.
Grief 6 van HP c.s., die van een andere opvatting uitgaat, faalt.
mutatis mutandishetzelfde geldt (zie rov. 3.1
in fine).
ACI/Thuiskopie-HvJEU) – het nagestreefde bruto incassobedrag (aanzienlijk) lager zou zijn uitgevallen. Aan de andere kant is het bedrag van 40 miljoen euro de resultante van een sobere regeling (zie punt 3 van het SONT-advies) hetgeen voeding kan geven aan de gedachte dat juiste hantering van de toepasselijke maatstaven in een hoger, althans een minder ‘sober’ bedrag zou hebben geresulteerd. Hoewel hierdoor voormelde objectieve aanwijzing ten faveure van het standpunt van HP c.s. in elk geval ten dele wordt geneutraliseerd, brengt naar het oordeel van het hof die objectieve aanwijzing niettemin met zich dat hogere eisen mogen worden gesteld aan de onderbouwing door de Staat c.s. van hun betwisting van het standpunt van HP c.s., dat het bedrag van 40 miljoen euro te hoog is c.q. de onderbouwing van hun verweer dat dit bedrag voldoende overeenkomt met het door de rechthebbenden geleden nadeel voor kopiëren uit alleen legale bron (vgl. punten 4.1.8, 4.1.8.3 en 4.18.4 MvA-S, punt 337 MvA-TK en punt 35 PA-TK).
Copydan-kopieën worden meegerekend). Uit punt 26 PA-TK blijkt dat TK zich hierbij aansluit. Het Sman-rapport is zo lang (een maand) voor het pleidooi in hoger beroep overgelegd dat HP c.s. voldoende tijd heeft gehad om haar daarop bij dat pleidooi (met verlengde pleittijd) te geven – en gegeven (zie de punten 48 e.v. PA-G) – reactie voor te bereiden, zodat er geen reden is om dit rapport buiten beschouwing te laten of om HP c.s. de gelegenheid te bieden daarop nog nader te reageren, zoals door haar bij pleidooi is verzocht (punten 4 en 5 PA-D/S). Overigens heeft de Staat met overlegging van dit rapport, waarmee alleen een reeds eerder gevoerd verweer is geconcretiseerd, niet de twee-conclusie-regel geschonden.
Privékopiëren – editie 2015’, waarvan in december 2015 een rapport is opgemaakt (het Veldkamp 2015-rapport; de
management summaryhiervan zal hierna worden aangeduid met de toevoeging ‘
-ms’). Aangezien dit rapport door TK al was overgelegd als productie T3 bij de op 9 februari 2016 genomen MvA-TK heeft HP c.s. negen maanden de tijd gehad om daarop een reactie bij pleidooi voor te bereiden. De tegen overlegging van deze productie en de andere bij de MvA-TK overgelegde producties gemaakte bezwaren (punt 4 PA-D/S) zouden, wanneer zij niet zouden zijn ingetrokken, dan ook ongegrond zijn geoordeeld.
ITV/TV Catchup’ heeft de ARl als ‘voornaamste doelstelling een hoog beschermingsniveau voor de auteurs te verwezenlijken, zodat deze een passende beloning voor het gebruik van hun werk kunnen ontvangen’ (punt 22). Kenmerkend voor het substitutiemodel is dat in het geval dat een consument een kopie maakt omdat dat nu eenmaal mogelijk is, maar niet een origineel zou hebben aangeschaft wanneer hij geen kopie had kunnen maken, er geen sprake is van schade. Deze situatie zal zich tamelijk vaak voordoen, met als gevolg dat bij een schadeberekening aan de hand van het substitutiemodel in veel gevallen de auteurs geen enkele beloning ontvangen voor het gebruik (kopiëren) van hun werken, hetgeen strijdig is met voormelde doelstelling van de ARl. Dit euvel kleeft niet aan een schadeberekening aan de hand van het licentiemodel. Daarom kan de keuze die in het Sman-rapport voor dit model is gemaakt, niet als onjuist worden bestempeld, en moet het in het PWC-rapport gebruikte substitutiemodel als niet-passend worden beschouwd.
ms-versie) is opgenomen met gegevens die zijn verkregen uit een steekproef onder in totaal 1.505 personen. Deze tabel ziet er als volgt uit.
in fine) – de tijd weergeeft die de gemiddelde Nederlander (en niet: de gemiddelde muziekconsument) besteedt aan de consumptie van op eigen apparatuur opgeslagen thuiskopieplichtige werken.
Hoeveel content heeft men op de dag van invullen live streaming geconsumeerd en vanaf apparatuur opgeslagen) geconsumeerd?’.
Consumptie’. Sheet 9 maakt immers duidelijk dat dit deelonderzoek is gehouden onder een andere populatie (n = 1.774 in plaats van n = 1.505) en gaat over ‘opslaan’, ‘delen met anderen’ en ‘verwijderen’, en niet over de consumptie van de hoeveelheid content.
(…). Op dit moment telt TNS NIPObase 218.108 respondenten uit 144.662 huishoudens. Hiervan zijn 133.278 mensen uit 59.832 huishoudens online benaderbaar.
Doelgroep: NL publiek 10+, n=1.505
Een “mixed mode” opzet
Hoeveel content heeft men op de dag van invullen live streaming geconsumeerd en vanaf apparatuur opgeslagen) geconsumeerd?
mixed mode’-opzet, is er geen grond om aan te nemen dat de deelnemers aan het Veldkamp 2015-onderzoek, en specifiek de deelnemers aan het onderzoek van sheet 25, ‘heavy users’ waren. Dat er een (in elk geval: ogenschijnlijke) discrepantie bestaat tussen de cijfers in kolom 5 van sheet 25 van het Veldkamp 2015-rapport en de cijfers van het SCP moet dus een andere oorzaak hebben. Over zo’n andere oorzaak is door HP c.s. echter niets naar voren is gebracht. Niet kan worden uitgesloten dat sprake is van een fout in of onvolledigheid van de SCP-cijfers zoals deze door HP c.s. zijn gepresenteerd, waarbij een rol speelt dat dit op summiere wijze is gebeurd: in deze procedure is van het SCP-rapport over de periode tot 2005 alleen de verkorte weergave uit het SONT-advies beschikbaar gesteld, en van het rapport over de periode daarna alleen een enkele tabel (in punt 56 PA-G), en niet het rapport zelf. Er is kortom door HP c.s. – hoewel dat op haar weg lag (rov. 3.5) – niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de gegevens in kolom 5 van sheet 25 van het (bij haar al lang bekende, zie rov. 4.2) Veldkamp 2015-rapport onjuist zijn.
Aantal in 1 jaar opgeslagen thuiskopieplichtige werken (= het aantal jaarlijks gemaakte thuiskopieën) (factor I
)
)
)
factor II, de tariefstelling. Voor de bepaling van het tarief voor muziekwerken is door Sman in hoofdstuk 4 van haar rapport aangesloten bij de vergoeding die streamingdienst Spotify per luisterbeurt betaalt aan rechthebbenden (blz. 15, onderaan, van het Sman-rapport). Het tarief is vastgesteld door van de opbrengsten uit streaming de kosten af te trekken en komt voor deze werken op € 0,0023997 (afgerond € 0,0024). De tariefstelling voor muziekwerken is gebruikt voor de tariefstelling van de overige categorieën werken (blz. 19 bovenaan, van het Sman-rapport). Voor bijvoorbeeld speelfilms is het tarief vastgesteld op € 0,0242390.
ms.In tabel 7 op blz. 8 van laatstgenoemd rapport-
ms– dat is sheet 26 van het rapport zelf – is vermeld dat in 2015 het aantal thuiskopieplichtige werken dat op maandbasis werd opgeslagen 597,8 miljoen bedroeg. In het Sman-rapport is dit geëxtrapoleerd naar 7.173,6 miljoen op jaarbasis, waarbij is inbegrepen een aantal van 70,8 miljoen voor games die echter buiten beschouwing moeten worden gelaten (blz. 13), zodat resteren 7.102,8 miljoen werken (zie ook tabel 10 op blz. 27).
factor III– is uitgewerkt in hoofdstuk 5 van het Sman-rapport. Ook de daarvoor benodigde gegevens zijn ontleend aan het Veldkamp 2015-rapport, waaronder tabel 10 van de
ms-versie daarvan (= de tabel van sheet 25 van het rapport zelf), zie blz. 24, bovenaan (met inbegrip van noot 27), van het Sman-rapport. Bijvoorbeeld: de beluisterfactor voor muziek is berekend aan de hand van de 19 minuten die volgens kolom 6 van die tabel gemiddeld vanaf eigen opslag naar muziek wordt geluisterd, en komt uit op 1,76. Voor de andere categorieën werken is deze factor vastgesteld op waarden tussen dit getal en 1,00 (zie tabel 11 op blz. 28 van het Sman-rapport).
Copydan-kopieën buiten beschouwing gelaten.
Copydan-kopieën.
in fine– is onderbouwd dat in de jaren 2012, 2013 en 2015 de rechthebbenden schades volgens de criteria van
Padawanen de daarop volgende HvJEU-rechtspraak hebben geleden van achtereenvolgens 31, 28 en 23,5 miljoen euro.
in fine, met het PWC-rapport uit 2012 – moeten die stellingen van de Staat c.s. voor juist worden gehouden.
ACI/Thuiskopie-HR heeft de HR hierover twee deelregels geformuleerd, te weten:
[h]erziening van het stelsel van voorwerpen en heffingen (…) noodzakelijk is om te bewerkstelligen dat Nederland blijft voldoen aan de verplichtingen in (de ARl)’ en dat ‘
[i]n het advies van de SONT (…) tevens rekening (is) gehouden met arrest van het Hof van Justitie in (Padawan)’. Hieruit blijkt dat de Kroon met de 2012/2015-AMvB’s niet iets anders voor ogen heeft gestaan dan het getrouw omzetten van de ARl. De betwisting hiervan door HP c.s. (punt 28 MvG; punt 16 MvA-inc) wordt als ongefundeerd gepasseerd.
grief 5 van HP c.s., inhoudende dat in de 2012/2015-AMvB’s ten onrechte smartphones, computers, externe HDD drives en tablets als heffingsplichtige voorwerpen zijn aangewezen (MvG onder 155, punt 13 PA-D/S i.v.m. punt 38 van de conclusie van repliek). Volgens HP c.s. worden deze voorwerpen immers niet of nauwelijks gebruikt voor het maken van privé-kopieën, maar worden zij voor een groot deel gevuld met materiaal dat buiten de reikwijdte van de thuiskopie-exceptie valt, zoals software, eigen foto- en videomateriaal en tekstbestanden.
Copydan, punten 26 en 27), tenzij zij zo weinig voor privé-kopiëren worden gebruikt dat de schade voor de rechthebbenden minimaal is, in welk geval het mogelijk is dat geen verplichting bestaat om de compensatie te betalen (
Copydan, punten 28 en 29). HP c.s. heeft – hoewel dat op haar weg lag – echter niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de schade voor de rechthebbenden minimaal was. Verder kan erop gewezen worden dat in bijlage C bij het SONT-advies voor smartphones, computers, externe HDD drives en tablets het heffingsplichtig gebruik is vastgesteld op 10-20% van de totale capaciteit en dat hieruit volgt dat er rekening mee is gehouden dat de capaciteit voor een groot deel – dus voor ongeveer 80-90% – wordt gevuld met niet-heffingsplichtig materiaal, zoals HP c.s. heeft gesteld. Haar grief 5 stuit op dit alles af.
grief 2 van HP c.s.– waarin wordt aangevoerd dat de in de 2012/2015-AMvB’s opgenomen schadebedragen te hoog zijn – wordt het volgende vooropgesteld. In
Padawanis het uitgangspunt neergelegd dat de billijke vergoeding moet worden berekend ‘op basis van het criterium van de schade’ die door de auteurs is geleden. Dit betekent dat de billijke vergoeding, het stelsel waarop zij berust en het niveau ervan ‘verband (moeten) houden met de schade geleden door de rechthebbenden als gevolg van het kopiëren voor privégebruik’ (
Copydan, punt 21). Door het HvJEU is dit uitgangspunt als volgt uitgewerkt (in o.m.
Amazonen
HP/Reprobel):
Padawan, punt 37;
Amazon, punten 20 en 40);
Amazonpunt 51);
HP/Reprobel, punten 69-72).
grief 4 van HP c.s.– inhoudend dat ‘niet Rome’-uitvoerend kunstenaars, met name Amerikaanse acteurs, ten onrechte zijn meegenomen bij de bepaling van (de hoogte van) de tarieven in de AMvB’s – hebben de Staat c.s. in hoger beroep, en ook al in de eerste aanleg, gemotiveerd ingebracht dat het hier hooguit om een klein, niet significant deel gaat (punten 2.5.1-11 van de conclusie van dupliek van de Staat; punten 5.2.13.1 MvA-S; punten 137-143 MvA-TK). Dit is door HP c.s. niet weerlegd. Voor zover Argument D/grief 4 strekt ten betoge dat de in de AMvB’s opgenomen heffingsbedragen te hoog zijn, kan dat dus slechts weinig te hoog zijn en is het onder 9.9 overwogene van overeenkomstige toepassing, in aanmerking ook nemend dat, naar onder 8.1 tot uitdrukking is gebracht, het ervoor moet worden gehouden dat de aan het Sman-rapport ontleende schadebedragen niet tevens zien op niet-Rome materiaal: HP c.s. heeft niet aangevoerd dat bij de vaststelling van het aantal thuiskopieplichtige thuiskopieën in het Veldkamp 2015-rapport (zie rov. 7.4) zulk materiaal is meegerekend. Voor zover Argument D/grief 4 strekt ten betoge dat de Amerikaanse auteurs in de AMvB’s ten onrechte niet zijn uitgesloten, wordt over het hoofd gezien dat de tekst daarvan die uitsluiting toelaat, zodat, vanwege RC-Deelregel I, de AMvB’s dienovereenkomstig moeten worden uitgelegd. Ook grief 4 is dit alles overziend vergeefs voorgesteld.
de grieven 7 en 8 van HP c.s.berusten op het juiste uitgangspunt dat geen thuiskopievergoeding is verschuldigd voor kopieën die worden gemaakt voor zakelijk gebruik (punt 190 e.v. MvG; punten 11 en 18-23 PA-D/S). Op grond van de 2012/2015-AMvB’s moet echter ook een heffing worden betaald voor bijvoorbeeld een laptop die alleen voor zakelijk gebruik wordt aangeschaft; er wordt geen onderscheid gemaakt tussen aanschaf voor zakelijk gebruik en voor privé-gebruik. Het HvJEU heeft evenwel aanvaard dat een dergelijk stelsel zonder onderscheid in overeenstemming kan zijn met de ARl indien aan twee voorwaarden is voldaan:
Microsoft/SIAE, punten 34-37. Uit punt 55 (juncto punt 36) van dat HvJEU-arrest blijkt dat – anders dan HP c.s. lijkt te willen betogen in punt 19 PA-D/S – een dergelijk stelsel ook in het geval dat wordt aangetoond dat de apparaten of dragers zijn aangeschaft voor duidelijk andere doeleinden dan kopiëren voor privé-gebruik, niet noodzakelijkerwijs een vrijstellingsregeling hoeft te bevatten, als het maar voorziet in een doeltreffend recht op teruggave.
Microsoft/SIAE, waar HP c.s. zich ter onderbouwing van die stelling op heeft beroepen. Het HvJEU legt het EU-recht uit en beoordeelt daardoor of dit zich verzet tegen een nationale regeling met een bepaalde inhoud, doch laat zich niet in met de vraag hoe een nationale regeling moet worden ingericht en vormgegeven. Voormelde stelling van HP c.s. vindt ook overigens geen steun in het recht en wordt verworpen.
grief 1 van HP c.s.faalt. De richtlijnconforme uitleg van de AMvB’s heeft tot gevolg dat zij niet strijdig zijn met de ARl. Voor zover de vorderingen van HP c.s. zijn gebaseerd op het standpunt, dat van zo een strijdigheid wel sprake is, zijn zij niet toewijsbaar.
grief 1 van de Staaten de
enige grief van TKin de incidentele appellen waarmee wordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de 2012/2013-AMvB’s strijdig zijn met het verbod van willekeur.
Landbouwvliegers’ (NJ 1987, 251) op zichzelf niet tot onverbindendheid van de AMvB’s kan leiden (zie o.m. MvA-TK punten 310-313). Ook andere door HP c.s. geuite motiveringsklachten (zie bijv. rov. 9.8.
in fine) kunnen om deze reden niet slagen.
grief 9heeft HP c.s. aangevoerd dat een brief van haar van 11 oktober 2012 met commentaar op het concept SONT-advies en de voorlopige resultaten van een in haar opdracht uitgevoerd PWC-onderzoek (zie rov. 2.2 bij A) geen rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het SONT-advies, en dat haar standpunten derhalve niet of onvoldoende zijn meegewogen bij de totstandkoming van de (mede) op dat advies gebaseerde 2012/2015-AMvB’s.
de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn tot de daarmee te dienen doelen’ – ertoe het willekeurverbod, het materiële zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel te codificeren. Hetgeen onder 11.3 en 11.4 naar aanleiding van de gestelde overtreding van het willekeurverbod is overwogen, is hier dan ook van overeenkomstige toepassing: om de daar genoemde redenen kan niet worden aangenomen dat het materiële zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.
grieven 10 en 11 van HP c.s.en de
incidentele grieven 2 t/m 5 van de Staatonbehandeld blijven.
Copydan-kopieën mee te rekenen. In het midden kan nu blijven in hoeverre een billijke vergoeding verschuldigd is voor (
Copydan-)kopieën waarvoor de rechthebbenden niet alleen toestemming hebben gegeven maar waarvoor zij ook al betaling (hebben) ontvangen, zoals bij iTunes-downloads en bij een Spotify-abonnement met download-optie waarvoor de abonnee meer moe(s)t betalen dan voor een gewoon streaming (premium-)abonnement, zie punt 100 van de conclusie van antwoord van TK.